Enige tijd geleden liep ik met vrouw en kinderen op het strand op een mooie winterdag. De kinderen met laarzen langs de waterlijn en hun ogen gericht op alles wat de zee op het strand had geworpen. Wijzelf liepen arm in arm dicht bij elkaar, goed ingepakt en met een half oog op onze kroost. Het duurde niet lang of beide kinderen kwamen aangehold met datgene wat hen zó wonderlijk voorkwam dat het aan mama en papa moest worden getoond.
Nadat de verwondering was bevestigd, kwamen de herinneringen boven. Waar was de tijd dat we dezelfde wandeling deden met een wandelwagen. De tijd dat we de kinderen goed aan de hand dienden te houden of ze zouden kleddernat zijn geworden. De eerste keer dat ze als kleine ukjes het koude water aan hun teentjes lieten komen en de weidsheid van het strand ontdekten in de zomerzon.
Terwijl we onze herinneringen ophaalden, vroegen we ons stilletjes af wat ze zich later van die strandwandelingen zouden herinneren. We waren er vlug uit dat ze beide de ijsjes in de zomer en de warme chocomelk in de winter wel levendig voor de geest zouden kunnen halen.
Het liefst zouden we natuurlijk zien dat ze de liefde voor de zilte lucht en het bruisen van de zee overnemen. De fascinatie voor de kracht van het water en het immer veranderde decorum dat de wolken vormen boven het land.Vanuit die gekoesterde verwachting hoop je natuurlijk ook dezelfde wandeling ooit te kunnen maken met nog enkele generaties bij. Zelfs rolstoel en kinderwagen zouden de pret niet mogen drukken, ook al is het mulle zand dan wel eens een uitdaging.
Uiteraard hopen we ook onze liefde voor het Goddelijke en onze fascinatie voor Jezus van Nazareth door te geven.
Met veel nederigheid proberen we voor te leven wat het betekent om God toe te laten in je leven. We trachten onze kinderen mee te laten proeven van een gelovig leven, maar evenals met de liefde voor de zee, zijn er weinig zekerheden. Die onzekerheid omarmen vind ik geen probleem omdat ‘de Heilige Geest’ zijn werk moet doen.
En de dag van vandaag dient elke keuze voor een levensbeschouwing een vrije keuze te zijn.
Anders kan de keuze voor gelovige rituelen veel van haar waarde verliezen, omdat ze niet gedragen wordt door een innerlijke overtuiging.
Wel vraag ik me soms af in welke gelovige wereld mijn kinderen zullen terecht komen. Welke kerken zullen nog open zijn en op welke manier? Wie zal hen ondersteunen om de katholieke traditie in ere te houden?
Onbewust moet ik dan altijd denken aan de Joods ballingschap in Babylon en de profeet Ezechiël.
Het Joodse volk is weggevoerd en de tempel in Jeruzalem, het centrum van hun godsdienst, is verwoest. Hun godsdienst is dus op sterven na dood en klaar om voor eeuwig verloren te gaan. Want hun communicatiecentrum met God is vernietigd en onbereikbaar. Enkel voor de priesters en de elite waren er boekrollen. Voor de rest van het volk, dat religieus gevoed werd door een mondelinge traditie en rituelen, was er niets meer.
Ezechiël beschrijft een visioen waarin hij de ‘heilige geschriften’ moet opeten en het is niet per se een aangenaam proces. Het is een symbolische uitdrukking van de uitweg die het Joodse volk kon bewandelen om uit de impasse te geraken. In plaats van op de voorziene tijdstippen naar de tempel te gaan en voor de rest de communicatie met God over te laten aan de priesters, zullen ze nu zelf in actie moeten komen. Het volk zal de geschriften en voorschriften van de priesters ‘tot zich moeten nemen’ en Gods wetten verinnerlijken in hun leefwijze. Een grote uitdaging voor de belezen godsdienstige elite, die de kennis waarop hun macht is gebaseerd plots moeten delen met het gewone volk. De Bijbel leert dat zo op een vreedzame manier het Joodse volk zich heeft laten ‘onderscheiden’ van andere bevolkingsgroepen in Babylon, en zo het voortbestaan van hun geloof heeft verzekerd. Symbolisch gezien zal Ezechiël dan getuigen dat de opgegeten boekrollen na een tijd zo zoet als honing gingen smaken.