‘Het vlees van de Mensenzoon eten en zijn bloed drinken’ is niet alleen schokkende taal voor joden (Johannes 6,52), maar ook voor een groot aantal van Jezus’ eigen leerlingen. Deze uitsprak van Jezus kunnen ze niet tolereren en ze uiten hun ergernis in wrevelig gemor. In zijn antwoord verwijst Jezus naar zijn hemelvaart. Bij Johannes is de terugkeer van Jezus naar zijn Vader de diepere betekenis van Jezus’ dood (zie Johannes 16,28 en 20,17). Voor de niet-gelovigen is zijn dood de bevestiging van zijn falen. Wat Jezus belangrijk maakt en Hem zijn autoriteit geeft, is niet zijn bestaan als louter mens (vlees). Wel biedt dit aardse bestaan Hem de mogelijkheid zijn boodschap in woord en daad te verspreiden. Jezus wist dat niet iedereen Hem zou volgen.
Geloven in Hem is niet het werk van de mens, maar een gave van God. Jezus’ rede leidt tot een zware crisis onder zijn volgelingen. De geloofseis brengt een scheiding teweeg. Een kern van twaalf blijft over, maar ook aan hen stelt Jezus de vraag of ze Hem willen verlaten. Petrus antwoordt namens allen: 'wij geloven dat u de heilige van God bent.'
In het eerste gesprek van Jezus met het volk (Johannes 6,22-40) ligt het accent op de tegenstelling tussen verleden en heden. Mozes gaf in de woestijn het manna uit de hemel. Jezus is het brood uit de hemel en is actueel aanwezig. In het tweede gesprek (Johannes 6,41-51) ligt het accent op de tegenstelling tussen het verleden en de toekomst. De vaders hebben van het brood gegeten en zijn gestorven. Wie van het brood eet dat Jezus is, zal niet sterven maar in eeuwigheid leven.
Johannes ontvouwt het Jezusbeeld stap voor stap. God geeft brood uit de hemel. Dat brood is Jezus, de gezondene van God. Jezus is het geschenk van God maar schenkt ook het echte leven. Hij geeft zijn vlees en bloed, wat verwijst naar zijn kruisdood. Het lijkt de diepst denkbare vernedering te zijn, maar Johannes ziet hierin het begin van de verheerlijking van Jezus. Het naar God terugkeren resulteert in de gave van de levendmakende Geest, zonder wie het vlees tot niets dient (Johannes 6,63).
Jan Verheyen, pastoor-deken
(Bronnen: o.a. Liturgische handreiking zondagen, Lezingencyclus jaar B 2024-2024, Berne Media)