Ik heb dat altijd als shockerend beleefd, elk jaar opnieuw als ik voorging in de liturgie van palmzondag in de abdij: ‘Hosanna!’ roepen op het voorplein van de kerk en minder dan een half uur later hoor je dan het passieverhaal. Het zijn diezelfde mensen die roepen: ‘Kruisig Hem!’
Je zou kunnen denken: als ik toen geleefd zou hebben, had ik het niet zo gedaan. Wel, daar ben ik niet zo zeker van. Ik zou antwoorden: ‘Tja, zo zitten we in elkaar’.
Men had niet gezien wie Hij eigenlijk is. Het is het hoofdthema in het Marcusevangelie dat we dit jaar lezen. Heel die passage van Palmzondag wordt bijna alleen maar geconstrueerd rond het feit dat Jezus op een veulen zit. Bij Marcus gaat het daarover: Jezus zit niet op een strijdpaard. Hij is de nederige koning, Hij is de koning van de vrede. De mensen zien Jezus de genezer, maar ze zien te weinig het symbool dat de identiteit van Jezus uitdrukt.
Enkele verzen verder is het dezelfde Jezus, Hij blijft dezelfde; maar wij veranderen van register naargelang het ons uitkomt. ‘Hosanna, red ons!’ ofwel ‘Kruisig Hem, dat Hij maar verdwijnt!’ Palmzondag drukt die twee uit en we worden met onze neus op de feiten geduwd: niet alleen op wie Jezus is, maar ook op wie we zelf zijn.
Dan moet ik mezelf de vraag stellen: wie is Jezus voor mij? Is het alleen maar Iemand van wie ik het heil verwacht, de genezing – het komt mij goed uit van gelovig te zijn. Of volg ik Hem ook op zijn weg naar het kruis?
Jezus heeft gezegd: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, Hij moet zijn kruis opnemen’. Dat is minder aangenaam natuurlijk, en met welke perspectief? Palmzondag is één van de dagen die mij het meest uitdagen als het gaat om mijn gevoelens ten aanzien van Jezus.”