In het eerste nummer van Kerk & Leven voor dit jaar, althans wat mijn aandeel betreft, geen klassieke nieuwjaarsbrief, geen goede voornemens of wensen. In plaats daarvan een persoonlijke mijmering en een kort zegengebed voor huiselijk gebruik.
In de aanloop naar Kerstmis lanceerde de onnavolgbare Bart Peeters een nieuwe single: Voor de zon weer opkomt. Het pakkende lied is een ode aan zijn grootvader zaliger, een verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog, later een brancardier op talrijke bedevaarten naar Lourdes, een optimist pur sang. In het refrein van het nummer weerklinken de woorden: Voor de zon weer opkomt, durft de nacht donker zijn. Die zin deed me denken aan de ‘wijzen uit het oosten’ die, zoals we lezen bij Mattheus (Mt. 2, 1-12), een ster volgden op zoek naar ‘de pasgeboren koning der Joden’.
Voor hen moet de nacht ook bijzonder donker geweest zijn …
Verderop in het lied van Bart Peeters heeft de zanger het over opa op de Lourdestrein: Het heilige waterbad. Mensen doodziek, maar blij. Als de nood hoog is, lijken mirakels nabij. Opnieuw flitsen onze wijzen uit het oosten door m’n hoofd. Dat zij in hun zoektocht naar de pasgeboren koning stranden in een arme stal in Bethlehem is al een mirakel op zich. Ze treffen er op het eerste zicht een doodgewoon kind in een kribbe voor wie ze drie geschenken meebrengen: goud, wierrook en mirre.
Drie geschenken die wij niet meteen zouden meenemen op kraambezoek, maar drie heel bijzondere en symbolische geschenken die ons iets meer zeggen over het Kind in die kribbe. Goud verwijst naar de koninklijke status van Jezus, wierrook staat symbool voor zijn goddelijkheid en mirre voor zijn menswording. In dat laatste zien we zelfs al een verwijzing naar Jezus’ kruisdood en verrijzenis. Het is Bernardus van Clairvaux die aan deze geschenken ook een meer profane dimensie toevoegt: Goud staat symbool voor het verlichten van de armoede van Maria, wierrook dient volgens Bernardus vooral om de stank in de stal te verjagen en mirre om het kind te verzorgen.
Over de geschenken van de wijzen valt veel te vertellen, net zoals over hun namen. In de zevende of achtste eeuw na Christus gaven enkele monniken namen aan de wijzen. Wij kennen vooral de variant uit het Latijn afkomstig: Caspar, Melchior en Balthasar. Caspar wordt doorgaans getypeerd als een jonge Afrikaan van 20, Melchior als een Aziaat van 40 en Balthasar als een Europeaan van 60. Daarmee verwijzen ze naar de drie continenten die op dat moment in de geschiedenis bekend waren.
Of hoe die monniken ons vooral wilden vertellen dat Gods Zoon voor alle mensen van alle culturen en leeftijden op de wereld gekomen is.