De veertigdagentijd is een uitgelezen tijd om aandacht te hebben voor ons innerlijk leven. Dat kan op vele manieren: door bewuster met eten en drinken om te gaan, te mediteren, je in te zetten voor een of andere vastenactie. Aandacht voor onze relatie met onszelf, met de ander en met God, in een open houding: ‘Hier ben ik, ik luister’. Op de 3de zondag horen we het verhaal van de roeping van Mozes. In zijn dagelijkse werk als schaapherder wordt hij plotseling geroepen om herder van mensen te worden. Mozes staat open voor God die zich aan hem bekendmaakt als ‘Ik zal er zijn’. Een bemoedigende belofte voor allen die zoeken naar bevrijding. Laten wij ons vinden door deze God?
Voor de schriftlezingen met een commentaar van Isabelle Desmidt verwijzen we naar p. 18 in nr. 11 van Kerk & Leven.
De kranten brengen ons elke dag uitgebreid verslag over moorden, ongevallen en sensationele rampen.
Ook Jezus zinspeelt op twee publieke voorvallen, gespreksonderwerpen in de kroniek van zijn tijd. Maar Hij doet het niet zoals de predikanten van weleer die al te gretig een drama in de parochie uitbuitten om met bewogen oproepen de mensen naar de biechtstoel te krijgen. Dat is niet Jezus’ manier van doen. Hij beschouwt een gewelddadige dood niet als een goddelijke tuchtiging voor de zonde. Maar Hij merkt bij zijn tijdgenoten een volgehouden onbewustheid, erger nog, een algemeen gesust geweten. Daarom wijst Hij hen op een dreigende ongevoeligheid voor de noodzaak van bekering met het oog op het Koninkrijk. “Zondaars, schuldigen, ze zijn er. En zoek ze niet te ver, want gij hoort er ook bij! Haast u daarom uw leven te veranderen, anders zal de komst van het Rijk allen evenzo doen omkomen”.
Vijgenboom
Terwijl de mens, ongelukkig genoeg, maar al te sterk lijkt op een boom die al jaren lang talloze bewijzen van onvruchtbaarheid levert, lijkt God gelukkig op de boer met zijn meer dan billijk geduld. Hij gunt de onvruchtbare vijgenboom toch nog een tijd lang de kans. “Een genadejaar”: dat is de tijd van Jezus’ optreden, de tijd van de Kerk, tot de Heer komt, de tijd van ons bestaan, afgebakend door een aantal veertigdaagse periodes die telkens een “gunstige tijd” zijn voor ons heil.
Het onwrikbare geduld van Jezus, waarin de ontgoocheling doorschemert over zijn tijdgenoten en zijn onbedwingbare zorg voor de zondaars, zou ons moeten opwekken tot ongeduld tegenover onszelf.
Het is nooit te laat om zich te bekeren, zolang de boom van ons leven groen blijft. Maar het is tijd, de hoogste tijd! Wordt het vandaag de dag?
Hans, pastor
Barmhartigheid
een lied bij Lucas-evangelie 13, 1-9
Mijn broeder Jezus, die mij kent
en die in heel mijn lange falen
u nooit van mij hebt afgewend,
maar mij bewaard hebt alle malen,
ik vraag u, die mijn zaak bepleit,
barmhartigheid.
Ik ben een boom, door u geplant,
die maar geen goede vrucht wil dragen,
een ergernis langzamerhand;
en toch, o blijf het met mij wagen
en schenk me, om mijn late spijt,
barmhartigheid.
Al groei ik in uw wijngaard krom
al zoveel lange droeve jaren,
o hak uw dorre boom niet om,
maar wil hem nog voor u bewaren,
en blijf hem, Jezus, toegewijd,
barmhartigheid.
Geef mij niet prijs, maar loop mij na,
blijf naar mij omzien met uw zorgen;
bevrucht de grond waarin ik sta
en gun me nog de dag van morgen
in de mij toegemeten tijd,
barmhartigheid.
Michel van der Plas