Wie wel eens in een abdij komt en er het gebed van de monniken meemaakt, zal het opvallen hoe de monniken diep buigen vóór of na het gebed. Dat zijn geen ruglijders, denk je dan, want het is geen flauwe buiging die ze maken, neen, het is een diep naar de grond toegekeerde beweging. Dat doen ze uit eerbied voor God.
Hemel en aarde verbonden
In het Boek van de Schepping lezen we (Genesis 9,8-15) dat God buigt voor ons, mensen. De zondvloed was over de aarde gegaan en had alles weggespoeld. De Heer schrikt van wat Hij heeft aangericht. Nu sluit Hij opnieuw een verbond met de mensen. Nooit meer zal zo’n kwaad de mens overkomen, zegt Hij. Alle levende wezens mogen zich verzekerd weten van zijn trouw en liefde voor hen. Als teken daarvan plaatst God de Heer een boog in de wolken.
Bij die boog moeten we niet direct denken aan een regenboog, hoe mooi ook. De boog waarover het hier gaat is een strijdboog, het aanvalswapen dat in oorlogen werd gebruikt. De boog staat symbool voor de macht van wie hem in zijn bezit heeft. Als God dus zijn boog in de wolken zet, drukt de Bijbelse schrijver daarmee uit dat God zijn almacht aflegt. God maakt als het ware een buiging voor zijn schepping. Hij legt de mensen niets op, maar biedt hen de kans om in vrede en verstandhouding met Hem te leven. Hij legt de opdracht om van deze aarde iets te maken in onze handen. Zelf is Hij een weerloze God. Het kan maar lukken als wij mensen daar vrij antwoord op geven. Zo verbindt de hemel zich met de aarde.
Buigen naar mensen
De verbondenheid tussen hemel en aarde heeft op de meest sterke wijze gestalte gekregen in een mens, in Jezus. In het evangelie van deze zondag (Marcus 1,12-15.) vernemen we hoe Jezus naar de woestijn gedreven wordt om er zijn roeping beter te leren herkennen. Hij buigt niet voor de macht van een kwaadwillige tegenstander. De enige voor wie hij buigt, is God. En vandaaruit zal Jezus bewogen worden naar andere mensen, zal hij buigen voor zieken en zwakken, voor wie gevallen of verstoten zijn. Hij zal zich heel diep naar hen toebuigen, hen de hand reiken en hen helpen opstaan. Zoals hijzelf met Pasen is opgestaan uit de dood. Dat vieren we weldra – of we dat samen zullen vieren, weten we nu nog niet, maar we bereiden er ons op voor dat dit nog niet zal kunnen. Toch vatten we de weg aan daarheen. We mogen dat doen in het vertrouwen dat God met ons meegaat, dat Hij diep voor ons buigt en ons zo leert ook te buigen voor elkaar, voor zwakken en kleinen het eerst van al. Moge de komende veertigdagentijd ons helpen te groeien in die houding van echte eerbied voor Hem en voor elkaar.
(jh)