De evangelist Lucas schrijft in de Handelingen van de Apostelen: Toen Hij dat gezegd had, werd Hij van hun ogen opgenomen en een wolk nam Hem op en onttrok Hen aan hun ogen. Terwijl zij zonder hun ogen af te wenden naar de hemel zagen, stonden plotseling twee mannen in witte gewaden bij hen en zeiden: ‘Mannen van Galilea, wat staat gij daar naar de hemel te staren. Deze Jezus, die is heengegaan en in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen zoals ge Hem naar de hemel hebt zien gaan. Hand. 1,9-11 Zo’n voorstellingen van de hemelvaart komt velen vreemd voor. Kan men daar in het tijdperk van de ruimtevaart nog in geloven? Of is Jezus Christus misschien zoiets als de eerste ruimtevaarder?
Het hemelvaart-verhaal is zeer eenvoudig. Geen pompeuze apotheose (sluitstuk) als bij heidense mythen en in toneelstukken, maar een bescheiden aanduiding waar Hij heenging: naar de Vader. Hij steeg een weinig omhoog, tot onmiddellijk een wolk Hem onzichtbaar maakte. Deze wolk betekent de aanwezigheid van God (zie Lc. 9, 34-35 en vele plaatsen van het Oude Testament). Tegelijkertijd wordt hier gezinspeeld op de ‘wolken des hemels’ waarop de Mensenzoon zal terugkeren.
De evangelische boodschap is niet dat Jezus, toen de wolk Hem aan hun oog onttrokken had, is doorgegaan door dampkringen tot Hij, eindelijk, bij de Vader was. Christus’ verheerlijkte mensheid legt geen afstanden af zoals wij het doen. Bovendien is de Vader, de hemel, niet ‘boven’. De richting naar ‘boven’ werd gekozen omdat de hemelkoepel met zijn licht, zijn vrijheid, zijn openheid een prachtig symbool is voor de plaats van God.
Maar de Vader, naar wie Jezus heen ging, is niet aan plaats gebonden. (Joh. 4,21).
Ons ruimtelijk voorstellingsvermogen moeten wij dus achterlaten. Wat wij weten is dat Jezus als mens bij de Vader is. Een mens, dus met een lichaam, maar geen aardse lichaam. Hoe deze bestaanswijze – het begin van de nieuwe schepping – thans is weten wij niet.’
Uit: De Nieuwe Katechismus
Al de dagen van ons leven, een boek voor gelovige gezinnen