De oorsprong van deze eeuwenoude kapel, gelegen aan de Bijkamstraat in het gehucht Bredenhoek, is niet gedocumenteerd en dus moeilijk te achterhalen. Toch is hieraan een legende verbonden.
Toen in dit afgelegen gehucht, niet meer dan enkele schamele lemen huisjes groot, op zekere dag een Italiaanse vreemdeling voorbij kwam, werden de mensen getroffen door het O.L.V.-Vrouwebeeldje met Jezuskind dat hij bij zich droeg.
De man zette het beeldje neer op de grond, zeggende dat de Heilige Maagd daar vereerd wilde worden.
De buurtbewoners plaatsten het daarop in een tabernakelkapelletje en hingen het op aan een boom. Zo ontstond deze bidplaats, die snel tot een bedevaartsoord uitgroeide. Vooral tegen de 'seskens' (stuipen) en andere kwalen werd er gebeeweegd. Getuige hiervan waren de talrijke ex-voto's, als dank voor de bekomen gunst.
Aan het eeuwenoude café 'De Pelgrim' (houdt deze naam wellicht verband?) vertrok een buurtweg (n°111 in de atlas der buurtwegen), vanuit Everslaar richting Bredenhoekkapel. Deze is momenteel onderbroken. Naast de kapel konden de bedevaarders dan terecht in herberg 'Den Breedenhoek'. Na de realisatie van een eigen parochiekerk op Heiende (1882), ontstond ook een kerkwegel vanaf deze kerk, die nog steeds aantakt op het laatste stuk van de Bredenhoekwegel.
Een ontroerend verhaal uit de 19e eeuw vertelt over een wanhopige moeder, die ten einde raad met haar blinde kind haar toevlucht neemt tot O.L.V. van den Bredenhoek. Niet vooraleer ze zich eerst van het leven wou beroven in een nabije rootput, maar denkende aan de eeuwigheid zich herpakt. Ze leest 3 paternosters, kruipt driemaal op de knieën rond de kapel, smekend en biddend. Tenslotte omhelst ze haar kind en roept uit: "Toe, mijn zoeteken, doe uw oogjes open en bezie mij!". En werkelijk, het knaapje opent de ogen en ziet voor het eerst zijn moeder.
In de Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 1936, maakt J. Van Vlierberghe gewag van een eerste kapel, die mogelijk verwoest werd door de Geuzen midden 16e eeuw.