Jezus geneest een zieke man die eigenlijk niet bij hem mocht komen. Jezus is door medelijden bewogen, omwille van het geloof van de man.
Een beroemde advocaat heeft een achterpoortje gevonden om het proces tegen een terrorist misschien te laten vernietigen. Veel mensen zijn daarover verontwaardigd, want een grote misdadiger laten vrij komen omwille van een wet waaraan niemand heeft gedacht, dat kan toch niet.
Jezus is geen advocaat, maar Hij kent wel de wet, de Tora. Hij kent die zelfs heel goed. Want Jezus weet dat de Tora een bron van leven wil zijn. Velen maakten er in zijn tijd een middel van om mensen te binden. Jezus begrijpt de Tora van binnen uit.
Een man die onder de wet lijdt, want hij moet zich afzonderen omwille van een ziekte, komt bij Jezus. Hij gelooft in de goddelijke kracht van Jezus. De man heeft de wet overtreden door naderbij te komen. Hij trekt zich niets aan van wat ‘men’ daarover denkt.
Jezus wordt bewogen door de mens, door zijn ziekte én door zijn vertrouwen. Hij geneest de man en hij zet hem terug op het spoor van de Tora door hem te laten keuren en te laten offeren.
Jezus is niet de spitsvondige advocaat die wetten uitvlooit om vrijspraak te krijgen. Jezus vertrekt van de waardigheid van de zieke mens. Hij zet de genezen man op het spoor van de Tora om hem weer helemaal op te nemen.