Na de belijdenis van Petrus, kondigt Jezus zijn lijden aan. Hij waarschuwt zijn leerlingen dat ook zij een kruis zullen te dragen hebben.
Mensen gaan werken om geld te verdienen. Ze kopen of huren een huis om in te wonen. Kinderen en jongeren gaan naar school om bij te leren. We weven een netwerk van relaties om geborgen te zijn en ergens bij te horen... Bijna alles dat wij doen heeft een doel. Maar hoe zit dat met ons geloof? Waarom geloven wij in Jezus, de Christus?
Jezus stelt zichzelf die vraag. Hij vraagt zijn leerlingen wat de mensen van hem zeggen, want dat is waarom ze naar hem toekomen. Petrus’ antwoord lijkt een schot in de roos: U bent de Christus! Daarna komt Petrus in conflict met Jezus. Jezus weet dat het geloof van zijn leerlingen nog niet volgroeid is. Hij wil niet dat ze met hem meegaan en in hem geloven, omwille van de genezingen, het broodwonder, de storm die stilvalt... Wie Jezus-leerling wil zijn, zal een kruis te dragen hebben, zegt Jezus.
Jezus wil dat wij in hem geloven omdat dat de juiste en de goede weg is voor mens en samenleving. Jezus achterna gaan is niet de gemakkelijkste weg, maar het is de weg die niet doodloopt. Wij moeten niet geloven opdat de Heer onze problemen zou oplossen, of in onze plaats zou treden als het leven moeilijk is. Geloven in Jezus is vrij kiezen voor zijn weg, de weg van liefde en verzoening zonder berekening.
Mensen gaan naar de tandarts om hun gebit te verzorgen en naar de kapper om hun haar in de plooi te laten leggen. En wij gaan Jezus achterna, omdat Hij de weg ten leven is, al is het dan ook de weg met een kruis om te dragen.