Dag mensen,
Jullie kennen me natuurlijk allemaal als Bavo. De grootste kerk van ons bisdom, de kathedraal in Gent, is naar mij genoemd. Maar velen weten niet eens dat ik aanvankelijk ‘Allowin’ heette. Er zijn mensen die zeggen dat een naam een teken van iets is. Voor mij ging dat zeker op. ‘Allowin’ betekent ‘geld of winstbejag’. In 586 werd ik geboren in een oude familie van edellieden en al snel gedroeg ik me ook als edelman. Als kind al had ik best een lastig en moeilijk karakter, ik schreeuwde naar bedienden, zocht veel kicks op. Ik was wat je zou noemen een verwend nest. En met de jaren werd ik er niet makkelijker op. Als edelman hield ik van drank- en vreetpartijen, ik tooide me met de duurste stoffen en de fijnste juwelen. Ik stroopte de wouden af in een onophoudelijke roes van jagen en doden. Soms word ik vandaag nog met een valk afgebeeld, de vogel die ik bij me droeg om prooien tot mij te brengen. Maar die valk, eigenlijk stelt dat goed mijn eerste leven voor: ik was immers zelf het grote roofdier.
En ik maakte het nog bonter. Toen ik geld nodig had om mijn dure leventje te blijven bekostigen, verkocht ik een trouwe bediende als slaaf en streek het geld op. Misschien heb ik daar wel het meeste spijt van. Veel later las ik in het evangelie over Judas. Deed hij dat ook niet, mensen verkopen voor enkele zilverlingen?
Ik dacht alles onder controle te hebben en onbezorgd en onbesuisd doolde ik verder door mijn wilde leven. Maar het noodlot sloeg toe. Heel onverwacht stierf mijn vrouw, de enige die ik oprecht liefhad. Mijn wereld stortte in en ik werd hopeloos van verdriet. Vandaag zouden mensen zeggen dat ik in een depressie verzeilde, maar dat woord kende men niet. Men bestempelde mij als een krankzinnig geworden gek, verteerd door verdriet.
En toen wandelde Amandus mijn leven binnen, een heilig man. Hij predikte in onze gebieden over Jezus. Zijn woorden waren als zachte balsem die mijn donkere ziel genas. Hij beweerde dat in Jezus’ ogen niemand een ‘hopeloos geval’ is. Hij predikte over hoop en over het leven. Rotsvast geloofde Amandus dat, wat je vroeger ook allemaal hebt uitgespookt, dat Jezus altijd bereid is om opnieuw met jou te beginnen. Ik, die dacht verdoemd te zijn, kreeg door Amandus opnieuw een beetje grond onder mijn wankele voeten. Voorzichtig geloofde ik dat het leven toch mooi was om geleefd te worden, als het maar in het teken van liefde staat. En het vele kwaad dat ik aanrichtte, probeerde ik goed te maken. Ik verkocht mijn bezittingen en gaf de opbrengst aan de armen. Ik trok weg om een nieuw leven te beginnen en kwam in Gent terecht, waar ik in één van de eerste abdijen in dit land een monnik werd. En… mijn naam veranderde in ‘Bavo’, wat ‘geliefde’ betekent.
Maar in het klooster vond ik ‘het’ niet. Ook het kloosterleven kan een makkelijk leventje worden, geleefd tussen enkele veilige muren. Ik verlangde ernaar echt ‘in God’ te leven. En aan de abt, de overste van het klooster, vroeg ik om de abdij te verlaten. Ik verliet het grondgebied van de abdij, stak de rivier over naar het noorden en kwam in een plaatsje terecht dat vandaag als Mendonk bekend is. Net als Jezus wou ik in de marge leven, in een onveilig gebied waar de mensen nog geen christen waren. Ik vond er een holle boom om te schuilen en dat werd mijn huis. Ik had er een steen en ik gebruikte het als hoofdkussen. Ik ontdekte er dat de stilte spreekt en dat je Gods stem in die stilte kunt horen. Ik werd er schatrijk, juist door arm te zijn. Ik was een machtig man in de ogen van anderen, vreemd genoeg door me kwetsbaar en zwak op te stellen. Zonder dat bewust na te streven, bekeerden velen mensen zich in Mendonk tot het christendom door mij en ze maakten rijmpjes:
Sint-Bavo, die zijn schatten zwaar,
Zijn goed, zijn wapenen, zijn boeken
Verliet om alleen God te zoeken
Tot hij Hem vond als kluizenaar.
Geef, dat mijn hart niet bouwt op geld
Maar slechts in God vertrouwen stelt.
Vele mensen kwamen me opzoeken aan de holle boom. Ze dachten goede raad of levenswijsheid van mij te krijgen. Dat kon ik hen natuurlijk niet bieden, maar, door gewoon eens naar mensen te luisteren en je open te stellen, voelden ze zich als herboren. Ook zieken kwamen me opzoeken. Uiteraard was ik geen dokter, maar door het contact met de natuur leerde ik wel één en ander van geneeskrachtige planten en kruiden kennen.
Ik, die ooit dacht vervloekt te zijn, werd door God gevonden. Door de eeuwen heen noemden de mensen me een heilige. Ik zou gewoon zeggen dat mijn naam waarheid werd: ik werd een Bavo: een echte ‘geliefde van God’. Vandaag staat in één van de mooiste steden van Vlaanderen een kolossale kathedraal met mijn naam, maar hopelijk vergeten de mensen niet dat ik maar in een holle boom woonde. Soms herdenken ze mij in een misviering, en daar komen dan valkeniers en jagers op af met levensechte valken. Ik moet daar vandaag een beetje om gniffelen en ik hoop dat mensen vandaag mogen ontdekken wat ik ontdekte:
‘Mensen, vind het geluk niet in macht, in roem of bezit, maar vind het wel in liefde voor elkaar!’