Guy Jaenen (Hofstade) vertelt over de betekenis van zijn doopsel:
Goede morgen beste medepelgrims in het spoor van Christus.
Door ons doopsel worden wij allen uitgenodigd om als pelgrim met het Woord van Christus door het leven te gaan. De Ierse zangeres Enya verwoordt het aldus:
“Elk hart is een pelgrim.
Pelgrim, hoe reis je op de weg die je koos
Om te ontdekken Waarom de winden gaan liggen
En waar de verhalen heengaan.
Pelgrim, het is een lange weg om te ontdekken wie je bent”.
Beste medepelgrims,
Deze intredewoorden sluiten aan bij mijn tweestrijd i.v.m. met de keuze voor mijn verdere levensrichting, die ik meedraag sinds de paasvakantie 1955, mijn derde jaar hoger onderwijs in België. Op uitnodiging van onze titularis eerste jaar humaniora, de Jezuïet pater Somers, waren wij met een groep oud studenten van het college in Bukavu, met de fiets, voor 6 dagen op retraite in de abdij van Orval. Vele jaren stelde ik mij volgende vraag: “Zou ik ja dan neen kiezen voor een intrede bij de paters Trappisten van Orval”?
Voor de eerste keer in 1957 bij het einde van mijn studies en de aanvang van mijn militaire dienst en opleiding, en voor de tweede maal in 2005 bij het overlijden van mijn vrouw werd ik ermee geconfronteerd. Door mijn militaire opleiding ging het niet door. Bij het overlijden van mijn vrouw verliep het anders. Die vraag bleef ik verder meedragen.
Op 30 september 2010, na een lange meditatie en bijwonen van de Eucharistieviering in de Kathedraal, verliet ik voor de 4de keer Santiago de Compostela. Tijdens mijn meditatie kreeg ik het gevoel van de bevestiging van mijn 3de camino nl. dat mijn tweestrijd gestreden was. Dat gevoel werd versterkt door de ontluikende vriendschapsrelatie met Jeannine en haar gezin. Die bevestiging kreeg ik nadien ook na individuele pelgrimages naar Orval en andere bedevaartplaatsen en verkoos ik dan om verder te blijven leven tussen de brede bevolking, de families, de vrienden en kennissen, en mijn taak als permanent diaken verder te zetten.
Door de benoeming, in februari 2020, van de Abt van Orval Lode Van Hecke, tot Bisschop van Gent, is de trappisten spiritualiteit duidelijk aanwezig in ons bisdom.
Bij mijn doopsel door een Witte Pater van Afrika in de kerk van Kigali in 1935, kreeg ik de Franse voornaam Guy, met als patroonheilige Guy (gewijde) van Dampierre. Geboren in Kigali, hoofdstad van het verre Rwanda, als een van de talrijke kinderen van 2 rasechte Vlamingen, een Limburgse vader uit Zonhoven en een Oost-Vlaamse moeder uit Waarschoot met de onmogelijke gedachte een of ander dialect te gaan spreken. Dan maar ABN praten…
Dankbaar heb ik mijn schoolse opleiding van mijn 5 jaar af tot mijn 22 steeds in katholieke scholen mogen afwerken. Zij lagen allemaal heel ver van huis, dus altijd op internaat. De lagere school bij de Witzusters van Afrika in Butare, met, in die tijd reeds, een gemengd pensionaat voor meisjes en jongens. Zo iets was in België toen ondenkbaar. De jongens moesten wel weg op 12 jarige leeftijd. Het secundair onderwijs bij de paters Jezuïeten en Broeders Maristen in Bukavu. Het hoger onderwijs in de Hogere Technische School Aalst. Nu het VTI. Hoger onderwijs kon toen niet in Kongo of Rwanda.
Het bidden leerden wij van kindsbeen af van onze ouders en kregen wij ook mee van onze opvoeders, onderwijzers en leerkrachten. Ik blijf er hen altijd dankbaar voor. Bij het slapen gaan bid ik nog steeds een gebed dat mijn moeder mij aanleerde. Een gebed gericht tot het H.Hart van Jezus.
Mijn vormsel kreeg ik van de Bisschop van Bukavu, in de kathedraal, zonder enige speciale, voorafgaande catechetische voorbereiding.
Mijn huwelijk met Emilienne, een jonge dame uit Hofstade die actief was in de sociale dienst van het Belgisch leger voor de inlandse vrouwen, op de militaire basis van Kamina, werd er ingezegend door de hoofdaalmoezenier van de basis, Padre Thils.
Ons eerste kindje werd daar ook geboren. Het werd gedoopt door dezelfde priester.
Op de basis van Kamina was Emilienne ook actief als leidster van de autochtone Chiro en ikzelf van de autochtone Katholieke Scouts. Wij mochten beiden meter en peter zijn bij de doop van 100 Chiro meisjes in één en dezelfde viering in de tuin rond het kerkje van de basis. Het doopsel werd individueel toegediend aan elke dopeling.
In december 1960 keerden wij terug naar Vlaanderen, naar Hofstade. Weg uit de oorlog in Kongo.
Hier begon voor mij een periode van twijfelachtig en vragend zoeken. Niet in het geloof dat ik had meegekregen. Dat blijft nog altijd stand houden. Het werd een aarzelende zoektocht naar een plaats, een kerk, waar wij dezelfde geloofservaring konden beleven als ginds in Afrika. Die zoektocht bracht ons groeiend gezin van kerk naar kerk in het Aalsterse om er met de plaatselijke gemeenschap Eucharistie te vieren. Uiteindelijk belandden wij in de St. Jozefkerk in Aalst waar een van de onderpastoors missionaris was geweest in Kongo. In deze kerkgemeenschap werden wij opgenomen. Ik mocht lid zijn van het plaatselijke kerkkoor. Onze kinderen gingen naar de St. Jozefschool in de nabijheid van de kerk.
In 1976, op een woensdagavond, kwam ik na mijn dagtaak thuis en vernam van mijn vrouw dat zij het bezoek had gekregen van de nieuwe pastorale herder van Hofstade, E.H.Devos. Hij was op bezoek bij de mensen uit de buurt in verband met St. Pieters penning. Hij sprak zijn grote verwondering uit bij het zien van de christelijke tekens in ons huis, ons gezin nooit in de kerk te hebben ontmoet. Daarop antwoordde mijn vrouw : “op die vraag is een gesprek met Guy misschien aangewezen”. Dezelfde avond contacteerde ik pastoor Devos en werd een datum voor een gesprek vastgelegd. Het werd voor mij een openbarend en duidelijk gesprek. Ik werd meteen opgenomen in de plaatselijke parochiale wekgroep liturgie waarin onder - pastoor Claus eveneens actief was. Dit was het begin van mijn parochiale inzet in Hofstade, en dat vlammetje is minder jong geworden maar het brandt nog steeds.
Zo mocht ik dankbaar lector en voorzanger worden in de Eucharistievieringen. Met onze 6 kinderen en mijn schoonouders waren wij van dan af altijd aanwezig in de vieringen op zondag en hoogdagen in Hofstade.
Het kunnen zingen is een gave die ik van ons moeder meekreeg. Zij zong solo, in Kigali, elk jaar, de nachtmis, voor alle aanwezigen, wie zij ook waren, autochtonen en allochtonen . Ik ben dankbaar dat ik in Hofstade deel mag zijn van het koor Vocaline, vroeger Avondluister. Samen met mijn vrouw die aangesteld was als Godsdienstlerares in Gijzegem en Denderleeuw volgde ik ’s zaterdags de les in het instituut voor godsdienstwetenschappen van het bisdom Gent.
In de lente 1987, in de zondagse Eucharistieviering werd de homilie met als thema “het Permanente Diaconaat” uitgesproken door de permanent diaken Karel Gijsel uit Wichelen. Hij zou een bijzondere vriend worden.In het naar huis rijden na die viering, stelde een van onze dochters volgende vraag: “Va, is dat niet iets voor jou, het Permanente Diaconaat”? De vraag van ons Mieke die mij overviel, was voor mij een bewijs dat o.a. zij heel goed wist en voelde hoe ik ineen zat. Het bracht mij tot diep nadenken en regelmatig over die vraag te praten en mij hierover verder te informeren.
In diezelfde lente diende ik dan officieel mijn aanvraag tot kandidaat in, bij Mgr Van Peteghem, onze toenmalige Bisschop. In oktober mocht ik aan de 3 jaar durende opleiding en voorbereiding beginnen. Op zondag 28 oktober 1990, op 55 jarige leeftijd, werd ik tot Permanent diaken gewijd in de Kathedraal van Gent. Mijn aanstelling gebeurde in Hofstade door Deken De Smet op 3 november daarop volgend.
Een kleine anekdote bij mijn kandidatuurstelling: vanuit het Bisdom werd mij om een doopselbewijs en een huwelijksbewijs gevraagd. Wat een gelukkig man was ik dat mijn vader nog een originele doopakte vond in zijn archieven en dat ik de aalmoezenier nog kon terugvinden via het leger, die mij dan een kerkelijk huwelijksattest kon bezorgen.
Dank aan God dat ik mij vanaf mijn wijding verder mocht en kon ten dienste stellen aan de Kerk en de gemeenschap. Dankbaar dat ik naar jullie allen toe, met hart en ziel als gedoopte pelgrim van Christus, tot op heden, en binnen mijn beperkingen nog steeds behulpzaam mag zijn.
Graag wil ik afsluiten met een onbeperkte “ DANK “ aan GOD voor heel mijn leven waarin Hij mij het ontelbare aantal mensen, collega’s, verenigingen, groeperingen, organisaties, medebedevaarders en brancardiers, liet ontmoeten op mijn levens pelgrimstocht, elk met hun eigen verhaal en levensovertuiging. In hen mocht ik Christus herkennen. Dank dat ik met hen in vertrouwen mocht actief zijn, feesten en rouwen. Dat ik naar hen mocht luisteren, hen begeleiden, bijstaan, helpen. Hen de H. Sacramenten toedienen in de kerk, thuis, in het ziekenhuis en de rustoorden. Ik voel mij hierbij telkens gedragen door De Heer.
Een bijzondere dank ook naar de bescheiden priesterfilosoof, verantwoordelijke voor onze diakenopleiding. Hem aanspreken, als Vicaris, moest met Jef of Jozef. Als Aartsbisschop Kardinaal Jozef De Kesel blijft Hij even bescheiden. Dank u wel Monseigneur. DANK U WEL OOK voor jullie begrip en vergeving voor mijn momenten van menselijk falen.
Het moge jullie, jullie families, vrienden en kennissen en de hele mensheid goed gaan. Moge er vrede komen in de wereld. Met Gods zegen. Amen.