DE SINT-PETRUS EN PAULUSKERK TE BACHTE
Over de oudste bouwgeschiedenis van het kerkje van Bachte is niets geweten: nergens zijn documenten hierover bewaard. De romaanse overblijfselen aan het gebouw laten hoogstens toe de 11de of 12de eeuw als bouwperiode voor te stellen. In die periode begon men immers Doornikse kalksteen te gebruiken als bouwmateriaal i.p.v. hout, waarmee de eerste kerkjes in Vlaanderen waren opgetrokken. Deze Doornikse steen is te vinden aan beide zijkanten van het kerkje.
In de 15de eeuw zou het romaanse koor van de kerk vervangen zijn door het huidige vijfzijdige koor, dat in baksteen opgetrokken is boven een dikkere plint van Ledische zandsteen. De insprong die dit gotische koor tegenover de beuk vertoont (98cm langs weerszijden) doet sterke vermoedens rijzen dat het gebouwd werd op de romaanse fundamenten.
Over de lengte van het oorspronkelijke koor is niets geweten, maar er wordt niet uitgesloten dat de langsmuren van het huidige koor de lengte ervan aanduiden. Opgravingen zouden hierover ongetwijfeld zekerheid verschaffen.
Geschiedkundigen menen tevens dat het koortje afgesloten was door een vlakke oostwand, maar ook hier zouden opgravingen meer aan het licht kunnen brengen.
Wanneer het kerkje dan voorzien werd van een torentje, is ook al onbekend. Wel zien we op een kaart van Bachte uit 1659 een summiere afbeelding van de kerk, met een torentje dat als een dakruiter boven de oostgevel werd gebouwd. Wanneer dat torentje verplaatst erd naar de voorgevel, is ook weer niet bekend. Misschien gebeurde dit wel in de 18de eeuw, samen met een aantal belangrijke herstellingen aan het gebouw.
Op het huidige gebouw is duidelijk af te lezen welke ingrijpende wijzigingen de kerk in de jaren 1700 inderdaad heeft ondergaan. De romaanse langsgevels in breuksteen werden tot op een hoogte van ongeveer 2,60m boven het huidige maaiveld neergehaald en heropgetrokken in baksteen. Onder deze baksteen werden de Doornikse stenen in onregelmatig verband (opus inceertum) gemetseld.
Na herstel- en verbouwingswerken in 1856 (o.a. de bouw van de sacristie) werd het gebouwtje in het begin van de 20ste eeuw, dank zij pastoor Dutry, vergroot. Bij die gelegenheid werden ook de barokke ramen van de beuk door gotische vervangen. De beukmuren werden elk met twee traveeën tot vijf verlengd en boven de nieuwe westgevel in baksteen werd het oude klokkentorentje opgetrokken.
In het interieur richten we onze blikken eerst op het eikenhouten koorgestoelte, dat momenteel opgesteld staat in de buurt van de beide zijaltaren. Het jaartal 1666 staat duidelijk ingekerfd in de kroonlijst van één van de twee koorbanken.
De doopvont (die niet nieuw werd aangekocht) is heel merkwaardig en werd op Pasen 1671 plechtig ingewijd. De kunsthistorici zijn het erover eens dat ze uit de 16de eeuw dateert, terwijl het koperen deksel 18de eeuws is.
De biechtstoel is van de hand van Deinzenaar Joannes Intbroeck en dateert uit 1796. Enkele jaren nadien werd de kerk dan verrijkt met een preekstoel van de hand van dezelfde beeldhouwer. En ook de communiebank (nu opgesteld in het koor van de kerk) zou uit die periode dateren.
Verder bevat de kerk een schilderij “Jezus wordt van het kruis afgenomen” door een 18de-eeuwse Vlaamse School. Het schilderij toont tevens het wapenschild van de adellijke familie Della Faille.
Het schilderij op het hoogaltaar, dat St.-Petrus voorstelt die de sleutels van de hemel ontvangt, is een verhaal apart. Bij restauratie eind jaren 1970 in het Centrum van Conservatie (Museum voor Schone Kunsten Gent) was de verrassing groot toen bij het afnemen van het doek de handtekening van Filips Karel Marissal tevoorschijn kwam. Deze Marissal (1698-1770) is vooral gekend als de stichter van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Er zijn officieel slechts drie werken van hem bewaard, o.a. het schilderij in de kerk van Bachte, dat begin jaren 1750 moet gedateerd worden.