Vreugde is niet goed voor het geloven. Tenminste, dat zouden we kunnen denken wanneer we het evangelie van vandaag horen. Het staat er zwart op wit: ze konden het van blijdschap niet geloven. We zouden kunnen gaan denken dat geloven zo’n ernstige zaak is dat er geen vreugde aan te pas komt, dat we in de kerk niet blij mogen zijn. De leerlingen konden het niet geloven omdat ze zo blij waren. Is vreugde dan slecht voor het geloven?
Wanneer we de tekst wat beter lezen merken we dat het niet de blijdschap was die het geloven van de leerlingen moeilijk maakte. Het was niet hun vreugde en al evenmin hun verdriet. Alhoewel het verdriet groot moet geweest zijn. Hun vriend en leermeester was gestorven. Ze waren verkrampt, wisten niet meer waar ze het nu hadden en daar kwam nog de angst bij zodat er nog weinig plaats was voor hoop en vertrouwen.
Maar de reden waarom ze het niet konden geloven dat Jezus terug was, lag echter niet in hun angst, niet in hun verdriet en ook niet in hun vreugde. Het had te maken met de snelheid waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgden. Omdat het allemaal veel te snel ging.
Ze hadden nog maar net voor de laatste keer samen maaltijd gehouden met Jezus en de dag erop kwam de vreselijke kruisiging en het sterven van de Heer, daarna het verhaal van de vrouwen die Hem niet gevonden hadden bij het graf en vertelden hoe Hij verrezen was. Zo snel kunnen mensen hun gevoelens niet aanpassen. Wij, mensen, hebben tijd nodig om wat er gebeurde te verwerken, al dat een plaats te geven. Dat gaat niet zo snel. Zeker en vooral in geloofszaken hebben goede dingen tijd nodig.
We mogen ons wat daar 2000 jaar gebeurde niet voorstellen alsof de leerlingen op Pasen reeds tot geloof in de verrijzenis gekomen waren. Daarvoor was het veel te snel gegaan. Hun geloof had tijd nodig om te groeien, het vroeg tijd om de gebeurtenissen te verwerken.
Ook voor ons is dat niet anders. Denken we aan kinderen; we dopen hen voor ze zelf kunnen denken. En daarna verwonderen we ons erover hoe ze dan, wanneer ze kunnen zelfstandig denken, hun eigen gedachten ontwikkelen waarbij van het geloof zoals wij het kennen meestal niet veel meer te merken is. Geloof moet groeien en dat vraagt tijd. Tijd om eigen vragen te stellen en antwoorden te vinden, tijd om de gebeurtenissen in het leven te verwerken en te begrijpen. Geloof vraagt om eigen levens- en geloofservaringen, om God te begrijpen. Dat vraagt allemaal heel veel tijd.
Veranderingen in ons leven en ons geloof duren lang. De theologie heeft al tientallen jaren opnieuw ontdekt dat God niet de straffende God is die een register bijhoudt van onze tekorten om ons dan daarop op de meeste gruwelijke wijze af te rekenen maar dat God een barmhartige Vader is die ons kan vergeven omdat Hij ons graag ziet. Toch hebben we het daar soms nog moeilijk mee om dat te aanvaarden. De godsbeelden die we als kind leerden zitten immers nog stevig in ons geheugen.
Ons geloof laten groeien vraagt tijd. En God geeft ons die tijd. Want Hij weet dat het niet de vreugde is die het geloof in de weg staat en al evenmin verdriet of angst. Het is meestal gewoon een kwestie van tijd: we hebben gewoon meer tijd nodig.