Kerk & Leven nr. 17
Verrijzenis ook na de dood
Vastenconferentie door Mgr. Lode VAN HECKE, bisschop van Gent
Dinsdag 8 april van 19.30 uur tot 21 uur. Finisterraekerk, Nieuwstraat, 1000 Brussel
Een korte weergave van de uiteenzetting die Mgr. Lode Van Hecke, bisschop van Gent, heeft gegeven op 8 april in de Finisterraekerk te Brussel, met als titel ‘Verrijzenis, ook na de dood’.
De Monseigneur stelt zich voor als monnik-bisschop. Dat is voor hem een privilege, want dan is het duidelijk dat hij kiest voor eenvoud. De eenvoud bevindt zich steeds binnen het evangelie. Hij beseft dat hij een zeer uitdagende titel heeft gekozen: verrijzenis, ook na de dood.
Het enige dat wij christenen over de dood weten, weten wij via Christus. Het geloof in de verrijzenis is niet evident. Sommigen zeggen: “Ja, ik ben wel een christen, maar ik geloof niet in de verrijzenis.” Maar als een christen niet gelooft in de verrijzenis, dan is de prediking voor niets, en dus ook ons geloof. Het staat in de geloofsbelijdenis: het geloof in de verrijzenis is essentieel.
Geloof in een leven na de dood bestond ook in andere culturen, bijvoorbeeld bij de Egyptenaren.
Maar wat specifiek is aan het christendom, is dat ons geloof in Christus niet kan worden losgezien van Zijn leven en Zijn dood. Zijn liefde en menselijkheid hebben tot zijn dood geleid, maar dat was niet het einde. Het verrijzenisgeloof is iets revolutionairs. De titel is dan ook om uit te dagen: is het echt gedaan na de dood? Leven is er ook na de dood, dat is de titel.
Velen vragen zich af wat ze zich moeten voorstellen bij de verrijzenis. De verrijzenis kunnen wij ons niet echt voorstellen, maar we kunnen ze wel ervaren. We zien de kracht van de opstanding, bijvoorbeeld in de martelaren die geloven tot in de dood. Martelaren zijn ook bang voor de dood – bijvoorbeeld de 21 kopten die zijn gestorven in Libië – maar ze bleven trouw omdat zij die kracht hadden gekregen. Het geloof is een kracht, een energie, en dus een ervaring.
Er zijn tevens mooie schilderijen over de verrijzenis. Wat ergens verwonderlijk is, want niemand heeft de verrijzenis ooit echt gezien. Bijvoorbeeld het schilderij van Grünewald, gemaakt voor de kerk van Isenheim, voor boven het altaar. Hij schildert de kruisiging en de verrijzenis samen. De voorstelling is de gruwelijkste die de Monseigneur kent. Enkel de film van Mel Gibson is nog erger. Hij sluit dan zijn ogen wanneer hij de geseling van Christus ziet. Die geseling blijft in de film maar duren. Grünewald schilderde dit werk voor een ziekenhuis, voor mensen die leden aan de Sint-Antoniuskoorts (dat ontstond door vergiftigd brood). Elke patiënt zag het beeld boven het hoofdaltaar. De echte boodschap was dat zieken hun ziekte onder ogen moesten durven zien. De zieke mag zich met de gekruisigde identificeren. Dus wederom de band tussen het lijden hier en de verrijzenis uit de dood. Wat Grünewald op indrukwekkende wijze laat zien, is dat het licht van de verrijzenis – het andere schilderij van zijn hand in de kerk van Isenheim – zo intens kan stralen tegen de duisternis van het lijden. In zijn voorstelling van de verrijzenis stijgt Christus op in een bovenaards licht, zijn lichaam doorschenen door wonden die niet verdwijnen, maar juist verlicht worden. Dit beeld staat in schril contrast met het ontluisterende lijden op het andere paneel. De Monseigneur wijst erop dat in dit schilderij de overgang van kruis naar verrijzenis bijna tastbaar wordt.
Maar ook deze uitbeelding is onvolmaakt. Toch is er een voorkeur voor verwijzing via ervaring. Het christelijke geloof impliceert ervaring. De gelovige ziet in bepaalde zaken de verrijzenis, ziet tekenen van Jezus’ opstanding. Geloven brengt tot zien. Om hierover te spreken, kunnen we enkel spreken met beelden, met kunst. Jezus gaf nooit een definitie van God, maar sprak over Hem in gelijkenissen en parabels. Beelden benadrukken de realiteit.
De vragen die een stervende stelt, zijn: “Heb ik bemind?” en “Ben ik bemind geworden?” Dat was zijn ervaring in het Sint-Jansziekenhuis, toen de Mgr. daar destijds werkte in de palliatieve zorg. We hebben angst voor de dood. Dood is de totale verwijdering van relaties. De verrijzenis is geloven én ervaren dat het leven sterker is dan de dood. Verrijzenis betekent dat het leven doorgaat, ook voor de lichamelijke persoon. Jezus heeft het geopenbaard: het leven is sterker dan de dood. Een vriendschapsrelatie laat niet toe dat de dood het laatste woord krijgt. Mijn eigen leven eindigt niet met de dood, want Jezus’ leven is evenmin geëindigd met Zijn dood. Jezus’ verrijzenis van fundamenteel belang voor onze godsvoorstelling: in Jezus’ verrijzenis toont God wie Hij is. God is liefde. Dat is een eenvoudige, maar allesomvattende definitie. De dood heeft niet het laatste woord.
We spreken van de opstanding uit de dood, en van de verrijzenis van het lichaam. Het “vlees” verwijst naar de mens in zijn totaliteit, ook in zijn broosheid. Verrijzenis gaat dus verder dan alleen de onsterfelijkheid van de ziel. Het lichaam is cruciaal in onze visie op de mens. We zijn lichamelijk. Het geestelijke heeft lichamelijke ondersteuning nodig. Het lichaam beïnvloedt het geestelijke, maar de geest bestaat ook op zichzelf. Die twee-eenheid is moeilijk te vatten. De ziel is rijk door de ervaring die het lichamelijke heeft ondergaan. We weten niet hoe ons verrezen lichaam zal zijn.
Het evangelie is voor iedereen verstaanbaar, maar de opstanding behoort tot de wereld van God en die is transcendent. Door de verrijzenis wordt de Zoon bevestigd door de Vader. Hij bewijst Zijn liefde. Verrijzen betekent letterlijk: rechtstaan. Eigenlijk heel pover in vergelijking met wat het werkelijk is. Door Jezus’ opstanding hebben wij ons geloof in de opstanding. We kunnen dezelfde weg gaan als Jezus. Liefde, onvoorwaardelijk liefhebben, is geen doodlopende weg. Wij zijn geroepen tot hetzelfde leven als Jezus.
De Monseigneur besluit dat er genoeg tekenen zijn van de verrijzenis. We moeten ze gewoon willen zien. De gelovige kan dat.
Frederic Eggermont, Sint-Agatha-Berchem & Ganshoren
(Deze tekst is weergave van wat de auteur meent te hebben begrepen uit de woorden van Mgr. Van Hecke. Enige fout in de weergave van wat de Mgr. daadwerkelijk heeft gezegd, is enkel aan de auteur toe te rekenen.)
Kerk & Leven nr. 16
Goede Week: bijzondere dagen naar Pasen toe
Afgelopen zondag hebben we de Goede Week ingezet, een speciale week waarin we Jezus willen volgen in zijn laatste dagen, van zijn intocht in Jeruzalem tot zijn dood en verrijzenis. We gedenken wat er toen met Hem gebeurde: ‘gedachtenis’ is het kernwoord in deze dagen.
Het gaat telkens om kernbeelden van ons geloof en ons leven die uitgebeeld worden: vreugde, hoop, vrede, veiligheid, wanhoop , verlossing,…
Op Palmzondag stonden we mee de Heer te verwelkomen en juichten Hem toe. Hij is welkom bij ons, welkom in de stad van ons hart en toch werpt het passieverhaal al zijn schaduw vooruit op wat komen gaat. In Jeruzalem, het hart van het Joodse geloof zal zijn leven tot een climax komen. Zal Hij de mensen nog voor zich kunnen winnen of is de strijd al verloren?
De voorbereidingen op het Joodse paasmaal worden het voorspel op zijn dood. Voor het laatst is Jezus met zijn leerlingen samen en viert met hen: Witte Donderdag noemen we het. Die avond neemt Hij afscheid in woorden en gebaren die we nimmer vergeten zijn en die we telkens opnieuw overdoen omdat ze zo krachtig en essentieel, zijn, omdat Hij er ons toe uitnodigde: “Doe dit tot mijn gedachtenis”. Dan gaat het zowel over het breken van het brood en het delen van de beker met de feestwijn als het wassen van mekaars voeten. ‘Wil je de eerste zijn, word dan de dienaar van allen.’ Jezus verricht het werk van de slaaf. Het wordt zijn testament voor elk die zijn leerling wil zijn. Het beste van zichzelf geven gaat gepaard met het verraad van één van zijn vrienden. Hoe groot kan de pijn van het niet aanvaard zijn worden? De nacht wordt lang en eenzaam.
Het ergste moet nog komen. We gaan met Hem mee, heen en weer ‘van Pontius naar Pilatus’, van het paleis naar Golgota. Een lange en pijnlijke weg van spot, miskenning en verstoten worden. Een mensenhart kan zo hard zijn. Het wordt een strijd op leven en dood, gevoel door iedereen verlaten te zijn en geen kant meer op te kunnen. Hoe donker kan het worden rond iemand? Een paar getrouwen blijven staan onder het kruis en gaan niet lopen. We gaan de kruisweg met Hem mee en voelen iets van die diepe pijn. Uiteindelijk is alles volbracht en geeft Jezus de Geest. Alles wordt stil, wij worden stil.
Wij zijn verzonken in onszelf en rouwen om Hem die alleen maar liefhad. Wat is er verkeerd gelopen? Waarom liet Hij het zelf gebeuren? Is God dan niet almachtig?
‘God zal reageren met een liefde die nog groter is’ schreef Dietrich Bonhoeffer. Het beste moet nog komen. Over Jezus’ leven en dood gaat een nieuw en ongezien licht op, het licht van de Paasmorgen waarin God zijn manier van leven bevestigt en bekrachtigt. Dit was geen dwaze liefde maar een goddelijke liefde die alles omvat, waartegen geen dood of kwaad bestand zijn. Liefde wint het van alle dood omdat Hij liefde is.
Dat licht ontsteken we in de Paaswake, eerst nog omzichtig en aarzelend maar dan breekt het door voluit en iedereen mag het zien en weten, Hij leeft. In de lezingen doorkruisen we in een notendop heel de bijbel en de geschiedenis van God die ons mensen vrij wil maken en leven geven. Op Pasen vieren dat uit: we zijn mensen van opstanding, verloste, vrije mensen.
Christus is ons voorgegaan op een weg van leven, Hij is verrezen. Nooit zal de dood nog het laatste woord hebben. Alleluia!
Van harte een sterke Goede Week toegewenst!
Pastor Guido
Kerk & Leven nr. 15
Werken in de zorg (deel 2)
In een tweede deel geven we deze week het woord aan Claire-Alice Ntamwemera, ook verpleegkundige maar werkzaam in een heel ander domein dan Irenée die vorige week aan bod kwam.
Kennismaking met Claire-Alice
Ik ben Claire-Alice, gehuwd met Jean-Jacques en mama van 4 kinderen. Ik werk in de thuiszorg. Momenteel doe ik voornamelijk vervangingen, op dinsdag en donderdag omdat je anders een patiënt alle dagen moet bezoeken, ook in de weekends en dat is moeilijk te combineren met het gezinsleven en thuiswerk. We werken over heel Brussel omdat na Corona heel wat verpleegkundigen afgehaakt hebben in de ziekenhuizen en naar de thuiszorg gegaan zijn. Tegelijk zijn er door Corona ook heel wat patiënten in de thuiszorg gestorven waaronder er minder aanbod van werk was in thuiszorg. Vroeger kon men zich beperken tot een paar gemeenten maar dat is nu door die verandering anders geworden. Ik zit vaak in de files doorheen de stad. De patiënten worden vaak doorverwezen door de behandelende arts of de mutualiteiten, vooral de socialistische mutualiteit. Deze laatsten volgen het hele proces op.
Hoe ben ik er aan begonnen?
Ik hield altijd al van om mensen te helpen. Maar vooral mijn persoonlijke ervaring in Rwanda speelde een grote rol. Als adolescent zag ik veel leed en hielp al gewonden, zonder echt een vorming te hebben. Ik heb mijn grootmoeder begeleid rond mijn 17 jaar. Zij was zwaar ziek en ze was alleen achter gebleven in een zone. Ze wilde niet vluchten. Ze was heel verward toen ik haar vond en ben bij haar gebleven om haar te verzorgen. Bij gevaar bracht ik ze naar haar kamer en ging ik me verschuilen. Ik verzorgde haar zo goed en zo kwaad mogelijk.
Dat verzorgen sprak me sterk aan en zo ben ik in de verzorging terecht gekomen. Ik hou er nog altijd van om voor mensen te zorgen, ook naast mijn werk.
Wat vind ik belangrijk?
Het luisteren vind ik heel belangrijk. Dat de patiënt zich beluisterd voelt vermindert zijn angsten en het helpt ook om te horen wat er niet gaat, welke de symptomen zijn en zo naar oplossingen te zoeken. Het schept ook een sfeer van vertrouwen, hij zal zich makkelijker kunnen uitdrukken. Het helpt ook om trouw te blijven aan de behandeling door er over te praten. Je komt ook thuis, in het domein van de patiënt en dat vraagt respect voor de wijze waarop de patiënt, ook al is dat soms moeilijk om mensen iets te doen veranderen in hun gewoonten. Goed luisteren naar de klachten maar niet alleen naar de woorden, ook achter datgene wat gezegd wordt. Sommigen bouwen in het begin een muur op. Maar met geduld kom je wel achter de muur en opent de patiënt zich wel. Het is dus belangrijk dat ze zich begrepen voelen zonder zich verplicht te voelen. Naast de medische zorgen zijn er ook andere noden zoals de spirituele bijvoorbeeld. Dat zien en respecteren is belangrijk. Er blijft altijd wel een afstand maar je kan wel de noden beluisteren en zien waar je er aan tegemoet komen. Ik heb een patiënt die heel moeilijk is en niet gelovig is en soms vraagt ze: ‘Jullie, hoe doen jullie dat? In dit alles enerveer je je niet en blijf je kalm ook al zie ik dat het je ambeteert’. Soms zeg ik dan wel eens: ‘Wel, ik ben een gelovig iemand en ik hou van wat ik doe’. En dat kalmeert haar dan wat.
Boeiende ervaringen
Het contact met de patiënten is boeiend, ik leer veel van hen, van hun verschillen, van hun ervaringen. Ze vertellen hoe zij het vroeger deden. Je begrijpt dan beter waarom ze zus of zo zijn. Bijvoorbeeld een patiënte die niet makkelijk was, tot ze me op een dag vertelde dat ze een kind verloren had. Soms ben ik de enige persoon die ze op een dag ontmoeten. Ik neem dan ook vaak de tijd om te luisteren en te praten met hen. Zo is er een patiënte die helemaal verlamd is, maar ze is de vriendelijkste en de patiënt met de meest aandacht. Zulke ontmoetingen helpen me om de dingen te relativeren ook. Het bemoedigt me en geeft een zin aan mijn leven. Ik kan gaan en staan waar ik wil en dan iemand verzorgen die zo optimistisch in het leven staat. Je komt bij rijk en arm aan huis, in nette en minder nette huizen zonder elektriciteit of warm water. Maar de mensen hebben dezelfde fragiliteit en dezelfde eenzaamheid. De menselijke kern blijft overal dezelfde. Na een paar bezoeken wordt als het ware een deel van de familie, je leert iedereen kennen. Ik probeer onafhankelijk te blijven maar voor hen ben ik een deel van. En je voelt je nuttig en krijgt veel terug van hen. Ik ben ook blij als je na heel wat verzorging iets bereikt, een grote wonde die dichtgaat, iemand die terug autonoom wordt, iemand die herstelt na een AVC.
Toen ik in Halle werkte in een WZC werkte merkte ik op dat heel wat patiënten stierven toen ik van dienst was, alsof mensen er gerust in waren dat als ik er was ze ‘begeleid’ zouden kunnen gaan. In het WZC waar ik vroeger werkte, heb ik veel gevallen van euthanasie gehad wat ik als een falen bekijk ook al oordeel ik er nooit over. Vaak was het om psychologische redenen.
Werklast
Het is geen gemakkelijk beroep. Om op een correcte manier de boterham te verdienen moet je hard werken en zeker voltijds. De werklast is hoog en daarbij dan de files waarin je zit. Daarenboven worden de mensen steeds meer veeleisender.
Het is soms een vicieuze cirkel: bij grote werklast hebben je collega’s niet alle werk kunnen doen en dan komt het bij jou terecht. Het is zowel psychologisch en fysisch zwaar. Je moet leren afstand nemen maar het is niet makkelijk. Vaak ben je alleen om een zware persoon te verzorgen en hoop je dat je rug het houdt. Je moet steeds het evenwicht zoeken tussen afstand en nabijheid.
Een roeping?
Ja, voor mij is het een roeping. Bij sommigen die er ‘ingevallen’ zijn, voel je dat na een tijdje dat het voor hen geen roeping is. Dit werk helpt me om alles wat moeilijk is een plaats te geven. Elke ochtend vooraleer ik vertrek vertrouw ik mijn patiënten aan Maria toe. ‘Wees bij mij onderweg, maak de weg klaar, om goed bij mijn patiënten te zijn’. Ik vraag te kracht om werkelijk aanwezig te zijn bij de patiënten en dat helpt me om mijn tijd te nemen voor hen. Ik doe vaak beroep op de Heer bij moeilijke omstandigheden of bij moeilijke patiënten.
Ik doe het werk graag en zie het als een zending.
Kerk & Leven nr. 14
Werken in de zorg (deel 1)
In het kader van de week van de verpleegkundigen en de vroedvrouwen die van 23- tot 29 maart liep gingen we bij twee verpleegkundigen op bezoek om hen aan het woord rond hun werk en hun motivaties. Claire-Alice Ntamwemera en Irenée Lequeux.
Even Irenée voorstellen
Ik ben Irenée en getrouwd met Sidoine Alika en pap van 3 kinderen. Ik werk als verpleegkundige in een dagcentrum, Centre Ado, één van de diensten van de Franstalige vzw L’Equipe. Het heeft het statuut van een dagziekenhuis waar ik werk naast dokters, psychologen en opvoeders. De jongeren zijn tussen 12 en 18 jaar oud. Het klassieke werk van een verpleegkundige, zoals bloedafnames en wondverzorging, is er maar een klein percentage van mijn tijd. Ooit werkte twee jaar als sociaal werker maar ik miste iets meer concreets. Ik volgde dan de opleiding van verpleegkundige en ook de specialisatie van spoed en intensieve zorgen. Door een ervaring tijdens een interventie en een gesprek met een vriendin kwam ik toch bij psychiatrische verpleegkunde terecht en hier kan ik met jongeren werken. Dat is boeiend, ze zijn meer in evolutie, het ‘beweegt’, anders van bij volwassenen. Ik zit mee in de poel van leefgroepbegeleiders die in de voor- en namiddag een activiteit voorbereiden. Eén dag ben ik van wacht als verpleegkundige.
In dit werk moet je in relatie treden met de jongeren en hun vertrouwen winnen.
Hier worden geen jongeren in crisis opgevangen, maar wel jongeren in een tweede fase die van elders doorgestuurd en al wat ‘gestabiliseerd’. Ze verblijven bij ons van 9u tot 17u.
Belangrijkste
Wat ik het belangrijkste vind in mijn werk is die relatie opbouwen met de jongeren. Ik doe activiteiten met hen zoals gaan kano varen. Dat lijkt aan de buitenkant aangenaam aar dat is niet evident met jongeren met psychoses en andere aandoeningen. Het is een evenwicht zoeken tussen genoeg afstand bewaren om jezelf niet te verliezen en toch een zekere nabijheid hebben. Je zou je gemakkelijk in je job kunnen installeren maar dan kom je er niet, je moet je ook kunnen investeren met je persoon. Die jongeren helpen zichzelf te zijn en terug zijn relaties te helpen opbouwen. Want sommigen zijn sinds alle lange tijd dichtgeklapt of hebben al vrij vroeg een psychose ontwikkelt. Mijn ervaring als sociaal werker helpt me wel. Maar we praten niet te veel over die diagnose of het label dat ze opgekleefd kregen. Want jongeren kunnen wel degelijk evolueren. Er is wel meer en meer autisme bij jongeren.
Dingen samen doen
Ik koos voor het werken met jongeren omdat ik met hen dingen kan doen zoals dat kano varen. We spelen ook gezelschapsspelen. Ook de school met jongeren van Type 5 komen bij ons en krijgen zowat 2 à 5 activiteiten per week en daarna wat meer schoolse activiteiten. Spel is iets heel therapeutisch om bepaalden eigenschappen boven te halen. Er is ook muurklimmen waar het vertrouwen en hechting kan versterkt worden. Er is ook improvisatie met een externe animator. Soms gaan we op daguitstap. Meer dan de bespreking achteraf met het team vind ik belangrijk wat de jongeren bij zo’n activiteit beleven. Ik ben vooral een buitenmens en hou van activiteiten buiten waarbij men zijn lichaam ook wat inspant of op de proef stelt. We zitten teveel binnen. Zo zijn we ook bij een groenteteler gaan werken. Hen laten kennis maken met de werkelijkheid en hen laten voelen dat ze iets waard zijn.
Soms ook moeilijk
Ik doe graag wat ik doe maar ik ben ook niet met mijn job getrouwd. Samenwerken in team is ook een uitdaging Mijn patiënten zijn het belangrijkst wel maar er is ook mijn gezin. Je neemt wel iets mee naar huis van het werk, het geeft een zekere vermoeidheid. Je moet zorgen voor je eigen mentaal welzijn. Af en toe moet je nee kunnen zeggen, je kan de hele wereld niet redden. Ook een gezond leven naast het werk belangrijk.
Roeping
Op de verpleegschool zei men dat je geen roeping meer moet aanvaarden. Vroeger waren er heel veel religieuzen en weinig leken in de zorg en zij stonden er dag en nacht. Op stage in St-Jan zag ik hoe zuster Léontine op het einde van de dag op elke dienst langs kwam op te vragen hoe het was. Zo’n roeping, dat kan ik niet zeggen van mijn werk. Mijn werk is wel iets dat ik niet allen doe voor het geld, dat had ik andere dingen moeten doen. Mijn geloof geeft me wel kracht om moeilijke jongeren te zien als een kind van God en dus ook recht heeft op mijn respect en mijn hulp. Zij zijn mijn naaste. Maar in elke job is het belangrijk hoe je ze doet, met respect voor degenen voor wie je het doet. Ik had een andere job kunnen doen maar het beste van jezelf geven in wat je nu doet, dat is je roeping. En dat afgewisseld met andere dingen naast je werk. Roeping is dus wel actueel en ik hoop dat iedereen met een zekere roeping kan werken.
Kerk & Leven nr. 13: geen editie
Kerk & Leven nr. 12
Maria Boodschap
Maria Boodschap, of het feest van de Annunciatie, herdenkt het moment waarop de engel Gabriël aan Maria verschijnt en de geboorte van Jezus aankondigt. Dit feest wordt gevierd op 25 maart, precies negen maanden voor geboorte van Christus met Kerstmis. In de eerste plaats is Maria Boodschap een Christusfeest en pas in tweede instantie een Mariafeest. Het feest markeert immers het moment waarop Gods belofte werkelijkheid wordt in Maria: “De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren” (Mt.1,23).
Dit artikel wil echter Maria’s perspectief belichten. In Lukas 1:26-38 maakt de engel Gabriël aan Maria bekend dat zij zwanger zal worden van een zoon, ondanks haar maagdelijkheid. Aanvankelijk geschrokken van de boodschap, accepteert Maria deze uiteindelijk met volledige overgave. Haar antwoord: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd” (Lc. 1,38) getuigt van haar diepe geloof en bereidheid om Gods wil te volgen. Hiermee omarmt Maria haar roeping, ondanks de mogelijke sociale en persoonlijke gevolgen die dit met zich mee zou kunnen brengen.
Maria’s ja-woord is een inspiratie voor iedereen. In een wereld vol onzekerheid herinnert haar houding ons eraan dat vertrouwen en geloof ons kunnen helpen bij het maken van keuzes. Haar verhaal nodigt ons uit om open te staan voor de roeping die ons in ons eigen leven wacht, hoe onverwacht of ongelegen deze ook mag komen. Maria’s boodschap is daarmee een blijvende inspiratiebron voor de wereld van vandaag.
Ellen Keersmaekers
Kerk & Leven nr. 11
BROEDERLIJK DELEN
In Europa verboden pesticiden zijn ook elders giftig
Behandel anderen zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Mt 7,2 en Lc 6,31
Veel pesticiden zijn hormoonverstorend en kankerverwekkend gebleken en dus werd het gebruik ervan verboden in Europa. Nogal vanzelfsprekend, niet? We willen met z’n allen graag gezond eten en in een gezonde omgeving wonen. Maar deze pesticiden worden wel nog steeds door Europese chemische bedrijven geproduceerd en vervolgens uitgevoerd naar landen buiten de Europese Unie – vaak arme landen in het Zuiden – waar ze vrij verhandeld worden en gebruikt door nietsvermoedende boeren. Die boeren en hun gezinsleden worden ziek, hun grond wordt onvruchtbaar, koffieplanten gaan dood, het drinkwater wordt giftig …
Hoe valt deze dubbelzinnige houding van het Westen te rijmen met de ‘gouden regel’, die Jezus ons in het evangelie voorhoudt en die in alle religies en levenshoudingen terug te vinden is?
Het is vasten: een tijd van inkeer en ommekeer. Laten we terugkeren naar de essentie van ons christen zijn en ons verzetten tegen dit onrecht. Deze onrechtvaardigheid, dit misprijzen van de boeren in het Zuiden, onze broeders, onze medemensen, ook al wonen ze ver weg, mogen wij niet langer laten gebeuren. Of zijn we het ermee eens dat winst en groei van de grote chemische bedrijven boven leven en gezondheid van mensen gaan? Is de gezondheid van de ene meer waard dan die van de andere?
Wat doet Broederlijk Delen?
Alvast voor Broederlijk Delen is dit geen aanvaardbare situatie. Er moet een systeemverandering komen! En daar wordt aan gewerkt. In het Zuiden zet Broederlijk Delen via haar partnerorganisaties sterk in op agro-ecologie en op de vorming van boeren. Hier oefent ze samen met andere ngo’s druk uit op de Belgische en Europese beleidsmakers.
De Oegandese boer Patrick Mubangizi zag zijn koffieplanten afsterven, nadat hij jarenlang door de overheid gratis verdeelde pesticiden had gebruikt. Zijn gezin dreigde in armoede te vervallen. Tot hij via COSIL, een partnerorganisatie van Broederlijk Delen, training kreeg in het zelf maken van natuurlijke beschermingsmiddelen.
In Burkina Faso bestelde INADES-Formation, een partnerorganisatie van Broederlijk Delen, bij dr. Adèle Ouédraogo een onderzoek naar het onzorgvuldig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door boeren die, opgejaagd door de klimaatverandering, al het mogelijke proberen om hun oogst te vermeerderen, maar niet werden voorgelicht over de gevaren van synthetische pesticiden. Bioprotect, een Burkinees bedrijf, produceert sinds 2011 organische meststoffen en natuurlijke gewasbeschermers. In samenwerking met CNABio, ook een partnerorganisatie van Broederlijk Delen, biedt het boeren technische ondersteuning aan. “Volgens de filosofie van de agro-ecologische landbouw willen we de bodem versterken, en via de bodem de plant”, zegt Sylvie Bonkoungou, landbouwkundige bij Bioprotect.
Trots laat Irène Kaboré de zwarte aarde zien van het veld waarop zij met andere vrouwen groenten kweekt in de buurt van de hoofdstad Ouagadougou. Die grond zit vol leven. Ze bemesten hem met zelfgemaakte compost en ze hebben de ziekmakende synthetische pesticiden de rug toegekeerd. “Mensen komen onze groenten kopen omdat ze weten dat deze gezond zijn. Zelfs een dokter stuurt zijn patiënten naar ons.”
Maar ondertussen blijven Europese bedrijven de landen in het Zuiden overspoelen met gevaarlijke synthetische bestrijdingsmiddelen. Door samen met milieuorganisaties, vakbonden en gezondheidsorganisaties druk uit te oefenen heeft Broederlijk Delen bereikt dat België in juni 2023 de export heeft verboden van in Europa verboden pesticiden. Een mooi resultaat. Maar bedrijven kunnen nog altijd via een ander Europees land exporteren. Dus moeten nu ook die andere landen overtuigd worden om de export aan banden te leggen. De strijd tegen de machtige lobbymachine van de chemische bedrijven is hard. Daarom is het cruciaal dat wij, vanuit onze christelijke overtuiging en liefde voor de schepping en de medemens, Broederlijk Delen steunen en mee de dubbele standaard die vandaag bestaat, aanklagen.
Wat kan ik doen?
Je kunt je verder informeren door over de campagne te lezen op de website van Broederlijk Delen (broederlijkdelen.be) of in haar publicaties, die tijdens de veertigdagentijd overal in onze kerkgemeenschappen te verkrijgen zijn. Wie véél meer wil weten kan gratis het achtergronddossier downloaden. Je kunt de petitie tekenen die oproept om deze giftige export te verbieden.
Je kunt een gift doen aan Broederlijk Delen. Er is, zoals in elke veertigdagentijd, ook twee keer een collecte voor Broederlijk Delen.
Je kunt deelnemen aan een fondsenwervingsactiviteit in je kerkgemeenschap, zoals een solidariteitsmaaltijd of koffiestop.
Broederlijk Delen organiseert ook sportieve evenementen zoals Dwars door de Boerenbuiten (wandelen of fietsen), Dwars door België (fietsen), Caminando (een stukje Compostellaweg). Sponsor een deelnemend team uit je gemeenschap of vriendenkring. Of beter nog, trek je stapschoenen aan neem zelf deel!
Er zijn veel manieren om onze solidariteit met het Zuiden te betonen. Laten we hier de hele vastentijd aandacht voor hebben.
Of is een leven in Afrika dan echt minder waard dan een leven in Europa?
Hilde Baccarne
Kerk & Leven nr. 10
Vasten in 2025
De vasten komt er weer aan! Een tijd om aan onszelf te werken, fysisch, psychisch en spiritueel. Sommigen zullen zich voornemen om in de veertigdagentijd zich het plezier van een biertje, chocolade, vlees te ontzeggen. Anderen zullen proberen wat positiever in het leven te staan, en minder te klagen. En nog anderen maken van de tijd gebruik om wat meer te bidden, een paar dagen naar een klooster te gaan, of zelfs een bedevaart te doen naar een Maria-oord. Wat het ook is, het is mooi om zo aan zichzelf te werken.
Vasten vindt men in andere religieuze tradities ook. We kennen allemaal hoe moslims de ramadan doorbrengen door overdag niet te eten of te drinken. In Senegal, waar een goede band is tussen moslims en christenen, willen de christenen niet onderdoen voor de moslims en doen op hun wijze een veel strengere vasten dan wij hier te lande. In Japan vasten boeddhisten als ze hun religieuze opleiding volgen door een voeding (sojinryori) tot zich te nemen dat niet stimulerend te werken, bijvoorbeeld geen koffie, geen zout of peper of pili-pili, geen ajuinen, enzovoort. Hindoes zullen dan weer vasten om de geestelijke energie (prana) beter in hun lichaam te laten werken. Zo kan men inspiratie putten uit die verschillende wijzen van vasten.
De Kerk schrijft geen vasten voor voor kinderen en ouderen, en geeft geen concrete voorstellen tot vasten, maar noemt wel twee dagen die belangrijk zijn in de vasten, namelijk met Aswoensdag en Goede Vrijdag. Dan mag men slechts een volle maaltijd tot zich nemen. In sommige religieuze communiteiten onthoudt men zich de ganse vasten van het drinken van alcohol. De jezuïeten hebben als sinds enkele jaren een online vastenbezinning die men in groep kan doen. De parochie van OLV van Vreugde neemt daar elk jaar aan deel. Anderen lezen samen een geloofsboek en bespreken het.
Een zeer oude traditie in de Kerk van Vlaanderen is het verzamelen van geld of goederen voor een bepaald missieproject. Broederlijk Delen doet hetzelfde op een veel grotere schaal met erbij ook een bewustzijnscampagne. Het thema van dit jaar gaat over de “export van gevaarlijke pesticiden die de agro-ecologische transitie in het Globale Zuiden schaadt”.
Waarom duurt de vasten 40 dagen? Dat gaat terug op het verhaal dat Jezus na zijn doopsel 40 dagen in de woestijn verbleef, en getest werd door de duivel op de sterkte van zijn geloof. Als we vasten merken we ook dat we onszelf testen in hoever we het geestelijke kunnen voorrang geven, of nog te veel aan het alledaagse, het materiële, de geneugten zijn verknocht. Het bewust worden ervan is op zich al een grote verdienste van de vasten. Als het dan daarenboven nog lukt om dat te doen en vol te houden wat we ons voorgenomen hebben dan mogen we onze vasten als geslaagd beschouwen.
In de Bijbel gaat vasten vaak samen met rouw. Er is iets verkeerd gegaan of gedaan, en door te vasten zoekt men Gods nabijheid. Ook dat is een zinvolle manier om te vasten. Zo worden we ontvankelijker voor de boodschap van God’s liefde. In het scheppingsverhaal werden Adam en Eva verboden om van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. Dat was het eerste gebod tot vasten. In het Nieuwe Testament verduidelijkt Jezus de diepe zin van het vasten. Hij hekelt de Farizeeën die de voorschriften van de wet tot in alle details onderhielden, terwijl hun hart ver van God was. Het ware vasten bestaat er eerder in de wil van de hemelse Vader te doen “die in het verborgene ziet” en het “vergelden” zal. Jezus zelf getuigt hiervan tegenover de satan aan het einde van de veertig dagen in de woestijn: “Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt”. Het ware vasten is derhalve gericht op het eten van het “ware voedsel”, namelijk de wil van de Vader doen. Alles dat daar toe dient kan men als vasten beschouwen, want men wil door te vasten de eigen wil inperken om God’s wil voorrang te geven in het leven.
Veel succes!
Pastor Peter
Kerk & Leven nr. 9
Aswoensdag
Volgende week begint de veertigdagentijd met Aswoensdag. De dagen voordien gaan heel wat mensen uit de bol in één of andere carnavalstoet. Gemaskerde en verkleedde mensen die vieren. Op Aswoensdag, asdag, is het anders. De maskers worden afgelegd.
We willen ons ware gelaat aan mekaar en God laten zien. In het leven kan ons gezicht wel eens mensen afschrikken: de uitdrukking van de ogen, strakke lijnen van mond, eeuwig glimlachje, strengheid van de blik. De veertigdagentijd nodigt ons uit om zoals we zijn, met ons ware gelaat, voor God te gaan staan, ons niet te verstoppen voor onszelf, de medemens, voor God. Meer nog, we worden uitgenodigd voorbij die buitenkant naar onze binnenkant, naar onze binnenkamer te gaan en daar wat te blijven, 40 dagen misschien wel.
Tekenen met as
40 dagen roept de herinnering op aan de tocht doorheen de woestijn. Om op zoek te gaan naar onze wortels. Op Aswoensdag willen we ons intentie tot vernieuwing uitdrukken en iets van de oude mens in ons afleggen. Daarom willen we ons laten tekenen met as.
Wat dor is geworden in ons leven achterlaten in het vuur. Elke tak los van de stam, los van de levengevende sappen verdort. Laten we ons keren tot die stam, die wijnstok, die bron van alle leven. Zo kiezen we voor nieuw leven, om verrijzenismensen te zijn.
Drie wegen
Het Matteüsevangelie op Aswoensdag geeft ons drie manieren om deze sterke tijd te beleven:
het vasten: de relatie met onszelf: hoe gaan we met de dingen om?
Kunnen we vrij worden van bepaalde zaken om vrij te worden voor wat echt belangrijk is? In ons hart, onze gedachten is niet oneindig veel plaats.Aan wat geven we dan ruimte, plaats en tijd?
het aalmoezen geven: de relatie met de andere, onze naaste. Kunnen we broederlijk delen?
het bidden: onze relatie met God nauwer aanhalen. Hij wordt belangrijk in de mate dat we tijd voor Hem maken.
Daarnaast gaat ook om de intentie waarmee we de dingen doen, omwille van God de dingen doen die we doen. Het enige waar God naar kijkt misschien: ons hart; wat leeft daar? Het enige wat we kunnen meenemen later is de rijkdom van ons hart, welke schatkamer ligt daar? Jezus wil ons vooral meenemen in een godsdienst van liefde. Daarin krijgen we weer een hele oefentijd. In een ambacht, in een sport, in muziek moet je veel m oefenen om er goed in te worden, met vallen en opstaan, soms moeilijk en vervelend. In ons geloven is het niet anders. Ook dat gaat niet zomaar vanzelf.
Op weg met Jezus
In deze tijd zullen we met Jezus meetrekken naar speciale plaatsen. De evangelies van de zondagen brengen ons in de woestijn en op de berg. We ontmoeten met Hem mensen zoals de overspelige vrouw, luisteren naar zijn parabels met de onvruchtbare vijgenboom en de verloren zoon. Telkens worden mensen ten leven gewekt en geheeld. Ook wij worden uitgenodigd om ons te laten helen en naar het leven toe te keren.
We wensen jullie een goede start toe voor een sterke, vruchtbare Veertigdagentijd!
Pastor Guido
BIJ ASWOENSDAG: STOF VAN DE AARDE
Stof van de aarde
Is een mens.
Maar niet het stof
Eeuwig ten dode opgeschreven
Geroepen worden wij telkens opnieuw
om sterfelijkheid te leren,
kwetsbare zwervers als we zijn
in de woestijn.
Zonder bezit dat ons bezwaart
en zonder zekerheden.
maar met de broederlijke zorg
dat niemand achterblijft.
Dat wat de aarde geeft
met iedereen gedeeld wordt.
Dat wij kwetsuren helen
en elkander oprichten
Wie zo zijn weg durft gaan
ontgroeit de angst.
En in zijn ziel
is reeds het zaad gezaaid
dat steeds zal overleven.
Kris Gelaude
Kerk & Leven nr. 9
18 februari, feestdag van de H. Bernadette Soubirous (1844-1879)
Bernadette Soubirous of Bernadette van Lourdes is misschien wel één van de meest bekende heiligen. Dat heeft ze natuurlijk te danken aan het feit dat Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes tussen 11 februari en 16 juli 1858 18 keer aan de 14-jarige Bernadette en alleen aan haar is verschenen.
Het is sinds mijn deelname met de parochie aan de diocesane Lourdesbedevaart van 2023 dat ik zelf geraakt ben door Bernadette en me een beetje in haar leven verdiept heb. Dat kwam allemaal omdat ik kandidaat was om op de ‘vrije namiddag’ met de geïnteresseerden te wandelen naar de schaapsstal van Bartrès, zo’n goede 4km van het heiligdom verwijderd. Maar omdat ik niet goed wist wat dat nu met Bernadette had te maken en eigenlijk zo goed als niets over haar wist, had ik mijn mede-diaken Paul Van Assche, één van de directeurs van onze bedevaart, een beetje informatie gevraagd zodat ik mijn mede-wandelaars toch iets kon vertellen. En dankzij het boek ‘Vie de Bernadette’ van René Laurentin dat Paul me cadeau had gedaan, heb ik me in haar leven kunnen verdiepen.
Een constante in het leven van Bernadette was haar slechte gezondheid en we mogen vooral niet vergeten dat ze wel zeer liefdevolle ouders had, maar ze leefden in zeer grote armoede. De reden dat de wandeling naar de schaapsstal van Bartrès ging was omdat Bernadette daar tussen september 1857 en januari 1858 de schapen hoedde van de vrouw die ook vlak na haar geboorte haar voedster was (haar moeder was te ziek). Haar loon bestond uit ‘kost en inwoon’, want nadat haar vader ten onrechte van diefstal was beschuldigd, was ze een mond te veel om te voeden voor haar familie. En haar voedster zou haar ook voorbereiden op haar eerste communie door haar catechese te geven, maar daar kwam nooit veel van in huis. Het was daar in Bartrès niet de gelukkigste tijd voor Bernadette alhoewel ze wel graag haar schaapjes zag en daar later nog met veel liefde over heeft verteld.
Maar na enkele maanden ging ze dus terug bij haar familie in het ‘cachot’ wonen, een oude gevangeniscel, zo’n 16 m² - te mensonwaardig om als gevangenis te blijven dienen en te slecht voor de Spaanse seizoensarbeiders, maar de woonst van de 5-koppige familie Soubirous. Ik leg hier bewust de nadruk op de extreme armoede en wankele gezondheid waarin Bernadette heeft geleefd en dan zwijg ik nog over het feit dat ze niet kon lezen of schrijven. Maar naar een christelijk leven verlangde ze zeer sterk en daarom wou ze zo graag haar eerste communie doen. En haar rozenkrans had ze altijd bij. Het is dus aan haar dat OLV is verschenen – met een rozenkrans! -, de eerste keer op 11 februari – de feestdag van OLV van Lourdes en de derde keer op 18 februari, haar feestdag. Ik vind het ook heel bijzonder dat op die 18 verschijningen OLV slechts 5 keer tot haar iets heeft gezegd, plus 2 boodschappen die enkel voor haar waren en die we dus niet kennen. En alhoewel Bernadette van haar vriendinnen moest vragen aan ‘dat’ of ‘die daar’ (Aquerò in het lokale dialect, noemde Bernadette haar zeer respectvol) wat haar naam is, is het slechts tijdens de 16de verschijning op 25 maart dat Aquerò haar naam bekendmaakt: ‘Que soy era Immaculada Councepciou’ – ‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis’. Dit dogma was slechts 4 jaar voordien door Paus Pius IX afgekondigd en je zou kunnen zeggen: ‘Hé, dat komt goed uit dat we nu net daarvan een bevestiging krijgen tijdens een verschijning’. En ja, het is inderdaad merkwaardig, want Bernadette was ongeletterd en had nog nooit gehoord van de Onbevlekte Ontvangenis – ze wist niet wat het was, ze heeft wel staande gehouden tegenover iedereen dat het dat is wat ze heeft gehoord. En geloof me, ze is hard en streng ondervraagd en ze werd meermaals beticht van oplichtster en zich ‘willen interessant maken’. Maar het is haar éénvoudige fermheid die haar een zeer betrouwbare getuige heeft gemaakt van de verschijningen.
Ook in haar verder – kort – leven is het haar éénvoud die haar tot een ware getuige heeft gemaakt van de voorkeur van Christus en Zijn moeder voor de armen en de zwakken. Het is als dusdanig dat wij haar ook mogen eren en om haar voorspraak vragen bij OLV en Christus. En ja, dat kunnen we overal, maar toch altijd ‘net iets meer’ in Lourdes zelf. Het zou echt fijn zijn mocht u ook meegaan met de diocesane Lourdesbedevaart van 13 tot 19 augustus onder leiding van onze Aartsbisschop. Ik verheug me er nu al op.
Diaken Dirk
Kerk & Leven nr. 7
11 februari: feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes
“Te Lourd’op de bergen verscheen in een grot,
vol glans en vol luister, de Moeder van God.”
Zo begint het wereldbekende lied over de verschijningen van Maria in Lourdes. De componist is iemand van bij ons: Constant Verhulst uit Berlaar, koster-organist aldaar. Sommige musici hebben geen hoge pet op van dit bekende liedje. Ze vinden de muziek nogal simpel. Daarover hoorde ik ooit de volgende anekdote. Constant Verhulst kwam eens een bekend Vlaams componist tegen. Die liet hem verstaan dat hij de muziek van ‘Te Lourd’op de bergen’ niet veel zaaks vond. Waarop Constant droogjes zou hebben geantwoord: “Ik weet niet hoe het met uw composities zit, beste collega, maar de mijne wordt wel overal ter wereld gezongen." En dat is een waarheid als een koe. Het lied wordt gezongen van in China tot aan de Noordpool, om het zo te zeggen. En dat heeft natuurlijk te maken met de populariteit van Lourdes.
Want Lourdes is zonder enige twijfel de bekendste Mariabedevaartplaats ter wereld. Van overal komen mensen daar om bemoediging te vinden bij Maria. Ook vanuit onze streken. Denken we maar aan de jaarlijkse bedevaarten van de Belgische bisdommen en van Intersoc (de vroegere KWB/KAV-bedevaart). Ik ken ook meerdere mensen, koppels, die proberen elk jaar naar Lourdes te gaan. En op vele plaatsen in ons land vinden we ‘Lourdesgrotten’, copieën van de eigenlijke grot in Lourdes. Daar kunnen mensen die niet in Lourdes zelf geraken komen bidden, een kaarsje opsteken of een bloemetje brengen.
Op 11 februari viert men overal ter wereld de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes: Maria die te Lourdes vereerd wordt. Deze verering gaat terug op de achttien verschijningservaringen die het arme meisje Bernadette Soubirous heeft gehad tussen 11 februari en 16 juli 1858. Op 11 februari ging ze met enkele vriendinnetjes hout sprokkelen langs de rivier de Gave, vlakbij het stadje Lourdes. Plots ziet zij ‘iets’ bovennatuurlijks: een meisje dat naar haar glimlacht en haar wenkt om te komen. Het oude lied vat meerdere verschijningen samen:
“Zij riep Bernadette, een nederig kind.
‘Wie zijt gij, vroeg ’t meisje, die u daar bevindt?’
‘Ik ben d’onbevlekte en zuivere maagd,
gans vrij van de zonde heb ik God behaagd.’"
Pas op 25 maart zegt het meisje wie ze is, in het plaatselijk dialect: “Que soy era Immaculada Councepciou” – Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis. Het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria was vier jaar eerder, in 1854, afgekondigd. Tevoren had Maria Bernadette al uitgenodigd om de rozenkrans te bidden en om boete te doen voor de zondaars. Ze liet haar ook drinken uit een bron die er ontsprong. Later vraagt Maria aan Bernadette om aan de plaatselijke priesters de boodschap te brengen dat ze wenst dat er een kapel wordt gebouwd op de plaats van de verschijningen. Dat wordt allemaal bezongen in het oude lied:
"Zij deed er ontspringen een klare fontein
met helende waat'ren, als waar medicijn.
‘lk wil hier een tempel, op Massabiëls rots.
Ik zal hier doen schitt'ren, de wonderen Gods!
Dat pelgrims hier komen, van wijd en van zijd:
'k zal zalving hier geven aan ieder die lijdt.’"
Bernadette heeft eerst heel wat tegenstand meegemaakt van de kant van de politie en van de plaatselijke geestelijkheid. Maar meer en meer mensen kwamen naar Lourdes zien wat er gebeurde, hoewel ze zelf niets zagen, maar enkel Bernadette die in gesprek scheen met iemand. Op 16 juli, feest van Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel, gebeurt de laatste verschijning. Enkele jaren later zal Bernadette in het klooster gaan in Nevers, ver van Lourdes, en een verborgen leven leiden tot aan haar dood in 1879.
Maar mensen blijven op bedevaart komen in Lourdes. Een heiligdom werd gebouwd en steeds meer uitgebreid. Zieken vinden er troost en soms zelfs genezing. Velen ontvangen er kracht. Lourdes is een plaats geworden waar mensen van overal ter wereld zich thuis voelen. ‘Thuiskomen bij Maria’, zo kan je het Lourdesgebeuren omschrijven. Met name op 11 februari denken we daaraan en weten we ons verbonden met zovele mensen die zich thuis voelen bij moeder Maria. En we vragen Maria voor hen en voor ons te bidden.
Pater Benno Haeseldonckx.
Kerk & Leven nr. 6
Wereldziekendag op 11 februari
Vorige zaterdag is mijn moeder met spoed opgenomen in het ziekenhuis na een lange reeks onderzoeken. Mijn vader, die samen met mijn moeder al bijna vijfenzestig jaar lief en leed deelt, vernam om 23u dat mama ter plaatse moest blijven. Een beetje verloren is hij, moe en onwetend, alleen teruggekeerd naar huis.
Met de nieuwjaarswensen nog fris in het achterhoofd, als verse sneeuw die glinstert in de zon, hopen we op een goede gezondheid. Hoe ouder we worden, hoe meer we elkaar dát toewensen: een goede gezondheid!
Wanneer een naaste plots zijn of haar toestand ziet achteruitgaan, is hoop en moed misschien wat hij / zij (en wij) het meest nodig hebben. Onlangs mocht ik vanuit mijn nieuwe functie als verantwoordelijke voor de gezondheidspastoraal, met een toegewijde en ervaren pastor mee tijdens zijn ziekenbezoeken in een uitgestrekt ziekenhuis aan de rand van de stad. Het was een eerste keer voor mij. En zoals vaak bij een eerste keer, kijk ik mijn ogen uit en verwonder ik mij. Verwondering over de ontmoeting die plaatsvindt tussen twee soms volslagen vreemden. Verwondering over de eenvoud en tegelijkertijd de rijkdom van de ontmoeting. Eenvoud, omdat ziekte en kwetsbaarheid zo reëel zijn, natuur/lijk, helemaal niet ver van ons bed - in tegenstelling tot wat men ons soms wil doen geloven. Rijkdom, omdat je bij de confrontatie met ziekte en lijden op een bepaalde manier heilige grond betreedt. De mens die z’n broosheid laat zien, die geen schijn (meer) wil ophouden, herinnert ons elke keer aan Christus. Die echtheid staat in schril contrast met de wereld van “nep” en “fake”. Veroudering, nochtans eigen aan elk levend wezen, is nog steeds taboe. De dood ver weg, haast onzichtbaar. Gezonde mensen stellen zich wel eens vragen over de broosheid van het leven, zeker wanneer “de hakbijl in het bos vlakbij hoorbaar is”, maar keren daarna weer naar de orde van de dag.
Bij het binnentreden van de kamer, nu, krijgt de zieke een gezicht en een voornaam. Al die mannen en vrouwen zijn óók zonen en dochters, buren, vrienden, ouders, … kortom, mensen zoals jij en ik. Hun verwanten worstelen soms met angst, verdriet, schuldgevoelens, spijt, machteloosheid en wie weet wat nog allemaal. Ik zou wensen dat elke zieke zich mag toevertrouwen bij iemand die oordeelloos luistert, die deze gevoelens (h)erkent, die met z’n aanwezigheid en z’n tijd – dat schaarse goed! – ruimte schept voor wat is. Voor wat uitgesproken verlangt te worden – misschien voor het eerst in iemands leven. Voor wat om bevrijding vraagt.Zelf ga ik voor een actie-onderzoek dat hoort bij een opleiding werk maken van zo’n dialoog met mijn vader. Hij heeft al ingestemd om mee te doen. Ik kijk er nu al naar uit! Voel jij je ook geïnspireerd om zieken of ouderen te bezoeken? Er is een grote nood aan. Twijfel niet om je kenbaar te maken bij sanitas@vicabru.be. En laten we op 11 februari met wat meer mededogen en warmte stilstaan bij onze zieken.
Sophie Vanhaverbeke
Kerk & Leven nr. 5
Lichtmis
Op de veertigste dag na Kerstmis, dat is dus op 2 februari, vieren we het feest van ‘de Opdracht van de Heer in de tempel’. Want volgens de voorschriften van de Wet gingen Maria en Jozef op de veertigste dag na de geboorte hun eerstgeborene aan God opdragen – aan God toevertrouwen - in de tempel van Jeruzalem. We noemen dit feest ook ‘Lichtmis’ – de Mis met veel licht- omdat we bij het begin van de viering met brandende kaarsen naar het altaar gaan. Die kaarsen verwijzen naar de woorden van Simeon, die in het evangelie van dit feest (Lc 2,22-40) Jezus noemt: “het licht dat voor de heidenen straalt”. De Griekse christenen noemen dit feest echter: ‘Hypapantè’, dat betekent ‘Ontmoeting’ in het Grieks.
Want het is inderdaad het feest van de ‘ontmoeting’: Jezus komt als kind voor het eerst in de tempel. De mensgeworden Zoon van God ontmoet zijn Vader.
Jezus ontmoet in de tempel ook twee oude mensen: Simeon en Hanna. Ook dat heeft een diepe betekenis: Simeon en Hanna staan daar niet voor zichzelf. Zij vertegenwoordigen de zoekende, wachtende mensheid. Zij staan voor alle zoekend-gelovige mensen die verlangen naar de Verlosser, naar verlossing en oplossing, naar licht in hun duisternis.
Simeon neemt de kleine Jezus in zijn armen en bezingt Hem als “het licht dat voor de heidenen straalt”. ‘Heidenen’ betekent in de Bijbel: alle niet-Joden, alle volken dus. Als wij, verwijzend naar deze woorden, het kaarslicht naar het altaar dragen, drukken we daarmee uit dat Jezus’ licht ook over ons straalt: dat Jezus ook aan ons, zoekende mensen, de zin van het leven toont en dat ons bestaan een op-weg-gaan is naar de ontmoeting met Hem.
God wil dat zijn licht straalt voor alle volken, voor alle mensen. Hij wil dat Jezus’ licht zich verspreidt over de hele wereld. Hij wil dat Jezus’ licht – zijn Persoon en zijn Boodschap- de ganse mensheid verlicht en verwarmt. En daarvoor wil God ons nodig hebben: het licht van Jezus dat wij ontvangen hebben en dat ons leven verlicht, moet ook schijnen om ons heen. Wij zijn geroepen om onze medemensen te ‘verlichten’ door onze getuigenis, door onze manier van leven als christenen. Wij zijn zoals Simeon die het Licht heeft ontvangen, maar ook zoals Hanna die ervan getuigde “aan allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten”. Zovele mensen wachten op bevrijding, op verlossing. Zovele mensen zoeken naar licht, naar uitzicht, naar een zin in hun leven. Aan ons is het om met Gods genade te getuigen van Christus’ licht dat wij ontvangen hebben. Moge de Heer ons ‘verlichten’ in deze grootse roeping.
En tenslotte, op Lichtmis richt de liturgie onze aandacht op Maria. Zij droeg Jezus, het ware Licht der wereld in haar armen. Zij droeg Hem naar de tempel, naar Simeon en Hanna, en zo naar ieder van ons. Mogen ook wij meer en meer worden zoals Maria: mensen die Jezus naar hun medemensen dragen, mensen die met Gods hulp Jezus’licht brengen naar hun naasten.
Benno Haeseldonckx
Kerk & Leven nr. 4
Van Saulus tot Paulus
De laatste nieuwjaarsrecepties zijn stilaan achter de rug, de kaartjes met wensen beantwoord en ook in de kerkelijke liturgie zijn we twee weken terug de ‘tijd door het jaar’ ingestapt.
Tijd om de draad van het gewone weer op te nemen, of toch niet? Misschien hebben we een paar goede voornemens gemaakt en proberen we die met vallen en opstaan waar te maken. Over dat vallen en weer opstaan en anders gaan leven, gaat het bij het feest van Paulus’ bekering dat de Kerk over een paar dagen op 25 januari viert.
Het verhaal
We kennen het verhaal dat tot drie maal toe in de Handelingen van de Apostelen vermeld staat (Hand. 9, 3-9 . 22, 1-21. 26, 1-23), waaronder twee maal in Paulus’ eigen bewoordingen: ‘ik was op reis naar Damascus met de toestemming van de hogepriesters om de christenen daar te vervolgen en onderweg omstraalde ons een licht dat allen op de grond wierp en ik hoorde een stem die vroeg “Saulus, waarom vervolg je mij?” Ik vroeg wie het was en de stem antwoordde: “Jezus die gij vervolgt.” Hij koos me uit om alle mensen over Hem te vertellen en ik kreeg een nieuwe zending. Het veranderde mijn leven compleet: van Farizeeër tot apostel voor Christus…’
Een roeping
We spreken altijd van de bekering van Paulus maar is dat een goede verwoording?
Kardinaal Danneels schreef er ooit een uitgebreid artikel over waaruit ik hier de volgende gedachten overneem.
We spreken altijd over de bekering van Paulus, zegt hij. Is het dat wel? Paulus maakte geen morele bekering mee. Hij was ijverig in de weer om de naleving van de Joodse Wet te doen onderhouden en hij dacht goed te doen door deze nieuwlichters die de christenen waren, op andere gedachten te brengen door hen hard aan te pakken. Hij meende goed te handelen maar was blind en pas in het huis van Ananias gaan zijn ogen weer open en kan hij werkelijk zien. Wie blind zondigt niet. Het was geen be-kering maar een ommekeer. Hij zal al zijn energie in de toekomst gebruiken om de mensen tot leerlingen van Christus te maken.
Paulus’ bekering was dus eerder een roeping: een nieuwe manier van denken, voelen, handelen en leven, een nieuwe geboorte. Hij werd be-keerd, om-gekeerd: de andere richting uit. Daar zit de kern van dit gebeuren: vanuit Jezus’ woord gaat Paulus de andere richting, de tegengestelde kant uit. Damascus is een roeping en een zending.
Nog meer
Paulus leerde nog iets meer: waar je door de Wet goed na te leven kan denken dat je alles op eigen kracht kan bekomen en verdienen heeft Paulus ervaren dat je als mens jezelf niet kan redden, door eigen kennis of door eigen inspanningen. Neen, je moet het van God krijgen, gratis. Of met een oud klinkend woord: door genade.
Daar ligt zijn bekering: van vertrouwen op eigen krachten naar overgave, van een godsdienst van de prestatie en de verdienste naar de genade. Dat zet voor hem de Wet in een ander licht: waar hij voorheen dacht ‘de hemel te kunnen verdienen’ door de Wet trouw na te leven ontdekt hij nu dat er meer is dan die Wet. De Wet leert ons wel wat we moeten doen maar ze geeft ons niet de kracht om het te doen. Vandaar dat we gaan ‘spelen’ en dan is het maar een kleine stap en we staan in de huichelarij, het ons anders voordoen dan we vanbinnen zijn. Denk aan de uithalen van Jezus tegen de Farizeeërs daarrond: ‘witgekalkte graven’ noemt Hij hen. Jezus zal de Wet samenvatten in twee geboden: de liefde tot God en tot de naaste. Daar gaat het in wezen om.
Paulus komt tot het besef: ‘ik doe het niet maar God in mij’. Hij nodigt ons uit om JA te zeggen op Gods doen in ons. En dat noemt hij ‘geloof’. Vandaar zijn bekende woorden: ‘de redding komt uit het geloof, niet uit de werken’, dat betekent ons eigen initiatief, onze eigen inspanningen, onze eigen verdiensten. God doet het in ons door de Geest. We moeten alleen maar JA zeggen.
Zo werd Paulus zich van dan af bewust dat alles wat hij heeft en is van God is gekomen: zijn apostel zijn, zijn kracht, zijn geloof. Een ingrijpende verandering als van een paard vallen. En zo vallen schudt je dooreen.
En wij
Wellicht zijn we bij het begin van dit nieuwe jaar niet zo dooreen geschud maar dit feest rond Paulus nodigt ons wel uit om te zien hoe we zelf in het leven staan: alleen vertrouwend op eigen krachten en verdiensten of staan we ook genoeg open voor wat God in ons leven ook dit jaar weer wil bewerken? Een nieuw jaar instappen is ons ook overgeven aan wat zal komen, aan wat het ons brengen zal en dat weten we niet op voorhand. Hiervoor is vertrouwen nodig en dat mogen we hebben in Hem.
Laten we onze kleine hand in Zijn grote hand leggen en zonder angst de nieuwe richting inslaan. Dit wordt mooi verwoord in het volgend gedicht van St George Chapel Windsor:
Ik zei tot de man
die aan de poort van het jaar stond:
“Reik mij licht dat ik met zekere stap
het onbekende inga…”
En hij antwoordde:
”Trek de duisternis in
en leg uw hand in de hand van God.
Dat zal beter voor u zijn dan licht
en veiliger dan een gekende weg.”
Pastor Guido, met dank aan kardinaal Danneels
Kerk & Leven nr. 3
Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen 2025
In dit nieuwe jaar 2025 bidden we van 19 tot en met 26 januari ‘voor de eenheid van alle christenen’ met de specifieke vraag: “Geloof je dat?” (Joh. 11,26). Waar vroeger het verschil met de andere christelijke kerken werd benadrukt zoekt men nu wat ons bindt in het geloof. Naast de oudere tradities binnen de kerk, zoals de orthodoxen, katholieken en protestanten, hebben we nu ook vele evangelische kerken. Maar allen geloven in dezelfde God, Jezus, en de Heilige Geest! Dat gedeelde geloof werd reeds 1700 jaar geleden (!), op het Eerste Christelijk Oecumenisch Concilie van Nicea bij Constantinopel (325 na Christus), benadrukt door eenzelfde gemeenschappelijke geloofsbelijdenis. De tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel is nadien door geen enkel oecumenisch concilie meer gewijzigd. Deze geldt tot op de dag van vandaag formeel (met ondergeschikte tekstuele varianten) als de geloofsbelijdenis van alle christenen. Het is de wil om samen te geloven, met respect voor ieders eigenheid.
In de eucharistie hebben we de keuze tussen twee geloofsbelijdenissen, de eerste lange is die van Nicea-Constantinopel, en de tweede korte versie wordt de ‘apostolische geloofsbelijdenis’ genoemd. De tweede geloofsbelijdenis wordt meer gebruikt tijdens het doopsel of de doopselhernieuwing. Ze is bekend onder de naam ‘Twaalf artikelen van het geloof’. Beide geloofsbelijdenissen hebben dezelfde structuur: eerst over het geloof in God de Vader, dan in zijn Zoon en in de Heilige Geest, en tenslotte over de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Omdat in de tweede, kortere geloofsbelijdenis niet expliciet wordt verwezen naar de Triniteit speelt het filioque-probleem hier niet, maar wel in de eerste, langere versie. Wat is dat probleem?
In de Latijnse versie van de geloofsbelijdenis van Nicea staat er: “Ik geloof in de Heilige Geest, die voortkomt uit de Vader én de Zoon”. Deze latere, ogenschijnlijk kleine toevoeging van het woordje filioque (én de Zoon) was een van de oorzaken van het schisma tussen de Kerk van Rome en de oosters-orthodoxe kerken in 1054. De orthodoxe kerk wil de Zoon niet volledig gelijkwaardig stellen aan de Vader binnen de Heilige Drie-eenheid. Jezus ging tenslotte terug naar zijn Vader om de Heilige Geest te kunnen sturen (Lukas 24, 49). Volgens de orthodoxe kerk komt daarom de Heilige Geest uit de Vader, over zijn Zoon Jezus, tot ons. Voor de katholieke kerk komt de Heilige Geest echter uit God én zijn Zoon, Jezus Christus. Een mogelijke verbroedering van deze twee theologische visies is door te begrijpen dat voor de orthodoxe christenen de oorsprong van de genade (gave van de Heilige Geest) belangrijk is, namelijk God (Joh. 14,26a). Voor de katholieken is het resultaat, de ervaring van de genade die ons door ons geloof in God én Christus gegeven wordt, belangrijk (Joh. 14, 26b). De ene kijkt dus naar de oorsprong van de genade en de ander naar de gave van de genade, het einde van het genadeproces.
De vaders van het Concilie van Nicea streefden naar de juiste bewoording om het volledige mysterie van de menswording, passie, dood en opstanding van de Heer te omvatten. Deze uitdaging gaat heden ten dage nog steeds voort. Iedere gelovige christen is uitgenodigd om over de geloofsbelijdenis na te denken vanuit zijn of haar eigen geloof. De vraag ‘Geloof je dat?’ is een uitnodiging, geen gebod. In de verwachting van Jezus’ wederkomst zijn christenen wereldwijd geroepen om gezamenlijk te getuigen van hun geloof in de verrijzenis, de bron van hoop en vreugde, die zij met alle volkeren willen delen.
De oecumenische viering in Brussel zal plaatsvinden op donderdag 23 januari in de Protestantse Kerk Brussel, Nieuwe Graanmarkt 8, om 19 u. Deze dienst wordt voorbereid door het Brussels Interkerkelijk Comité. U bent welkom!
Pastor Peter Baekelmans
Kerk & Leven nr. 2
Hoop stelt niet teleur!
Afgelopen Kerstavond opende paus Franciscus de heilige deur van de Sint-Pietersbasiliek te Rome. Wellicht heeft u op het nieuws de beelden gezien. Door het openen van de deur is het Heilig Jaar officieel geopend. Het is al eeuwen traditie dat een Heilig Jaar een thema heeft. Dit Heilig Jaar staat in het teken van de hoop: “Spes non confundat”. Oftewel “hoop stelt niet teleur”. We worden dit jaar dus in het speciaal opgeroepen om te leven vanuit de hoop en die hoop geheel te belichamen.
Het eerste Heilig Jaar vond plaats in 1300, waarop elke 25 jaar – het eerste concept sprak van één Heilig Jaar per eeuw - een Heilig Jaar werd afgekondigd door de paus. In het Heilig Jaar werden gelovigen in de gelegenheid gesteld om een “volle aflaat” te verkrijgen door een pelgrimreis naar Rome te maken. Tijdens het bezoek in Rome dienden pelgrims de pauselijke basilieken te bezoeken, te biechten en naar de Mis te gaan. Als de pelgrim in kwestie dat braaf gedaan had, werden hem al zijn zonden kwijtgescholden. Pas in 1500 werd ook de Heilige Deur voor het eerst geopend als symbolische opening van het Heilig Jaar.
Een paus heeft ook de bevoegdheid om een “buitengewoon” Heilig Jaar af te kondigen. Dan doorbreekt de paus de cyclus van 25 jaar ter gelegenheid van een speciaal moment. Pius XI deed dat in 1933 ter gelegenheid van de 1900e verjaardag van Christus’ kruisdood. Ook paus Franciscus kondigde in 2016 een Heilig Jaar af om de barmhartigheid centraler te stellen.
Na de barmhartigheid wil de paus nu de hoop centraal stellen. Hoop is hard nodig nu wij elke dag geconfronteerd worden met afgrijselijke beelden van oorlogen in Gaza, Oekraïne en Afrika. Ook de beelden van natuurrampen laten ons niet ongeroerd. Velen zijn daarbij overleden of ontheemd geraakt. Ook in ons persoonlijk leven kunnen wij geconfronteerd worden met catastrofe: een geliefde overlijdt, je wordt ziek of je voelt je eenzaam. Het verdriet kan dan zeer overheersen.
Het Heilig Jaar zal deze catastrofes niet magisch doen stoppen, maar het roept op om niet bij de pakken neer te zitten en hoop te houden op heling en vrede. We mogen hopen op betere tijden voor de wereld en voor onszelf. Zelfs wanneer hoop zinloos lijkt, is het onze roeping als christenen te blijven vertrouwen op het geloof dat God begaan is met ons en ons nooit in de steek zal laten. God zal helen wat gebroken is. In vele gevallen zal dat langer duren dan we wensen... Het is de uitdaging om vertrouwen te koesteren, geduld te oefenen en hoop te houden.
De profeet Jesaja bad al “Heer geef ons vrede” (26,10). Een mooie uitdrukking van hoop en vertrouwen. Laat ons in zijn navolging deze woorden hardop bidden en belichamen. Laat ons uitdrukking geven van de wens voor vrede in de wereld en vrede in ons hart door elkaar ook wat te bemoedigen. In dat licht wens ik u allen een zeer hoopvol 2025!
Tijmen Schouws
Kerk & Leven nr. 1
Hoogfeest van de Openbaring van de Heer
“Waar is de Koning der Joden?” (Matteüs 2, 1-12)
In Jezus’ tijd spreekt elke Jood over de komst van de ‘Gezalfde’, de Messias, een goede koning, uit Davids geslacht. Het kleurt de verbeelding. Leven onder een despoot als Herodes de Grote is geen feest. Het snakken naar een bevrijder des te intenser.
Gretig leest men de oude profetieën. Allereest die zegenspreuk van Bileam: “Ik zie het al, een ster komt op uit Jacob, een scepter uit Israël…” (Numeri 24, 17). Hiermee voorspelde Bileam Mozes’ overwinning op het leger van Balak, de koning van de Moabieten. Die had met zijn troepen de toegang tot het ‘Beloofde Land’ geblokkeerd.
Van de profeet Jesaja (60, 1-6) leren de Jeruzalemmers dat ze moeten jubelen omdat de zon alleen over hen – en niet ergens anders - opgaat! (Vandaag horen we in het Heilig Land terug dat soort lof zingen … Tegelijk zijn er een hoop Joodse Rabbi’s die, gezien de huidige situatie, zulks verwerpen als ‘idolatrie’, gruwelijke afgodendienst.)
En verder orakelt de profeet Micha: “Gij echter, Bethlehem in Efrata, al zijt gij klein onder Juda's geslachten, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u komen die over Israël gaat heersen” (Micha 5, 1). Helemaal in de lijn dus van Gods erewoord aan koning David (uit Bethlehem): dat zijn geslacht zal voortduren tot welzijn van iedereen.
De ‘Wijzen uit het verre Oosten’ kennen die heilsverwachtingen slechts van horen zeggen en gaan op zoek, op goed geluk af. Na hun lastige tocht vinden ze ten slotte die langverwachte koning. Inmiddels zitten Schriftgeleerden hun profeten wel mooi uit het hoofd te citeren, maar zelf verzetten ze geen voet. Dat is het drama. Die laatste kilometertjes naar Bethlehem stappen ze niet. Ofschoon ze ‘t beter hadden kunnen weten, zullen zij het kind in de kribbe dan ook niet te zien krijgen.
Herodes’ verhaal is een toemaatje. Om zijn koningskroon niet kwijt te spelen heeft de Viervorst al familieleden omgebracht, tot zijn eigen zonen toe. Grootheidsdrang en achtervolgingswaan gaan hand in hand. Elk gerucht over troonpretendenten doet zijn knieën beven. We kennen dat. Ook zijn aanhangers vallen voor complottheorieën. Sluw speelt de potentaat zijn ‘game of thrones’. Plaats en tijd wil hij tijdig, exact en ‘top secret’ op zijn bureau. Met een berekende leeftijdsmarge begint in Palestina dan een zoveelste etnische zuivering…
Vanaf zijn geboorte af zien we al waar Jezus’ leven op uit zal lopen.
Pastor Ludwig