En als Jezus tijdens het Laatste Avondmaal vertelt dat Hij naar de Vader zal gaan om daar een plaats klaar te maken voor zijn mensen – we lezen dat regelmatig als evangelie in de verrijzenisliturgie: 'gij weet waar Ik heenga, en ook de weg daarheen is u bekend', zegt Jezus – dan reageert Thomas met te zeggen: 'Heer, wij weten niet waar Gij heen gaat, hoe moeten we dan de weg kennen?' Thomas doet niet mee met een goedkoop meelopen, hij luistert naar wat Jezus zegt, hij probeert Hem zo goed mogelijk te volgen, en wat hij niet begrijpt, daar vraagt hij gewoon uitleg over. Heel nuchter, maar tegelijk heel betrokken.
En zo is ook zijn reactie op het sterven van Jezus. Thomas is er kapot van. Hij had Jezus ook in de steek gelaten. Hij kon het allemaal niet aanzien. Zoveel had hij van Jezus gehouden, dat hij de leerlingen dan ook niet kan geloven als ze zeggen dat Hij aan hen verschenen is. Hij kan niet geloven in een schim of een engel, het moet de Jezus zijn zoals hij Hem gekend heeft, met de kruiswonden erbij. Want Thomas gelooft in de Jezus die moest lijden. Voor hem kàn het Paasgeloof niet als daarmee ineens alle pijn en lijden zou verdwenen zijn. Pijn en lijden horen bij Pasen!
Misschien was Thomas wat teveel met de dood van Jezus bezig. Hij had zich wat afgezonderd van de andere leerlingen, zoals mensen die alleen willen zijn met hun verdriet. Daarom was hij er niet toen Jezus de eerste keer verscheen aan de leerlingen. Maar wie alleen blijft, mist de ervaringen en de ondersteuning van de anderen. Je hebt andere mensen nodig om tot geloof te komen of je geloof levend te houden.
En dan staat Jezus acht dagen later terug bij zijn leerlingen en nu was Thomas erbij. Zijn bijnaam is 'Didymus', wat tweelingbroer betekent. Thomas had op dat moment de twee in mekaar, was zelf tweeling: geloof en ongeloof in één persoon. Wanneer Thomas dan voor Jezus staat, zegt Jezus: 'Thomas, je gelooft omdat je ziet? Zalig die niet zien en toch geloven!' Zo verwijst Jezus naar al die mensen die geloven zonder Jezus gezien te hebben. Mensen zoals wij, die het moeten doen met de verhalen die doorverteld zijn én met de verbondenheid die we hebben binnen onze kerkgemeenschap.
En over die gemeenschap wil ik het nog even hebben. In het tweede deel van het evangelie, acht dagen later dus dan de eerste verschijning, staat er een klein, maar belangrijk zinnetje: 'en nu was Thomas erbij'. Daar klinkt iets in door van het belang van een gemeenschap. Pas met andere mensen krijg je zicht op wie Jezus werkelijk is. In je eentje blijf je twijfelen, je hebt wel catechese gevolgd, je leest in de bijbel en andere religieuze boeken, maar je leven verandert er niet door. Pas in de gemeenschap, in het gesprek met elkaar, waar je ook je vragen en je twijfels kwijt kan, daar weet je je gesteund om te geloven.