Van 1876 tot bij zijn overlijden in 1905, bijna dertig jaar, was Druwé, pastoor in Eksaarde. Hij werd samen met zijn opponent, hoofdonderwijzer Henri Van Durme, een van de hoofdrolspelers in de schoolstrijd (1879-1884) die ook in onze parochie enorme verdeeldheid en veel leed veroorzaakte.
Zoals zovele priesters van zijn generatie was hij een enorme bewonderaar van de neogotiek. Hij voelde zich de onbetwiste “baas” van de parochie en ook als bouwheer zette hij zijn wil door. Hij leidde eigengereid de bouw van de kapel bij het “hospice”, liet de 14 neogotische staties van de kruisweg bouwen, vernieuwde “durpels” in de vensters van de kerk, liet de bepleistering van de zuilen van de kerk in “overouden Doornigkschen blauwen arduin “ verwijderen (de neogotiek wilde de naakte, zuivere steen laten zien), verving de metalen ramen door “moneelen” dit is traceerwerk of maaswerk in steen naar de beste gotische traditie, liet 5 prachtige gebrandschilderde neogotische ramen in het koor en de noordelijke zijbeuk aanbrengen, liet het barokke hoofdaltaar (werk van de gerenomeerde Philippus Nijs uit Temse ) en een “verrot”(?) zijaltaar vervangen door neogotische exemplaren. Ook “zijn” biechtstoel, de lambrizering, het koorgestoelte, de muurschilderingen werden neogotisch vernieuwd. In 1892 ontwikkelde hij een nieuw bouwinitiatief. Hij wilde de kerk in westelijke richting met één travee uitbreiden. Dit betekende de oude, vroeggotische westelijke muur afbreken en hem enkele meters westelijker heropbouwen, maar ook het dak, de goten, de gewelven, de zuilen en de vloer aanpassen, het orgel verplaatsen enz. Een enorme inspanning en kost (ongeveer 30 000 frank) om de kerk met slecht 87 m² te vergroten. Hij botste met burgemeester Muyshondt, met de gemeenteraad, met het arrondissement, met de Koninklijke Commissie maar hij zette zijn wil door en in 1897 was het werk voltooid. Een sterk verweerde gedenksteen rechts van het portaal herinnert aan de uitbreiding van Anno di. MDCCCXCVII
In de 20ste eeuw volgden nog heel veel verbeteringen en onderhoudswerken, grote en kleine. We sommen er enkele op:
In 1931 begon men de klokken te luiden “met den eletriek”
In 1936 plaatste men de gekleurde vensters met het kettingmotief
in 1954 werd de nieuwe klok (de oude was door de Duitsers gestolen) in de toren opgehangen
in 1963 leidde architect Weyers een grote restauratie van de kerk, de “stoven” verdwenen want de Duitse firma Mahr installeerde een nieuwe verwarmingsinstallatie
in 1971 werden heel de kerk en de meeste heiligenbeelden (ook oude houten gepolychromeerde beelden) o.l.v. architect Weyers in het gebroken wit gezet
in 2016 had architect Rutger Steenmeijer de leiding bij de herstelling van de bedaking
in 1967 ( 50 jaar geleden) vertrouwde de kerkfabriek aan architect Weyers de opdracht toe om het orgel in zijn geheel te herstellen. Een orgeldeskundige nam later een deel van de opdracht over maar het dossier kwam maar niet in orde.
In 2001 werd een andere orgeldeskundige aangesteld die een nieuw orgelrestauratieontwerp maakte dat “ontvankelijk” werd verklaard door de Vlaamse Gemeenschap en in 2014 een gunstig pre-advies kreeg, maar van een restauratie is nog altijd geen sprake. Het mooiste muziekinstrument van de hele streek, werk van de gerenommeerde orgelbouwer Jan Bremser, rijkelijk voorzien van heel verfijnd houtsnijwerk blijft zwijgen. Hoelang nog?
Christ Criel