Verzoening is een prachtig woord. Het woord zoen zit erin en we weten allemaal hoe een liefdevolle kus meer kan zeggen dan vele mooie woorden. Ik bedoel hiermee niet de verplichte drie kussen die mensen te pas en te onpas met elkaar uitwisselen, maar de kus waarmee wordt gezegd: ik hou van jou, ik geef om jou en je bent welkom bij mij. Op die wijze kust een vader zijn zoon als die na lange tijd terugkeert naar huis. Je met de ander verzoenen, daar sporen de lezingen ons vandaag toe aan.
Voor de schriftlezingen met een commentaar van Isabelle Desmidt verwijzen we naar p. 18 in nr. 12 van Kerk & Leven.
Hoe komt het dat de parabel, die wij gewoonlijk “de parabel van de verloren zoon” noemen, ons zo aanspreekt?
Ongetwijfeld omdat hij doorheen onze gevoeligheid ook het netwerk raakt van ons bestaan waar het verwezen is met God en zijn Zoon Jezus Christus. Deze parabel is immers evengoed, en wellicht nog meer, de parabel van de barmhartige vader. Het is een gelijkenis over een God die zo bezorgd is voor de zondaars dat Hij er geen vrede mee kan nemen dat een van zijn kinderen verloren gaat. God kan niet anders dan geduldig zijn met een eeuwige ontvankelijkheid. Hij kan zich pas ten volle vader tonen als Hij de gestalte van zijn verloren zoon terug ziet opdagen.
De parabel maakt ons dus duidelijk dat God een vader is voor de mensen en dat deze mensen op elk ogenblik toegang hebben tot zijn Koninkrijk, wat zij ook gedaan hebben, als zij maar naar Hem terugkeren die zij verlaten hebben.
Maar de parabel openbaart ons ook wie Jezus is.
Zijn houding was immers de aanleiding tot dit verhaal. Om zijn eigen gedragslijn tegenover zondaars te verantwoorden, geeft Jezus ons de beschrijving van deze vader die de verlorene tegemoet snelt en er zijn vreugde in vindt de zondaar terug op te nemen als zijn volwaardige zoon.
Tenslotte loopt ieder christen wel eens het risico te lijken op de oudste zoon, die, in tegenstelling tot zijn vader, niet wil weten van een hartelijke verwelkoming van zijn jongste broer. De Zwitserse schrijver Ramuz verbeeldt zich dat op de laatste Dag de menigte der uitverkorenen staat te drummen voor de poorten van het paradijs en verontwaardigd uitroept: "het schijnt dat Hij zelfs de anderen vergeeft!" En meteen worden al die schijnheiligen naar de hel verwezen. Ze weigerden hun broer te zien in de zondaar die vergiffenis kreeg.
Ons verhaal gaat niet zover.
Het besluit hangt van ons af. Zal de oudste zoon, die wij menen te zijn, overgaan van verachting naar liefde voor de zondaars?
Zal ons beeld van God als een boekhouder veranderen in het beeld van een Vader die bemint omdat hij wil verlossen?
Hans, pastor
De barmhartige vader
een lied bij Lucas 15, 1-3. 11-32
Op de uitkijk staat hij, turend,
onze vader, of wij komen,
ongeduldig alle uren
ons verwachtend in zijn dromen,
wetend hoe het met ons is
in het land van droefenis.
Alle dag staat hij te hopen
om ons toe te snellen buiten
als wij komen aangelopen,
om ons in zijn arm te sluiten
en te leiden naar zijn huis
en te zeggen welkom thuis.
Om ons veilig met zijn warme
vaderzorgen te omgeven,
kinderen van zijn erbarmen,
lieve doden die herleven,
weergekeerd uit ramp en rouw,
teruggevonden door zijn trouw.
Om, ons in het nieuw te steken,
met een gouden ring te sieren,
al zijn lichten te ontsteken
en dan feest met ons te vieren,
het geluk voor ons bereid,
God met ons in eeuwigheid.
Michel van der Plas