Dood van de Heilige Maagd
Een schilderij van Nicolas Poussin (1595-1665) in Sterrebeek.
Nicolas Poussin wordt beschouwd als de grootste Franse schilder uit de 17de eeuw en als de Franse tegenhanger van de grote Pieter Paul Rubens. In 1623 maakt Nicolas Poussin het schilderij "Dood van de Heilige Maagd" in opdracht van Jean-François Gondi, de toenmalige aartsbisschop van Parijs. Het schilderij was bestemd voor de Notre-Dame kathedraal van Parijs.
Met dit votiefschilderij wil de opdrachtgever hulde brengen aan de Maagd Maria, de patroonheilige van de Notre-Dame van Parijs en wil hij tevens eer bewijzen aan de heilige Dionysius, de eerste aartsbisschop van Parijs.
Het schilderij stelt de dood van Maria voor, omringd door de rouwende apostelen. Rechts naast de Heilige Maagd, zien we de Heilige Dionysius met zijn rode mantel en zijn mijter.
Hoe komt een schilderij van de grote Franse schilder Poussin in Sterrebeek terecht?
Op de topstukkenlijst van de Vlaamse gemeenschap staan er onderhand 617 objecten. Op deze lijst staan de belangrijkste erfstukken uit onze geschiedenis. Ze worden als zeldzaam en onmisbaar beschouwd. Het zijn de stukken waarvan we het erg zouden betreuren mochten we ze in de Vlaamse Gemeenschap niet verder kunnen bewaren voor de volgende generaties. En ja, het schilderij “Mort de la Vierge” staat ook op deze lijst.
Maar hoe belandt Nicolas Poussin, toch ‘de Rubens van Frankrijk’, eigenlijk op een Vlaamse topstukkenlijst?
Van Poussin (1594-1665) hangt er werk in de Hermitage in Sint-Petersburg, in de Alte Pinakothek in München, in het Metropolitan in New York en in de National Gallery in Londen. Maar zijn “Mort de la Vierge” of de dood van de Heilige Maagd, die hangt toch maar netjes in de Sint-Pancratiuskerk in Sterrebeek.
Aartsbisschop Gondi van Parijs gaf in 1622 de opdracht en liet het werk ophangen in de Notre-Dame van Parijs.
Hoewel het tot 1999 geduurd heeft voor iemand daar erg in had. Er bestond wel een document dat Nicolas Poussin in 1623 een schilderij maakte voor een kapel in de Notre-Dame van Parijs. Een jaar later vertrok de schilder naar Rome. Hij geraakte er in de greep van de barok en ging na verloop van tijd klassieker werken. Een van de bekendste schilders van Frankrijk bracht dus nagenoeg zijn volledige carrière door in Italië.
In 1793, na de Franse Revolutie, werd Dood van de Heilige Maagd weggehaald uit de Notre-Dame, zoals dat gebeurde met alle schilderijen in Franse kerken. Het kwam in het Louvre terecht en leidde daar een onopgemerkt bestaan.
‘Begrijpelijk’, zegt Pierre-Yves Kairis van het Instituut voor Kunstpatrimonium (KIK). ‘In -Rome ontwikkelde Poussin een andere stijl. Hoe zijn vroeger werk eruitzag, wist men een eeuw later niet meer. Dit is een van Frankrijks grootste schilders en in het Louvre hangen 35 werken van hem. Als ze geweten zouden hebben dat het een Poussin was, hadden ze hem niet laten gaan.’
Toch is dat exact wat in 1802 wél gebeurde. Met dank aan Napoleon Bonaparte. Die sleepte uit alle bezette gebieden de grote meesterwerken naar Parijs. Als compensatie richtte hij vijftien musea op in de perifere gebieden. Zo is in Brussel het Museum voor Schone Kunsten ontstaan. ‘In ruil voor de zowat tweehonderd schilderijen die Napoleon hier weghaalde, stuurde hij ons enkele mindere werken’, zegt Kairis. ‘Dood van de Heilige Maagd’ komt voor in de eerste catalogus van het Museum voor Schone Kunsten. Het werd niet op zijn volle waarde geschat.
Omdat het er niet uitzag zoals zijn bekende werk, kreeg het de vermelding: “Ecole de Poussin”.
Vanaf 1814 loopt elk spoor dood. Nochtans kamden Franse kunsthistorici het land uit op zoek naar het schilderij. Vooral toen een reeks schetsjes opdoken die de schilder Gabriel de Saint-Aubin in de kantlijn van een gids van de Notre-Dame zette. Vanaf dan wist men hoe de compositie eruitzag.
In 1999 bleef Kairis aan een van de 820.000 beelden van de KIK-fototheek hangen. ‘We hebben een fenomenaal overzicht dat bijna alle kunstwerken van Belgische kerken dekt’, zegt hij. ‘Ik ken dat beeld, dacht ik. De rest van de nacht heb ik boeken over Poussin uitgekamd. De compositie stemde overeen met het schetsje van Saint-Aubin. Hoe het werk van Brussel naar Sterrebeek is geraakt, is nog altijd niet duidelijk. Er is in geen enkel archief een document van een overdracht te vinden.’
Daar maken ze zich in Sterrebeek weinig zorgen over. Het werk is inmiddels gerestaureerd en schitterde in 2015 in het Louvre op een Poussin-retrospectieve. Nu het erkend is als een vroege Poussin, is er niet de minste aandrang om het terug te geven aan het museum van Brussel.
‘Het hangt hier en mensen kunnen het zien tijdens de mis’, zegt Louis Smeets van de kerkfabriek. ‘Buitenlandse specialisten vragen om het te komen bekijken. Uitlenen zullen we slechts bij hoge uitzondering doen. Nu het een topstuk is, zijn de voorschriften nog strenger.’