De bezinning die je hoorde op het einde van onze weekendvieringen kan je hier nog eens (na)lezen.
Elia is ten einde raad, op de vlucht voor zijn vijanden. Heel fanatiek was hij opgekomen voor het geloven in Jahweh. Nu zat de dood hem op de hielen. Uitgeput van het dolen door de woestijn heeft hij nog maar één wens: sterven. Leven in doodsangst: het wordt hem allemaal te zwaar. En dan is er ineens een engel, een boodschapper van God. Zijn taak is nog niet ten einde. Hij moet de weg gaan van het volk: veertig dagen en veertig nachten door de dorre woestijn. Net als toen is er van Godswege brood, zodat hij de tocht kan voleindigen. Er is brood voor hem, voldoende voor zijn levensreis.
Zo is God: Hij laat niemand vallen, niemand gaat voorgoed ten onder. Hij is voor mensen even levensnoodzakelijk als brood. En Jezus voegt er nog aan toe, dat Hij het Brood is dat leven geeft. Daarmee reikt Hij nieuw perspectief aan. Wie van dat Brood eet, leeft aan de dood voorbij, nu in dit leven en eens voorgoed.