We hebben allemaal zo van die dagen dat we liever de hele dag in de zetel zouden hangen om eens lekker niets te doen. Languit genieten in de zetel van een lekker kopje koffie of thee met een spannend boek in de hand. Na een lange drukke week denk je bij jezelf: dat is nu dubbel en dik verdiend. En dan krijg je plotseling onverwacht bezoek over de vloer. Je heet hen welkom, laat hen plaatsnemen en luistert met volle aandacht naar wat ze te zeggen hebben. Je hebt natuurlijk verschillende types van mensen: de toffe mensen, zoals wij allemaal, die enkel leuke en interessante dingen te vertellen hebben en dan heb je de andere categorie: de vervelende mensen die nogal kunnen zagen en klagen. Wanneer je van dat tweede type mensen op bezoek krijgt, de zogenaamde vervelende mensen, moet je soms op je tanden bijten om niet te zeggen: “Houd toch je mond, laat me toch gewoon met rust. Ik heb hier nu geen tijd voor.”
Beste broeders en zusters, “Houd toch je mond!”, was ook de reactie van de vele omstaanders op de hulpkreet van Bartimeüs. De blinde Bartimeüs werkte op de zenuwen van de grote groep mensen die Jezus en zijn leerlingen aan het volgen waren.
Het lot van een blinde was heel hard in Jezus’ tijd. Bartimeüs moest bedelen om in leven te blijven. Bovendien dacht men dat blindheid een straf van God was voor een zonde van de blinde of diens ouders. Hierdoor werden blinden niet alleen maatschappelijk, maar ook religieus uitgesloten. Het is niet voor niets dat Marcus in zijn evangelie vermeldt dat Bartimeüs “langs de weg zat”. Bartimeüs hoorde er letterlijk en figuurlijk niet meer bij. Dit blijkt ook duidelijk aan de reactie van de snauwende menigte. Maar Bartimeüs laat zich door niemand ontmoedigen. Zijn verlangen om Jezus te ontmoeten, om Hem beter te leren kennen wordt steeds groter. Wanneer de mensen hem zeggen dat hij moet zwijgen roept hij nog harder: “Jezus! Zoon van David! Heb medelijden met mij!”
Tussen al dat gejoel door hoort Jezus de roep van de blinde bedelaar. Het raakt Hem, en Hij blijft staan. De omstaanders draaien als een blad in de wind, en moedigen hem nu aan op te staan en naar Jezus te gaan. Ze zeggen letterlijk: “Sta op, Jezus roept je.” Wat een contrast in vergelijking met hun eerste reactie!
Zo snel als hij kon liep Bartimeüs tot bij Jezus. Hij liet zelfs zijn mantel achter, zijn enigste en kostbaarste bezit als bedelaar. In deze symbolische handeling laat Bartimeüs niet enkel zijn vroegere leven achter zich, hij geeft ook alles prijs om Jezus geheel en al na te volgen.
Zeer opmerkelijk hier is dat het niet langer Bartimeüs is die roept, maar Jezus die hem op-roept om tot bij Hem te komen. De rollen zijn volledig omgedraaid. En als dit nog niet opmerkelijk genoeg is, stelt Jezus hem een vraag: “Wat wil je dat ik voor je doe?” Is deze vraag niet overbodig? Is het niet overduidelijk dat de man blind is?
Natuurlijk heeft Jezus door dat de man blind is, maar blind waaraan, blind waarvoor? Om te genezen is het noodzakelijk dat de man eerst zijn verlangen, zijn diepste noden uitspreekt. En hij zegt het met heel zijn hart: ‘Rabboeni, maak dat ik kan zien!’ En dan spreekt Jezus dat scheppend en bevrijdend woord: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond, zo lezen we, kon Bartimeüs zien en volgt hij de weg van Jezus. Hij is niet langer uitgesloten, maar behoort voortaan tot Jezus’ volgelingen. Hij heeft in Jezus de Messias gezien, het ware licht voor de mensen. In Jezus geloven is pas echt “zien”.
Beste broeders en zusters, we zijn allemaal een beetje als Bartimeüs die zit te wachten langs de weg tot wanneer iemand bij hem zou langskomen die oog voor hem heeft, die naar zijn zagen en klagen luistert. Jezus zegt niet : “Houd toch je mond, zie je niet dat ik bezig ben, zie je niet dat ik mijn dag anders had ingepland en liever op mijn gemak mijn kopje koffie wil uitdrinken en mijn spannend boek uitlezen?” Neen, Jezus zegt gewoon: "Wat wil je dat ik voor je doe?". Amen.