‘Seppe, alles is van God.’
‘Ja, Seppe, alles is van God. De meester heeft het gezegd: ’al-les- is - van - God.’
‘Ja maar, Gusje, dat gras hier, is dat dan ook van God?’
‘Ja, Seppe, alles is van God.’
‘En die kruiwagen, Gusje, is die ook van God?’
‘Ja, alles is van God, Seppe.’
‘En mijn pijp dan?’
‘Alles is van God Seppe!’
‘En die kiekens daar in ’t kot, Gusje, zijn die dan ook van God?’
‘Ja, Seppe, alles is van God.’
Seppe begon luidop te wenen, bollenzakdoek aan de ogen….
‘Boehoe, Gusje, maar dan heb ik niets meer….niets meer.’
Gusje trok Seppe aan zijn mouw.
‘Ge moet niet wenen, Seppe. Ge zult zeker wel één of twee kiekens mogen houden van God.’
Dat wij ons hechten aan ons bezit, is zo menselijk. ‘Alles is van God’ klinkt niet van deze tijd. Als je het letterlijk neemt zoals Seppe, is het ook lachwekkend.
Toch vind ik het wel een mooie gedachte die tegen ons verlangen om te bezitten indruist. Ik ben geboren zonder iets en als ik sterf, neem ik niets mee.
‘Alles is van God’ betekent dat je respect opbrengt voor de natuur en de dingen, zoals je zorgzaam omgaat met het bezit van een vriend. Vriend God gaf ons die kiekens om goed voor te zorgen