Carnaval wordt traditioneel gevierd de drie dagen voor Aswoensdag. Carnaval komt van het woord “Carne Vale”, wat betekent “vaarwel aan het vlees”. Al het vet (vlees) dat er nog in huis was, werd opgegeten vooraleer het zou bederven. Vooral de oudere mensen hebben de tijd gekend dat men zich moest onthouden van vlees en vleesnat op de vrijdagen en op de dagen bepaald door de kerk. Op die verboden vleesdagen stond vooral vis op het menu. Die tijd is voorbij. Toch is in veel gezinnen, ook in rust- en verzorgingsinstellingen, de vrijdag nog altijd een “visdag”.
Carnaval is van oorsprong een katholiek feest. Het valt binnen de christelijke traditie op zondag, maandag en dinsdag voorafgaande aan de vastentijd, de veertigdagentijd.
Meer over dit feest en zijn betekenis lees je in Kerk & leven nr. 6/2024.