Ik las een interview met een ongelovige vrouw, naar aanleiding van Allerheiligen. Ze geloofde wel in idolen en helden, maar niet in heiligen. Ze deed veel moeite om het onderscheid te maken. Ze had ook veel woorden nodig om uit te leggen wat de zin van haar leven is, zonder in God te geloven.
Jezus geeft ook een interview maar Hij heeft minder woorden nodig. Na meermaals door schriftgeleerden en farizeeën op de proef gesteld te zijn, treedt één van hen naar voren met de vraag naar de belangrijkste bepaling in de Wet van Mozes.
Jezus zegt niet dat de belangrijkste wet is dat je moet ‘geloven in’ God. Het gaat niet om geloven of niet geloven. Jezus antwoordt dat de belangrijkste opdracht is dat je moet ‘houden van’ God. Jezus maakt van geloven geen zaak van argumenten en tegenargumenten. Geloven is geen debat met ongeloof, van ja of neen. Geloven is ‘houden van’. Je moet niet geloven uit angst voor de straffende God, ook niet uit menselijk opzicht of uit vrees voor de kerk. De liefde voor God komt eerst.
Jezus vult nog verder aan. Houden van God leidt naar houden van de mensen. Andere wetten zijn daaraan ondergeschikt.
De ongelovige vrouw in het interview had het zich gemakkelijker kunnen maken door te zeggen dat ze het niet kan opbrengen om van God te houden. Wij, christenen, zeggen het omgekeerde: ik hou van God en daarom ben ik gelovig.