“Zie Ik ga iets nieuws beginnen, het is al aan het kiemen. Merk je het niet?”
Jesaja is één van de vijf grote profeten uit de heilsgeschiedenis. Jesaja of Isaias betekent ‘Jhwh heeft gered’. Het Bijbelboek Jesaja wordt deels aan hem toegeschreven.
Tijdens de advents- en kerstperiode, alsook in de liturgie van de veertigdagentijd, wordt uit dit oudtestamentische boek voorgelezen. Maar ook in het nieuwe Testament wordt vaak uit het boek Jesaja geciteerd. Verschillende tekstdelen klinken ons dan ook bekend in de oren.
De eerste christenen zagen de woorden over de Messias gerealiseerd in de persoon van Jezus, die ze de Christus (= Messias) zijn gaan noemen.
Jesaja bleek hen dé taal te geven om over Jezus te spreken.
Wie is HIJ?
Jesaja is één van de grote profeten uit de Hebreeuwse Bijbel. Hij trad tussen 750 en 700 vóór Christus op als profeet aan het hof van de koningen van het Koninkrijk Juda. Hij was een burger van het rijk van Juda en een bewoner van Jeruzalem. Hij was de zoon van een zeker Amoz.
Jesaja was gehuwd en had twee zonen die allebei een symbolische naam droegen: Maher-Salal Chas-Baz (wat ‘haastige roof of snelle buit’ betekent) en Sear-Jasub (‘een rest keert terug’). Die twee namen kunnen we zien als de samenvatting van wat Jesaja te zeggen had: hij voorspelde de verovering en de verwoesting van Jeruzalem, maar zag ook hoop voor de tijd daarna.
In de tijd waarover het boek van de profeet Jesaja het heeft, was het oorspronkelijke koninkrijk van Israël opgesplitst in twee; het koninkrijk Israël in het noorden en het koninkrijk Juda in het zuiden, met Jeruzalem als hoofdstad. Beide koninkrijkjes stonden in de schaduw van grote buur Assyrië. Ze hadden niet zoveel te betekenen en dienden hun heil te zoeken in coalities om enigszins blok te kunnen vormen.
Juda dreigde daarbij de speelbal te worden van de politiek van de grootmachten en Jesaja ging zich met de politiek bemoeien. Het uitgangspunt van zijn prediking: op wie vertrouwen wij écht?
Te midden van de dreiging van oorlog, buitenlandse agressie en overheersing, spoort de profeet aan tot vertrouwen en hoop op de Heer; Hij alleen kan verlossing brengen. In het verlengde daarvan roept hij op tot bekering, tot boete en berouw, tot vasten en aalmoezen geven. Een terugkeer naar de Heer is broodnodig. Daarom klaagt Jesaja het sociale onrecht aan, de verkrachting van de wet en de schijnheilige beleving van de cultus.
Ondanks het sombere toekomstbeeld ziet hij ook hoop voorbij de ellende: een kleine rest van het volk zal overblijven en een hernieuwd Godsvolk vormen. Met de komst van de Messias zal een nieuw tijdperk aanbreken waarin vrede zal heersen en waarin heel de schepping tot harmonie zal komen.
(Bron Tongerlo, Bijbel in 1000 seconden, Wikipedia)
Een profeet die wat te zeggen heeft
1. Jesaja roept op tot geloof en vertrouwen in God.
2. Als een echte adventsprofeet ziet hij hoop en verwachting en schetst hij een prachtig toekomstvisioen
3. Hij verzet zich krachtig tegen sociaal onrecht en tegen de verdrukking van de armen
4. Hij hekelt de godsdienstige misstanden en de lippendienst: geen woorden maar daden!
Hij is een profeet van geloof en vertrouwen, van boete en bekering en van verlossing.