Van harte proficiat aan Priester Luc Callewaert: 50 jaar priester!
Ooit dachten we met de Teamleden van de Pastorale Eenheid De Verrijzenis om vorige zondag 27 juni niet zomaar als een “doordeweekse” zondag te laten passeren. Het zou immers dag op dag 50 jaar later zijn dat meewerkend priester Luc Callewaert dankbaar, met een gouden rand, zijn priesterwijding kon her-denken en hopelijk nog vele jaren vooruit-denken! De vreemde omstandigheden van het voorbije anderhalve jaar beslisten er volledig anders over! Zondag laatst konden we slechts met 200 (en dit was al een grote sprong vooruit in het vergelijking met het weekend ervoor van 19-20 juni) in de St.-Elisabethkerk samenkomen om dit met een eucharistie te vieren. Ook de hartelijke glaasjes en hapjes en de uitgebreide hartige babbel moesten jammer genoeg achterwege blijven…
Niettemin zijn we heel dankbaar voor de priesterlijke inzet van Luc op vandaag in onze 3 parochies, na zijn emeritaat als pastoor! En we hopen we dat dit evenzo zal kunnen blijven in de komende tijden. Nog vele jaren toegewenst in goede gezondheid en dienstbaarheid! We laten graag priester Luc zelf aan het woord:
DANKBAAR OMZIEN…
Sinds juni 2018 ben ik met pensioen, maar nog niet op rust.
Ik ben geboren in juni 1947 als voorlaatste telg van acht uit het gezin Maurice Callewaert-Suzanne Verborg. Wij woonden op de “Oude Plaetse” aan het huidige kerkhof, waar nu “Salons Gruuthuse” gelegen is. Er woonden in die buurt nog twee van mijn vaders broers, nonkel Marcel en nonkel Jerome, telkens ook met een groot gezin, zodat er daar nogal wat “Callewaerts” samen woonden. Ik herinner mij nog de voetbalmatchen die wij op de doodlopende straat naar de Leie speelden tegen de “Ameyes” en de “Delabies”. Als kind mochten wij dan altijd de ballen oprapen die richting Leie rolden. De Dorpstraat van toen was echt een speelstraat avant la lettre. Ook met “Mickie” de hond van Maurice Pauwels, de toenmalige grafdelver die vlak aan het kerkhof woonde, zijn we ontelbare keren naar de Leie gegaan om hem te doen zwemmen achter een stok die we in de Leie gooiden. Wat was dat een mooie kindertijd…
Mijn kleuteronderwijs heb ik uiteraard gevolgd in de “Meisjesschool” en mijn lager onderwijs in de “Jongensschool”. Namen als “Meester Schotte, Meester Berton, Meester Sablain, Meester Lecluyse, Meester Callewaert” en nog vele anderen, staan in mijn geheugen gegrift.
In 1957 ben ik één van de eerste leden van de Chiro geweest, en heb er alle stadia in doorlopen: van lid tot leider tot proost. Ik kom nu nog soms Bevernaars tegen die tegen mij vertellen: “Weet je nog, Luc, van toen we u op dat bepaalde kamp aan de boom bonden?” of nog andere van die jongensstreken. Ook aan de turnclub Lenig en Vlug houd ik goede herinneringen over, waar trouwens vader Callewaert bestuurslid van was. Ik herinner mij hoe er op een zondag “crisisvergadering” was bij pastoor Deltour, mijn overbuur, over het al of niet gemengd werken. Dat zal in die tijd wel een serieus probleem geweest zijn…
Ik ben ook vele jaren misdienaar geweest in de noodkerk, samen met Luc Berton en Theo Coussement. Heb ik daar mijn priesterroeping gevonden? In elk geval hebben meneer Mijnheer, meneer Gheeraert, Freddy Buyck, en mijn beste overbuur “Liefooghske” op mij grote indruk gemaakt. Ik herinner mij dat ik na elke begrafenis waarbij meneer Buyck te voet met de begrafenisstoet meeging naar het verre, huidige kerkhof, ik met zijn brommer mocht achtergaan. En als jonge knaap durfde ik toen wel eens echt met die motorfiets te rijden tot vlak aan mijn ouderlijke thuis, kwestie dat mijn ouders mijn gevaarlijke toeren niet zagen.
Ik zou nog veel kunnen vertellen over mijn Beverse kinderjaren, maar in 1959 werd het dan tijd om naar het college van Waregem te gaan. Mijn broer Jacques was daar juist afgestudeerd en ik mocht er hem opvolgen. Men noemde het H.-Hartcollege toen “het vettekot”, waarschijnlijk omdat wij er regelmatig – in tegenstelling tot vele andere internaten – frietjes en wafels kregen. De eerste drie jaren moest ik intern zijn. Toen na drie jaar ook mijn broer Marc erheen trok, mochten we samen extern zijn: u ziet, de jongeren hebben altijd meer geluk dan de ouderen. Ik weet nog goed dat we de eerste keer moesten blijven van één september tot Allerheiligen. Met alles er op en er aan: weemoed, dagelijkse mis, vespers en lof op zondag, naar voetbalclub Waregem móéten gaan kijken, zonder dat ik eigenlijk een sportliefhebber was, enz… Ik heb inderdaad nog de tijd gekend van het strenge internaat, maar het is ons, achteraf bekeken, niet slecht bevallen. Toen ik dan extern werd, gingen we ‘s zomers met de fiets, ’s winters met de bus vanaf “De Klokke”. Het was dus ook telkens eerst nog een kilometer stappen van huis naar de halte en omgekeerd. Gelukkig was “het snoepwinkeltje van Cyrilla” vlak aan de bushalte om ons regelmatig wat moed in te pompen. Het was ook aan 15 jaar dat ik mijn eerste horloge kreeg, om zeker op tijd te zijn aan de bus. En mijn broer Marc kreeg er dus al één aan twaalf jaar, weerom een klein voordeel van de jongste te zijn.
Latijn-Grieks was de richting die ik er volgde. Illustere priester-leraars zoals Etienne Verhack en Guy Algoet (die ik nu nog regelmatig ontmoet hier in Kortrijk) hebben mij in die totaal nieuwe wereld van Latijn en Grieks ingeleid. Ik moest er elk jaar veel voor doen om mijn diploma te behalen, maar het is me toch gelukt. In de Retorica werd mijn besluit dan vast: ik wou priester worden. Op 2 april 1965 ben ik mij gaan inschrijven in het Grootseminarie te Brugge. Moeder lag toen zwaar ziek in het ziekenhuis. Ik ben het haar rechtstreeks van het Kortrijkse station naar de H.-Hartkliniek gaan zeggen. Eén week later, op 9 april, is zij thuis gestorven. Dit was voor mij en gans ons gezin een zware dobber. Toen wij vier jaar later ook nog ons vader verloren, is het vroeg afsterven van onze beide ouders voor ons altijd het zwaarste probleem geweest dat wij in onze jonge tijd hebben gekend. Ook in mijn seminarietijd is die vraag altijd blijven hangen: “Waarom? Wat is de zin van lijden en vroeg sterven?”
In 1965 ben ik dan voor zes jaar naar het seminarie te Brugge getrokken: twee jaar filosofie, vier jaar theologie. We zijn er gestart met 43 seminaristen in het eerste jaar, en na zes jaar geëindigd met 19 priesterwijdingen. Ik hoor dat er dit jaar 1 priester wordt gewijd voor gans ons Bisdom. Om maar eens te zeggen waar ons priesterbestand naartoe gaat.
Op 27 juni 1971 werd ik dan in de nieuwe kerk van Beveren-Leie tot priester gewijd. Arthur De Pourcq was toen pastoor in Beveren. De priesterwijding, voorgegaan door Mgr. De Smedt, was een onvergetelijk moment. Ik kijk nu nog graag eens terug naar het filmpje dat Etienne Ducatteeuw er heeft over gemaakt. Het was een echt Bevers parochiefeest.
Mijn eerste benoeming kreeg ik in Stasegem. Een kleine parochie van een 3000 inwoners met 2 priesters. Een droomparochie als start. Ik mocht er als jongste priester van het Bisdom (ik was de jongste van mijn klas) meeleven met vreugde en leed, met jong en oud, met groepen en individuen. Mijn broer Marc en zus Annie woonden mee in de onderpastorie en zijn er ook “uitgetrouwd”. Waarschijnlijk is dat nog niet in veel pastorieën voorgevallen.
Van Beveren had ik een beetje de missiemicrobe te pakken. Vandaar dat wij met Marc – die kok is – en Annie – die opdiende bij een traiteur – de missiemaaltijden in Stasegem in het leven hebben geroepen die nu nog altijd doorgaan. Evenals een contactblad tussen de missionarissen en het thuisfront met als titel “Van hier en ginder”, dat ook nog altijd verschijnt. U ziet dat een mens zijn roots niet gauw vergeet. Het laatste project waar ik in Stasegem heb mogen aan meewerken is de geslaagde renovatie van de kerk.
Toen – in 1982 – werd ik naar Wevelgem geroepen. Een parochie van bijna 9000 inwoners met 4 priesters. Ik ontmoette er direct al dezelfde aannemer van de kerk van Stasegem die ook de kerk van Wevelgem aan het renoveren was. Wevelgem is een bloeiende parochiegemeenschap met veel ‘bonden’ en elk “zijn” proost. Ik werd er de proost van een sterke Christelijke Arbeidersbeweging. Waarschijnlijk is het die taak die mij na 8 jaar naar Kortrijk deed verhuizen.
In 1990 vroeg de bisschop mij om arrondissementele proost te worden van de Christelijke Arbeidersbeweging regio Kortrijk. Ik heb eerst wat bedenktijd gevraagd, want al mijn voorgangers in die functie waren altijd universitair-geschoolden geweest. Maar de bisschop vond dit geen bezwaar en dan heb ik maar ja gezegd. Het was inderdaad een totaal ander werk dan parochiewerk: geen huwelijksvieringen of begrafenissen meer (tenzij nog eens van een personeelslid), geen huis-of ziekenbezoeken, maar wel 2 tot 3 vergaderingen per dag met vooral beroepskrachten, aangevuld met vrijwilligers. Het ging daar telkens over belangrijke maar toch moeilijke maatschappelijke problemen: hoe de werkloosheid aanpakken en de gezondheidszorg; wat kan er gedaan worden voor de belangen van de zieken en van wie ouder wordt, enz… en dat telkens vanuit christelijk standpunt. Heel boeiend maar niet altijd eenvoudig. Was ik niet op een vergadering, dan zat ik in mijn bureel de teksten voor de vergadering te bestuderen. Daar, in de Christelijke Arbeidersbeweging, heb ik geleerd hoe belangrijk het is dat er – veelal ongezien – goede structuren (Sociale Zekerheid) moeten zijn die de dagelijkse problemen van de mensen ter harte nemen en ze ‘politiek’ vertalen. Het was mijn zorg dat die beroepskrachten en structuren niet ver van de gewone mensen zouden komen te staan, en ook moeilijke dingen in mensentaal konden brengen. Proosten in de plaatselijke afdelingen werden almaar schaarser, zodat het ook mijn taak was mensen te vormen om ook een christelijke-pastorale inbreng te kunnen doen in de vele plaatselijke afdelingen. Langs allerhande jubileumvieringen van de vele deeltakken van de Christelijke Arbeidersbeweging kwam ik ook in vele gemeenten van de regio Kortrijk en bleef ik zo ook nog een stuk verbonden met de basis.
Maar toen het arrondissement Kortrijk, Roeselare en Tielt samensmolten en er dus minder proosten nodig waren, vroeg de bisschop mij in 1998 om pastoor te worden van Kuurne Sint-Michiel, een parochie van een goeie 8000 inwoners. En ik heb aanvaard: ik kon in mijn streek blijven waar ik al heel mijn leven vertoefde. Bij de start had ik nog een medepastoor, maar na 3 maanden werd deze ook benoemd tot pastoor en stond ik er alleen voor. 20 jaar lang heb ik mij gejeund in Kuurne: een levendige gemeente met ook een sterk verenigingsleven. In juni 2018 ben ik dan mijn actieve loopbaan na 47 jaar voltijds in dienst van de Heer en zijn mensen te hebben gestaan, beëindigd. Begonnen in Stasegem met 2 priesters voor 1 parochie, geëindigd in Kuurne als enige priester voor 3 parochies met 14.000 inwoners. Zo zie je maar de evolutie in de kerk. Maar priester zijn ben ik altijd graag geweest en nog altijd. Gelukkig is er de Heer en een kern van leken die ook overtuigd blijven van de waarde van Kerk en geloof.
Nu ben ik met pensioen, maar zoals gezegd bij het begin: niet op rust. Ik ben aangesteld als meewerkend priester in de Pastorale Eenheid De Verrijzenis: 3 uitgestrekte stadsparochies met meer dan 25.000 inwoners: Sint-Jan Baptist, Sint-Elisabeth en Sint-Rochus. Elk weekend ga ik voor in 3 van de 6 vieringen, en om de 4 weken ben ik 6 keer van preek in de 3 verschillende mooie kerken.
Als mijn vrije tijd ben ik lid van OKRA, wandel en fiets ik mee met hun uitstappen, ben ik lid van een leesclub en ga ik ook regelmatig fitnessen om zeker niet stram te worden.
Ik hoop hier in Kortrijk op die manier nog vele jaren aan mijn leven te kunnen toevoegen in goede gezondheid en in blijvende dienstbaarheid aan God en zijn mensen.
Een dankbare en gelukkige priester!
Juni 2021
Luc Callewaert