Je ziet het geregeld in de politiek: leiders staan op, worden bewonderd en bejubeld, maar dan zeggen ze iets verkeerds of doen iets fout, en ineens is het gedaan met hun populariteit. Ze hebben het bij het volk verbrod en men laat hen vallen als een baksteen. In de evangelielezing van de 4de zondag lijkt dit ook bij Jezus het geval. In de stad waar Hij vandaan komt, Nazareth, preekt Hij in de synagoge en de aanwezigen verwonderen zich over zijn genaderijke woorden, maar ineens slaat de stemming om en staan ze Hem naar het leven. Hoe vallen zijn woorden bij ons? Worden wij er enthousiast van of zijn ze ons ook onwelgevallig?
Jezus Profeet Een lied bij de schriftboodschap van zondag 30 januari: Lucas 4, 21-30 De tekst met commentaar vind je in ‘Kerk & leven’ nr. 4 op p. 18
Moeten wij hem nu aanhoren met zijn hautaine taal: hem daar, hoog van de toren die onze rust komt verstoren, luid en pontificaal?
Moeten wij dat maar zo laten, hard en tegendraads, woorden van God, citaten die ons de schaamte aanpraten? Is dat wel op zijn plaats?
Laten we ons dan beleren dat nu zijn tijd begint en in de naam des Heren, moeten we dan omkeren, als een blad in de wind?
Willen we wel profeten, luizen in onze pels, lastpakken hooggezeten, maar al hun beter weten maakt een mens toch hels?
Kan dat zo maar gebeuren, zeggen we zomaar ja, laten we ons losscheuren, laten we ons meesleuren Hem en zijn woord achterna?