1 SAMUËL 26, 2.7-9.12-13.22-23
Eerste lezing uit het eerste boek Samuël
In die dagen begaf Saul zich met drieduizend uitgelezen Israëlieten
op weg naar de woestijn van Zif om David daar te zoeken.
David en Abisaï kwamen in de nacht bij het leger aan
en daar lag Saul in het wagenkamp te slapen.
Zijn lans stond bij zijn hoofdeinde in de grond gestoken.
Abner en zijn mannen lagen in een kring om hem heen.
Toen zei Abisaï tot David: "Nu levert God uw vijand aan u over.
Laat mij hem met zijn eigen lans aan de grond priemen!
Eén stoot en hij is er geweest!"
Maar David zei tot Abisaï: "Neen, dood hem niet!
Wie slaat ongestraft de hand aan de gezalfde van de Heer?"
David nam toen de lans en de waterkruik weg van het hoofdeinde van Saul
en zij trokken zich terug.
Niemand zag het, niemand merkte iets, niemand werd wakker;
iedereen sliep door, want de Heer had hen in een diepe slaap gedompeld.
Toen David aan de overkant gekomen was, ging hij ver weg op een berg staan,
zodat er een grote afstand tussen hen was.
Hij riep Saul en zei:
"Koning, hier is uw lans,
laat een van uw mannen hem maar komen halen.
De Heer zal ieders rechtschapenheid en trouw vergelden,
de Heer had u vandaag aan mij overgeleverd,
maar ik heb de hand niet willen slaan aan zijn gezalfde."
1 KORINTIËRS 15, 45-49
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte
Broeders en zusters,
de eerste mens, Adam werd een levend wezen.
De laatste Adam werd een levendmakende Geest.
Maar het geestelijke komt niet het eerst;
het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke.
De eerste mens, uit de aarde genomen, is aarde;
de tweede is uit de hemel.
Zoals de eerste mens van aarde, zo zijn alle aardse mensen,
zoals de hemelse Mens, zo zullen alle hemelsen zijn.
En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen
zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.
LUCAS 6, 27-38
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
"Tot u die naar Mij luistert zeg Ik:
Bemin uw vijanden, doe wel aan die u haten,
zegen hen die u vervloeken en bid voor hen die u mishandelen.
Als iemand u op de ene wang slaat keer hem ook de andere toe;
en als iemand uw bovenkleed van u afneemt,
belet hem niet ook uw onderkleed te nemen.
Geef aan ieder die u iets vraagt,
en als iemand wegneemt wat u toebehoort eis het niet terug.
Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen,
moet gij ook hen behandelen.
Als ge bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan?
Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben.
Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan?
Dat doen de zondaars ook.
Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen,
wat voor recht op dank hebt ge dan?
Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen.
Neen, bemin uw vijanden, doe goed
en leen uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen.
Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste,
die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten.
Wees barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.
Oordeel niet, dan zult ge niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet, dan zult ge niet veroordeeld worden.
Spreek vrij en gij zult vrijgesproken worden.
Geef en u zal gegeven worden:
een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten.
De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken."
Printvriendelijke versie van de lezingen
INGESPROKEN LEZINGEN