Priester Luc Verstraete kwam vorig jaar meerdere keren naar onze pastorale eenheid om ons uit de nood te helpen en voor te gaan tijdens de zondagsvieringen. Hij is afkomstig van Lendelede en tegenwoordig meewerkend priester in de pastorale eenheid O. L. Vrouw van Groeninge, Kortrijk. In 2022 beleefde hij een memorabele vastentijd.
Priester Luc: ‘Sinds mijn 16 jaar ben ik een serieuze roker geweest. In de periode van de Covid lockdown zat ik veel thuis – altijd met een pakje sigaretten in de kast - en ik stelde vast dat ‘het verbruik heel sterk gestegen was’. Ik had last van een droge keel, ik had een prikkelhoest en ik kon moeilijker ademen. Mijn huisarts stelde voor om eens naar een longspecialist te gaan. Hij voegde eraan toe: ‘je zult ook wel weten wat het eerste zal zijn wat hij gaat zeggen’. Ik heb toen het vaste voornemen gemaakt om met de start van de vasten, Aswoensdag 2 maart 2022, categoriek te stoppen met roken. Ik heb dat voorbereid met begeleiding van een tabakoloog. De bewuste nacht vóór Aswoensdag ben ik om 12 uur opgestaan en het laatste pakje met de laatste sigaretten gewoon de nek omgewrongen. En het was gedaan’.
En ging het?
‘Naar mijn verwachtingen is dat behoorlijk goed gegaan. Eigenlijk had ik geen goesting naar sigaretten; het was meer een gewoonte. Dat onderken ik nu, achteraf bekeken. Het is vooral een ander denkpatroon dat je moet aanleren. Ik heb maar een drietal weken van die Nicorette-pleisters gebruikt. Je moet vooral van een bepaalde gewoonte loskomen om iets nieuws, een andere gewoonte, aan te nemen’.
Had u na de veertigdagentijd het gevoel dat u ervan af was?
‘Neen. Ervan af zijn, ben je eigenlijk nooit. Je bent een ex-roker; het is en het blijft zo. Maar ik heb direct het voornemen gemaakt om nooit meer sigaretten te kopen. Ik heb ook nooit sigaretten gebedeld. En dat is mijn sterkte geweest. Zou ik morgen echter een pakje sigaretten kopen dan ben ik weer verkocht, dat weet ik. Ik zit nu in het stadium waarin je zegt ‘het zou gek zijn, mocht ik nu weer herbeginnen. Het is nu twee jaar en ik heb het niet echt nodig’.
Was de vastentijd dan de hefboom?
‘Ja, in de zin van een extra motivatie om het te doen. Ik wou starten met de vasten. Ik had daar heel sterk op gehoopt en naar toegeleefd, maar niet met de bedoeling om dan opnieuw te herbeginnen na de vasten’.
Wat betekent de vasten nog anno 2024?
‘Ik spreek liever over de veertigdagentijd. Want de vasten is eigenlijk maar één elementje van de veertigdagentijd. Het begint met versoberen: iets laten, zoals het laten van koeken. Maar het is niet louter dat. Veertigdagentijd kan ook een tijd zijn om iets met meer aandacht te doen. Of iets meer te doen waarvoor je in de loop van het courante jaar misschien minder tijd hebt. Een aantal lezingen vind ik in de veertigdagentijd bijzonder belangrijk. Met Aswoensdag bijvoorbeeld: ‘Gedenk o mens dat je van stof en as zijt en tot stof en as zult wederkeren’. Vrij vertaald is dit: je moet je plaats kennen. Je bent niet de schepper, je bent schepsel. En dus ben je beperkt. Je moet weten dat je niet alles kunt en dat niet alles van jou afhangt. Daarvan moet je je wat meer bewust worden. Een tweede lezing die elk jaar in de veertigdagentijd terugkomt, gaat over de bekoringen van Jezus : de hebzucht, de heerszucht en de eerzucht. Eigenlijk zijn dit drie dingen die in een mensenleven belangrijk zijn. Als je niets hebt, is dat niet leuk. Je moet een aantal dingen hebben om te overleven : eten, een dak boven je hoofd,… En als je aan de kant geschoven wordt en de mensen je niet eren, is dat ook niet goed. Hetzelfde geldt voor heersen, als je niets kunt betekenen voor anderen. Dus eigenlijk zijn het drie waarden die nodig zijn voor een mens. Maar het wordt een probleem als je eraan vasthangt en niet meer zonder kunt. Als hebben en bezit een zucht wordt. Als geëerd worden een zucht is. Dat is wat de drie bekoringen eigenlijk zeggen. Het zijn dingen die je beter kunt loslaten. Dat wordt dan traditioneel modern vertaald met: versoberen, bidden en delen. Ik denk dus dat er in de veertigdagentijd meerdere paden zijn die je kunt bewandelen. En niet met ‘je moet een vastenpuntje hebben’. Neen, je moet niet. Niets moet. Daarmee sla je mensen de dag van vandaag niet meer om de oren’.
Zijn er dan geen voorschriften meer wat we wel of niet mogen?
‘Je kunt die natuurlijk altijd gaan inbouwen. Bijvoorbeeld, in de veertigdagentijd elke week een sobere dag maken. Want eigenlijk kunnen we als mens met veel minder weg. Ook met soep en twee boterhammen zal ik niet onmiddellijk platvallen. Of wat ik nu met de auto doe, kan ik ook te voet doen. En de dingen die ik daarmee uitspaar, kunnen dan bijvoorbeeld naar Broederlijk Delen gaan. Dat kun je wel koppelen. Maar niet zo van: ‘we mogen nu geen vlees eten, want…’ Vroeger was vis goedkoper dan vlees, terwijl vis nu even duur of zelfs duurder geworden is. Je kunt dat dus niet meer toepassen’.
Wat willen we eigenlijk bereiken met dat versoberen?
‘Het kan medische voordelen hebben. Versoberen kan voor ons lichaam en onze geest goed zijn. Ook voor het milieu en het klimaat en alles wat daarmee verbonden is. En ook ten opzichte van andere mensen: meer rechtvaardigheid. Dat is de sociale dimensie. Maar je moet het niet doen omdat het resultaat zou hebben. Het moet niet de finaliteit zijn. Je moet het eerder plaatsen in een bredere context. Het gaat over een beetje solidair zijn, verbonden zijn met wie arm en kwetsbaar is. Het gaat over de beleving van die Blijde boodschap. Laat het rijk Gods gestalte krijgen: ervaarbaar, voelbaar en tastbaar voor de mensen rondom jou. En dat is iets anders dan je bekommeren om de Kerk. Nergens in het evangelie staat dat we opgeroepen worden om een kerkstructuur op te richten of in stand te houden. We moeten werken om de Blijde Boodschap gestalte te geven. En als God de Kerk gewild heeft, zal Hij ook wel zorgen dat ze op de één of andere manier blijft bestaan’.
Waarom zegt u dat in het kader van de veertigdagentijd?
‘Omdat dat ook een vorm van loslaten is. En dat is niet gemakkelijk. ‘Wat kunnen we doen opdat de mensen meer naar de kerk zouden komen?’. Is dàt de centrale vraag? Eigenlijk is de centrale vraag: ‘Hoe kan ik zodanig leven dat mensen zeggen: tiens, dat is eigenlijk nog zo zot niet’. En of dat nu in een Kerk is of waar dan ook, mensen moeten de Blijde Boodschap kunnen zien en kunnen ervaren dat er daar iets speelt. Tot zijn medebroeders zei Sint-Franciscus: ‘Ga en verkondig het evangelie, en als het moet ook met woorden’. Ga en verkondig het evangelie door wie je bent, door wat je doet. En als het moet, geef dan ook een beetje uitleg. Mensen moeten dus kunnen ervaren in het contact met elkaar, dat er iets meer is. En dat is niet gemakkelijk. Het is loslaten en zeggen: de Geest waait waar Hij wil’.
Hebt u tips voor mensen die van hun veertigdagentijd iets willen maken?
Zoek het niet te ver. Kijk in je eigen leven en kijk waar je werk wil van maken. Ik wil niet te concreet worden, anders wordt het ‘een vastenpuntje’. Denk eerder aan hoe je de laatste tijd geleefd hebt. Heb je tijd genomen, in de morgen of de avond, om een kwartiertje stil te vallen en eens alles los te laten? Je kunt dat dan ‘bidden’ noemen. Probeer eens om elke dag tijdens de veertigdagentijd minstens een kwartiertje stil te vallen. En waarschijnlijk zal je na veertig dagen zien dat gewoontevorming ervoor zorgt dat je dat daarna blijft meedragen. Je kunt je koffiekan met enkele kopjes minder vol maken, en dan zal je dat wellicht door de weldadige invloed daarvan verderzetten in de toekomst. Want dat is altijd de bekroning: die veertigdagentijd mondt uit op Pasen, de Verrijzenis. Nieuw leven. Na die veertigdagentijd kun je ervaren: ik ben een stukje anders. Door het feit dat ik nu elke dag een kwartiertje stilval, ben ik eigenlijk een veranderd. Door het feit dat ik geen volle koffiekan meer drink per dag, voel ik dat ik anders ben’.
Bedankt, priester Luc, voor uw mooie getuigenis!
Lieven Defour