MARIA GRAAG GEZIEN (3)
De kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen
Hoe zullen de mensen van het dekenaat Bree Jezus ontvangen, voortbrengen en uitdragen? Het tweede antwoord van de engel Gabriël zegt: “De kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen.” Wat roepen deze woorden op?
De hele Bijbel getuigt ervan dat God een sterkte is en dat Hem een kracht is toegemeten die uiterst groot is. Vooreerst is dit de scheppingskracht. Daar heeft God Zijn kracht ontplooit. Ze was echt scheppend. God sprak en het geschiedde. Toen al klonk tussen de regels: geen woord is voor God onmogelijk. Of zoals Jezus in de hof van Getsemane bidt: “Voor U is alles mogelijk!” God kan scheppen en herscheppen. Hij kan steeds weer opnieuw beginnen met Zijn schepping.
Dat gebeurt hier bij Maria. Moeder worden van Jezus is een ontvouwing van de scheppingskracht van God. Jezus is de nieuwe mens, de nieuwe Adam, helemaal Gods werk in Maria. Vervolgens is die kracht de verrijzeniskracht (of de verlossingskracht). God slaagt erin op de weg van de dood, die door mensen gekozen is, een kracht te ontwikkelen die Jezus uit de dood en uit het graf haalt. Daarom kan men stellen dat de paaskracht waarmee God Jezus uit de dood heeft opgewekt, ook daarna - tot heden toe en ook naar de toekomst toe - aan het werk is. Die kracht is bezig als God mensen tot geloof probeert te brengen. Die kracht is bezig als God Maria roept nu Moeder te worden van Jezus. Die kracht maakt het mogelijk, samen met de H. Geest, dat Maria zwanger zal worden en Jezus zal voortbrengen.
Zowel de scheppingskracht als de verlossingskracht zullen werkzaam zijn in de mensen van het dekenaat Bree. Dat betekent dat gelovig worden iets heeft van een (nieuwe) schepping: de mens wordt nieuw, hij gaat gelijken op Jezus. Maar gelovig worden is ook een nieuwe mens worden. De oude mens wordt afgelegd, de oude wordt afgewezen. En het nieuwe leven, getekend door Jezus’ uitzonderlijk grote liefde, krijgt de volle kans. Willen de mensen van het dekenaat Bree zich door deze paaskracht laten tekenen en de nieuwe identiteit gestalte geven? Het betekent ook dat de kracht van de Allerhoogste de mensen van het dekenaat Bree zoekt en wekt om te gaan gelijken op de verrezen Heer. Met de roeping van Maria mag ook Zij toegevoegd worden: gelijken op Maria.
Paasmensen worden is dus voor gelovigen de nieuwe roeping. De paasmensen bij uitstek zijn in het evangelie van Lucas de Emmaüsgangers. Het zijn twee mensen die op weg zijn. Ze zijn ontgoocheld. Ze hebben Jezus aan de dood verloren. Heel hun leven en heel hun toekomst was op Hem gebouwd. Maar Hij is dood. En toch kunnen ze zich daarbij niet neerleggen. Ze blijven met elkaar woorden wisselen om toch maar de betekenis van Jezus’ dood te achterhalen. In hun uitwisseling komt plots een vreemdeling. Hij doet hen spreken. Hij beluistert hen, ze kunnen zich helemaal uitspreken. En dan komt de cruciale vraag van de vreemdeling: “Moest de Messias zich niet helemaal geven in liefde om de heerlijkheid te kunnen binnengaan?” Dan legt Hij de Schrift uit i.f.v. die liefde tot het uiterste. En er gebeurt iets met de Emmaüsgangers. Hun harten beginnen te branden. Wie is toch maar die vreemdeling? Wie kan zo spreken als deze man? Aan tafel blijkt dan dat de vreemdeling de verrezen Heer is (of de vreemdeling draagt de verrezen Heer). En als de vreemdeling herkend wordt, verdwijnt de vreemdeling, maar de Verrezene blijft.
Dit is het verhaal van elke christen, ook van de mensen van het dekenaat Bree. In het delen van leven en geloof, komt de Verrezene. Hij is er dan!
In dit verhaal van Cleopas komt het grote geloofsmysterie naar boven. Als leven en geloof, ervaringen en Schrift, gedeeld worden, dan dragen die woorden een aanwezigheid. In dit geval, de verrezen Heer. Als Maria het woord van God van harte ontvangt, dan draagt dit woord een aanwezigheid, Jezus. Als christenen van het dekenaat Bree leven en evangelie delen, dan komt de verrezen Heer aanwezig. Aan (tegen) het woord plakt een aanwezigheid: tegen-woord-igheid.
Dat is de kracht van God, dat is de kracht van het woord van God. Het gelovig woord draagt de verrezen Heer. Aubrosius zei het anders: “Wie klopt op de deur van de Schrift, hem doet het woord van God (=Jezus) open”. Dit is wat gebeurd is met Maria. Ze zei: “Mij geschiede naar Uw woord.” En dit woord droeg Jezus. En daardoor werd Maria draagster van Jezus. Toen ze naar Elisabet ging en haar groette (is het spreken van een woord), droeg die groet Jezus. Johannes de Doper herkende hem: hij sprong op van vreugde.
Hoe zullen de mensen van het dekenaat Bree Jezus ontvangen en voortbrengen? Door leven en evangelie te delen met elkaar. Want dat gesprek wordt de drager van de aanwezigheid van Jezus. Dan geschiedt het onverhoopte: de verrezen Heer is aanwezig. De harten beginnen te branden. Ik persoonlijk heb het mogen ervaren op 25 maart bij de opening van het Maria-jaar. Mijn hart brandde. De Heer was er. Alleluia!
Deken Jaak Janssen