Jezus verwonder zich dat zijn ouders niet wisten dat Hij in het huis van zijn Vader ‘moest’ zijn.
Een grootmoeder ligt ziek te bed. Ze lacht en leeft op als één van de kleinkinderen plotseling opduikt. “Jij was toch in het buitenland?” vraagt ze verwonderd. “Oma, ik moest gewoon terugkeren toen ik hoorde dat je gezondheid achteruit gaat,” antwoordt de kleindochter.
In het evangelie van het Feest van de heilige Familie gaat het ook over het innerlijke ‘moeten’.
Als Jozef en Maria beseffen dat Jezus niet bij hun groep is, keren ze terug naar Jeruzalem. Ze moeten hem vinden, niets aan te doen. Uit wat ze zeggen klinken zachte verwijten: je had met ons moeten meegaan en zeker niet eigenzinnig alleen achterblijven.
Dat verbaast Jezus dan weer: “Wat hebben jullie naar Mij gezocht? Wisten jullie dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Wie heeft bepaald dat Jezus in de tempel moest achterblijven? Wie heeft hem tegengehouden om met zijn ouders mee naar huis te gaan? Niemand!
Jezus is twaalf en staat aan het begin van zijn inwijding in het joodse geloof. Op dertien zal hij zelf lid worden. Maar die inwijding houdt niet in dat je alleen in de stad achterblijft als je ouders naar huis gaan.
Er is geen macht of instantie die Jezus verplicht heeft. Er is enkel het innerlijke ‘goddelijk moeten’. Jezus zal erdoor gedreven blijven als Hij later zegt dat Hij naar andere dorpen en steden ‘moet’ gaan en dat Hij naar Jeruzalem ‘moet’ gaan ook al zal Hij daar lijden. Jezus is door God gedreven van jongsaf en niets brengt hem daarvan af.
De kleindochter was door haar verbondenheid met grootmoeder gedreven om bij haar te zijn als ze ernstig ziek werd. Hoe diep zit ons geloof? Voelen wij ons gedreven door ‘goddelijk moeten’ zoals Jezus?