Eerste lezing uit het boek Genesis
GENESIS 2, 18-24
De HEER God sprak:
“Het is niet goed dat de mens alleen blijft.
Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past.”
Toen boetseerde de HEER God uit de aarde
alle dieren op het land en alle vogels van de lucht,
en bracht die bij de mens om te zien hoe hij ze noemen zou:
zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten.
De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren
en aan al de vogels in de lucht en aan al de wilde beesten;
maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet.
Toen liet de HEER God de mens in een diepe slaap vallen;
en terwijl hij sliep nam Hij één van zijn ribben weg
en zette er vlees voor in de plaats.
Daarna vormde de HEER God
uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen,
een vrouw,
en bracht haar naar de mens.
Toen sprak de mens:
“Eindelijk been van mijn gebeente
en vlees van mijn vlees!
Mannin zal zij heten
want uit een man is zij genomen.”
Zo komt het dat een man zijn vader en moeder verlaat
en zich zó aan zijn vrouw hecht
dat zij volkomen één worden.
.
Tweede lezing uit de brief aan de Hebreeën
HEBREEËN 2,9-11
Broeders en zusters,
Wij zien hoe Jezus,
die voor een korte tijd beneden de engelen was gesteld,
nu met luister en eer gekroond is,
omdat Hij de dood heeft verduurd.
Door Gods genade kwam zijn sterven aan allen ten goede.
God, einddoel en oorsprong van alle dingen,
wil vele kinderen tot de hemelse heerlijkheid leiden;
was het dan niet passend
dat Hij de aanvoerder die hen redt
niet dan door lijden tot de voleinding bracht?
Want Hij die heiligt
en zij die geheiligd worden,
hebben één en dezelfde oorsprong;
daarom schrikt Hij er ook niet voor terug
hen zijn broeders te noemen.
.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
MARCUS 10,2-16 OF 10,2-12
In die tijd kwamen er Farizeeën die Jezus vroegen:
“Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten?”
Daarmee wilden zij Hem op de proef stellen.
Hij antwoordde hun met een wedervraag:
“Wat heeft Mozes u voorgeschreven?”
Zij zeiden:
“Mozes heeft toegestaan een scheidingsbrief op te stellen
en haar weg te zenden.”
Doch Jezus antwoordde hun:
“Om de hardheid van uw hart
heeft hij die bepaling voor u neergeschreven.
Maar in het begin, bij de schepping,
heeft God hen als man en vrouw gemaakt.
Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten
om zich te binden aan zijn vrouw
en deze twee zullen één vlees worden.
Zo zijn zij dus niet langer twee,
één vlees als zij geworden zijn.
Wat God derhalve heeft verbonden,
mag een mens niet scheiden.”
Thuis ondervroegen de leerlingen Hem nogmaals daarover.
Hij sprak tot hen:
“Wie zijn vrouw wegzendt en een andere huwt
maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk.
En wanneer zij haar man verlaat en een andere huwt
begaat zij echtbreuk.”
(De mensen brachten kinderen bij Hem
met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken.
Maar bars wezen de leerlingen ze af.
Toen Jezus dit zag, zei Hij verontwaardigd:
“Laat die kinderen toch bij Mij komen
en houdt ze niet tegen.
Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods.
Voorwaar, Ik zeg u:
wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind,
zal er zeker niet binnengaan.”
Daarop omarmde Hij ze en zegende hen
terwijl Hij hun de handen oplegde.)
Met hart en ziel elkaars ‘tegenover’ zijn
De eerste lezing en de evangelielezing van deze zondag gaan beide over een van de mooiste dingen van onze schepping: het bestaan van man en vrouw. Het verhaal uit Genesis maakt eerst melding van de schepping van de man. Hij wordt geplaatst te midden van al het andere dat god geschapen heeft, met de expliciete opdracht om aan alles een naam te geven. Want als je iets een naam hebt gegeven, bestaat het pas echt. Maar de man ervaart een tekort in zijn leven. En dit gevoelde tekort is tevens de oorsprong van een verlangen. Pas als de man zich bewust is geworden van dit fundamentele tekort in zijn leven, gaat god over tot de schepping van de vrouw. In de Hebreeuwse tekst wordt steeds gesproken over iemand die voor de man ‘een tegenover’ kan zijn: god zal iemand scheppen die niet een maatje of dienaar of helper is van de man, maar een ‘tegenover’. Daarom, vertelt de Joodse traditie, is haar naam ook afgeleid van de naam van de man: deze tegenover heet ‘iescha’ (‘mannin’) omdat de man ‘iesch’ (‘man’) heet, en daarmee wordt gezegd dat zij in alles de gelijke is van de man behalve op het vlak van de seksualiteit. Als gelijke van de man, staat de vrouw tegenover hem. Als volwaardige partners zullen zij aan elkaar gegeven worden. Als god de vrouw eenmaal geschapen heeft – uit een rib en niet uit de harde aarde, en daarom volgens een Joodse interpretatie ook gevoeliger –, brengt god haar tot bij de man. En de man roept het uit: eindelijk iemand die is zoals ik, ‘been van mijn gebeente’! De vreugde van de man is groot, omdat hij iemand gevonden heeft die bij hem past. Nu begint de opdracht om dit leven met en tegenover elkaar gestalte te geven.
Het verlangen doet de man op zoek gaan naar zo’n tegenover in zijn leven. Ditzelfde verlangen doet hem zijn ouderlijk nest verlaten, om zo een nieuw leven te beginnen met de vrouw die hij gevonden heeft. Als deze man en vrouw elkaar gevonden hebben, zullen zij één van hart en één van lichaam worden. Bedoeld is uiteraard niet dat man en vrouw in elkaar opgaan, want zij blijven elkaars tegenover. Bedoeld is wel dat door deze verbintenis man en vrouw een nieuwe gemeenschap vormen, die ook in het nageslacht expliciet vorm zal krijgen. Een Joodse commentaar merkt nog spits op dat voortaan de vrouw niet meer uit de man zal voortkomen (uit zijn rib), maar de man uit de vrouw.
Het samenleven van man en vrouw in een duurzame verbintenis gaat uiteraard niet vanzelf. Als volwaardige partners die ook een ‘tegenover-functie’ voor elkaar hebben, vraagt dit om de kunst om elkaar te leren verstaan en aan te voelen. En dit vraagt om een volgehouden engagement. Maar er kunnen redenen zijn, die maken dat de aanvankelijke verbintenis niet evolueert naar een volwaardige gemeenschap. Wat dan?
De Joodse wetgeving kende de ‘scheidingsbrief’: deze werd door de man – en alleen door hem – verstrekt aan de vrouw, waardoor de verbintenis werd opgeheven en de vrouw legaal een nieuwe verbintenis kon aangaan. Het initiatief lag dus eenzijdig bij de man. De positie van de vrouw was maar ten dele beschermd. In de tijd van Jezus dachten de Schriftgeleerden ook niet hetzelfde over de redenen die een man mocht aanvoeren om een scheidingsbrief te geven. Het debat was gaande. In de evangelielezing horen we hoe enkele Farizese Schriftgeleerden Jezus de vraag voorleggen of een man zijn vrouw sowieso mag verstoten of niet. Ze hopen Jezus klem te rijden.
In het Marcusevangelie horen we hoe Jezus van bij het begin ‘een nieuwe leer met gezag’ brengt. In deze passage spreekt Jezus inderdaad met gezag. Hij laat zien welk deel uit de Tora – uit het boek Genesis – voorrang heeft op een andere plaats uit diezelfde Tora – uit het boek Deuteronomium. Jezus heft het voorschrift in verband met de scheidingsbrief op, om een ander voorschrift opnieuw kracht bij te zetten: niet de scheidingsbrief is het uitgangspunt bij het nadenken over de verbintenis tussen man en vrouw, maar hun bestemming zoals verwoord in het boek Genesis. Noch de man noch de vrouw kunnen zomaar een einde maken aan wat zij voor god begonnen zijn.
Jezus was geen legalist, integendeel. Het gaat hier om de beginselen, en we worden uitgenodigd die opnieuw te overwegen. Uit andere evangelieverhalen weten we dat het veroordelen in deze materie maar al te vaak uit den boze is!
Jean Bastiaens
Bron: B-cyclus zevenentwintigste zondag door het jaar | Kerknet