Deze decanale kerk is een neo-gotische hallenkerk met een zeer lange en boeiende geschiedenis waarvan de eerste schriftelijke bronnen teruggaan tot het jaar 1109. Tijdens de eerste helft van de veertiende eeuw kwamen er twee zijkoren bij. Hierdoor werd de kerk rechthoekig en telde ze drie beuken. Hoe de eerste kerk er uitzag is niet bekend. Kan. J. Brys heeft het over een kruiskerk in veldsteen, met
een koor, een beuk, een toren in het midden en nog twee altaren in de armen van het kruis.
Volgens Brys werd de kerk al in de dertiende eeuw vergroot door het aanbouwen van twee zijbeuken. In het document van 1105 wordt vermeld dat de kerk synode recht heeft. Sommige auteurs leiden hieruit af dat ze zoals andere soortgelijke kerken reeds in de negende of tiende eeuw kan ontstaan zijn. In z'n lange geschiedenis werd de kerk meermaals geplunderd, vernield en heropgebouwd. Een eerste maal in 1382, door de Gentenaren. Het herstel duurt tot 1440. In 1452 en in 1453 komen de Gentse Witte Kaproenen en de soldaten van Filips de Goede ze opnieuw verwoesten. In 1544 wordt de kerk opnieuw uitgebreid: het hoofdeinde van het hoogkoor en zijkoren worden bijgebouwd.
In 1579, ten tijde van het calvinisme, steken de zogenaamde Malcontenten (=katholieke verzet), de kerk in brand. In 1587 wordt de kerk nogmaals geplunderd door vrijbuiters uit Sluis. Pas in 1611 kan de kerk opnieuw gebruikt worden en in 1623 is ze hersteld.
In 1635 vinden we een eerste afbeelding van de kerk in het landboek Lowys. Tijdens de Dertigjarige oorlog (1618-1648) krijgt de kerk het opnieuw zwaar te verduren. Op 25 september 1645 wordt de kerk door soldaten van Lodewijk XIV platgebrand. Eerst blijft de toren staan, maar ook deze stort in in het jaar 1649.
Het herstel duurt van 1646 tot 1720. Maar ook tijdens het herstel, in de jaren 1695-1696 komen de Fransen opnieuw langs. De gardiaan van het patersklooster beschrijft: "Ze staken de huizen in brand, plunderden de kerken, jonge meisjes, weduwen en getrouwde vrouwen beroofden ze van hun klederen, bonden ze naakt aan de bomen. De priesters lieten ze amper hun hemd op het lijf. Alle heilige vaten werden gestolen, het Allerheiligst Sacrament werd onder de voeten vertrappeld; ze smeerden hun schoenen in met heilige Olie, deden hun onreinheden in de doopvont, met één woord, al wat gewijd en heilig was, werd door hen geschonden."
Tijdens een onderzoek in 1905 stelt men vast dat de toren uit zijn evenwicht is koen te staan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Tielt (als hoofdstad van het ‘Etappengebied' minder te lijden. Ook aan de kerk is dus nauwelijks schade. Maar in een brief van 22 april 1920 lezen we: "La tour, (...) n'a pas pu résister aux ébranlements qui se sont produits de 1914 à 1918, au cours de la guerre. On sait, en effet, que pendant tout ce temps, la ville de Thielt a subi de très fréquentes explosions d'obus etc. lancés par les avions militaires ."
In 1924 wordt de toren dan ook afgebroken en heropgebouwd in dezelfde stijl. Tijdens de Tweede Wereldoorlog evenwel wordt het kerkgebouw niet gespaard. Op 26 mei slaat het noodlot hard toe: het gebouw wordt zwaar getroffen, terwijl een aantal gelovigen en enkele priesters binnen zijn. De klokken slaan door het gewelf en vernielen het bovendeel van de preektsoel. De kerk brandt gedeeltelijk af, maar de stenen gewelven houden stand en het gebouw wordt grotendeels bewaard. De schade is evenwel aanzienlijk: torenspits, daken en hoogzaalgebouw
branden volledig uit. In 1951 wordt de oorlogsschade gerestaureerd. In 1990 wordt duidelijk dat een grondige restauratie zich opdringt. Op initiatief van pastoor-deken
Buyse en de kerkfabriek op 3 juli 1994 gaan de werken van start vanaf 1999. Ze werden voltooid in 2005. Kostprijs: 2.300.000 euro.
Bron: brochure Sint-Pieterskerk, Kurt Martens, 2005.