Marcus als gids voor dit jaar
Een nieuw liturgisch jaar betekent ook een nieuwe reeks evangelielezingen voor de zondag.
Ze zijn ingedeeld in een cyclus van drie jaar met Matteüs, Marcus en Lucas als leidraad, op een aantal zondagen wordt ook uit Johannes gelezen.
Dit jaar is het evangelie van Marcus aan de beurt, we willen er dan ook in deze bijdrage even nader kennis mee maken.
Matteüs, Marcus en Lucas worden de drie synoptische evangelies genoemd omdat men ze naast elkaar kan leggen en ze op gebied van structuur en inhoud veel met elkaar gemeen hebben.
Johannes is een evangelie van een heel andere aard.
Marcus staat als tweede van de evangelies in het Nieuwe Testament maar is in feite het oudste, het is duidelijk dat zowel Matteüs en Lucas er gebruik van gemaakt hebben voor het schrijven van hun evangelie.
De zaken die gewoonlijk in een inleiding tot het evangelie aan bod komen, vinden we voor een stuk in de traditie, bij enkele oude schrijvers.
Maar we kunnen ook heel wat te weten komen over de auteur en zijn tijd, zijn theologie, zijn publiek en bedoelingen door het ontleden van de teksten.
Heel veel geleerde en minder geleerde mensen zijn met die studie en ontleding bezig. De resultaten van hun werk komen hier in eenvoudige vorm aan bod.
Wie schreef dit evangelie?
Het evangelie volgens Marcus is geschreven in een eenvoudig Grieks en is, zoals vele geschriften in de joodse en vroegchristelijke literatuur, oorspronkelijk anoniem overgeleverd. De boodschap was belangrijker dan de auteur, pas later werd het opschrift ‘Evangelie volgens Marcus’ toegevoegd. Het is door een tekst van Papias, bisschop van Hiërapolis in het begin van de tweede eeuw, dat de tekst aan Marcus wordt toegeschreven.
Marcus zou de tolk van Petrus geweest zijn en schreef alles op wat die zich herinnerde. Daarbij lette hij er goed op niets weg te laten van wat hij gehoord had en zeker geen valse beweringen naar voor te brengen. Traditioneel wordt Marcus vereenzelvigd met Johannes Marcus die in Hand. 15,37-39 genoemd wordt en die ook als Johannes en Marcus op andere plaatsen in het Nieuwe Tes-tament wordt vermeld.
Omdat in 1 Petrus 5,13 Petrus ‘mijn zoon Marcus’ vermeldt, neemt men aan dat het evangelie gebaseerd is op de overlevering door Petrus. Er wordt ook wel eens gedacht dat hij de jonge man was die naakt wegvluchtte bij de arrestatie van Jezus.
De Bijbelwetenschappers komen hierin overeen dat de auteur een onbekende christen was die mogelijk Marcus heette. Hij was zelf geen ooggetuige van de gebeurtenissen maar baseerde zich op reeds bestaande bronnen zoals verhalen over conflicten en verzamelingen uitspraken van Jezus. De auteur gaf zelf aan het geheel een sterke literaire en theologische structuur mee. Vanuit het Grieks dat hij schreef denkt men aan een hellenistische of joodse achtergrond, hij kende waarschijnlijk Aramees maar had geen goede kennis van joodse ge-bruiken. Eigenlijk weten we niet wie hij was.
Wanneer werd het evangelie geschreven?
Over de datum van ontstaan van het evangelie weten we eigenlijk meer. Bijna alle weten-schappers dateren het tussen 66 en 73. Dit heeft te maken met de Joodse Oorlog waarvan Marcus lijkt op de hoogte te zijn. In hoofdstuk 13 verhaalt hij de voorspelling van Jezus over de eindtijd, daarin becommentarieert Marcus de vernietiging van de tempel en al de onrust daaromheen.
Voor vele exegeten is dit een reden om de samenstelling van het evangelie rond 70 te dateren, toen de tempel verwoest werd. Omdat Ireneüs meldt dat Marcus het evangelie schreef na Petrus’ dood, nemen sommigen een vroegere datum aan, met het jaar 65 als vroegste mogelijkheid. Het evangelie is ouder dan dat van Matteüs en dat van Lucas. De lijdensgeschiedenis en de begrafenis zijn mogelijk van oudere datum.
Waar werd het evangelie geschreven?
Over de plaats van ontstaan spreekt men sedert Clemens van Alexandrië vaak als Rome, maar ook Antiochië wordt als mogelijkheid vernoemd. Het evangelie veronderstelt dat Alexander en Rufus, de zonen van Simon van Cyrene die het kruis van Jezus hielp dragen, de lezers bekend waren. In de gemeente van Rome was een Rufus aanwezig (Rom. 16,13), als dat de zelfde is, dan is dat een extra aanwijzing voor Rome als de plaats van herkomst. Als Simon de zelfde is als in Hand. 13,1) pleit dit voor Antiochië.
Voor wie schreef Marcus?
De doelgroep bestond in ieder geval uit mensen die reeds christen waren, men denkt dat het vooral gebruikt kan zijn in de liturgie, in een tweetal uren kon het voorgelezen worden.
Er zijn nogal wat aanwijzingen dat Marcus zijn evangelie schreef voor een doelgroep met sterk Romeinse trekken, het gaat om heiden-christenen.
Dat kun je onder andere zien aan het feit dat joodse namen en gebruiken en Aramese uitdrukkingen altijd verklaard worden, soms niet helemaal correct.
Dit evangelie bevat ook veel minder citaten uit het Oude Testament, die voor joden juist belangrijk zouden geweest zijn.
Er zijn nogal veel Latijnse woorden die wijzen op een Romeinse oorsprong.
Structuur van het evangelie
Het evangelie van Marcus bevat geen geslachtslijst van Jezus en geen geboorteverhaal, het begint met het doopsel van Jezus en zijn bevestiging in de functie van verkondiger van het naderende koninkrijk van God: Marcus 1,1-15. Daarna volgt een geografische indeling:
-Galilea: Marcus 1,16-8,27
-De weg naar Jeruzalem: Marcus 8,27-10,52
-Passie in Jeruzalem: Marcus 11,1-15,47
Epiloog: het gebeuren bij het graf: Marcus 16,1-8.
Er zijn vele vragen rond het nogal abrupte einde van het evangelie in 16,8. Nadat de vrouwen van de engel de opdracht gekregen hebben aan de leerlingen de boodschap te brengen dat ze naar Galilea moeten gaan en daar Jezus zullen ontmoeten, doen de vrouwen dat niet. ‘Ze vluchtten naar buiten, van het graf weg, bevend van angst en buiten zichzelf. Ze zeiden niemand iets, want ze waren bang.’
Zo eindigt het evangelie in de oudste, meest betrouwbare handschriften.
Omdat dit eigenaardig overkomt als slot, werd in latere handschriften een tekst toegevoegd, een korte en een lange versie, waarin verhalen over de verschijningen voorkomen. De lange versie noemt met het ‘canonieke Marcusslot’.
Naar mijn mening kan het evangelie wel degelijk eindigen met ‘want ze waren bang’. Vrees en angst zijn bij Marcus immers vaak een uitdrukking van een manifestatie van Gods macht. Er wordt ook op gewezen dat de verschijningsverhalen wellicht geen deel uitmaakten van de oudste Paas-boodschap en dat we dus geen verloren slot van het evangelie moeten veronderstellen.
Het beeld van Jezus bij Marcus.
In tegenstelling met de andere evangelies, is Jezus bij Marcus erg weigerachtig om zichzelf als Messias bekend te maken.
Een melaatse die genezen is, mag er niet over spreken (Mc. 1,44), ook na de gedaanteverandering op de berg maant hij de leerlingen tot zwijgen aan, zichzelf noemt Hij de ‘Mensenzoon’.
Men is dan ook gaan spreken van het Messiasgeheim, het feit dat Jezus zijn ware identiteit voorlopig verborgen wil houden. Over het waarom daarvan bestaan verschillende opvattingen.
Marcus brengt ons een zeer menselijk beeld van Jezus, een mens met emoties en gevoelens, Hij wordt boos en bedroefd, Hij heeft honger en slaapt wanneer Hij moe is en Hij houdt van kinderen.
Tegelijk wordt Jezus voorgesteld als iemand met gezag, die zich gedraagt zoals dat van een Messias, een Zoon van God, wordt verwacht, Hij heeft de bevoegdheid om zonden te vergeven.
Toch blijkt bijna niemand zich dat te realiseren, niet alleen de Farizeeën en Schriftgeleerden, maar ook zijn eigen familie kennen Hem niet ten diepste.
De enigen die Hem wel als Zoon van God erkennen zijn de onreine geesten (Marcus 3,11).
Pas halfweg het evangelie beginnen de leerlingen te zien wie Jezus is, maar ze begrijpen niet dat de Messias ook zal moeten lijden.
Driemaal immers kondigt Hij zijn lijden aan, maar ze begrijpen het niet.
De eersten die begrijpen dat Jezus de lijdende Messias is, zijn een onbekende vrouw (Marcus 14,6-9) en de Romeinse honderdman (Marcus 15,39).
Marcus besteedt ook veel aandacht aan Jezus’ onschuldige dood op het kruis.
De stijl van Marcus
Marcus schrijft met een zekere vaart, niet minder dan veertig keer gebruikt hij het woord ‘onmiddellijk’.
We vinden bij hem regelmatig herhalingen, zoals de drie aankondigingen van het lijden, twee wondere spijzigingen, twee genezingen van blinden
en drie samenvattingen van Jezus’ activiteiten.
We vinden bij hem een snelle opeenvolging van activiteiten, geschikt voor voorlezing.
Het einde van zijn evangelie is even plots als het begin ervan.
Marcus, een zelfstandig redacteur.
Marcus verzamelde niet alleen teksten, maar had ook zelf een bijzondere inbreng in de samenstelling van het evangelie.
Dat zien we in het geografisch kader met zijn voorkeur voor Galilea.
Dat is de plaats waar de boodschap begon, waar Jezus beluisterd en ontvangen werd, in tegenstelling tot Jeruzalem waar Hij gedood werd.
Daarom worden de leerlingen op het einde ook verwezen naar Galilea.
Ook voor ons is Galilea, waar ons dagelijks leven zich afspeelt, de plaats bij uitstek om Jezus te ontmoeten, Marcus is daarbij een uitstekende gids.
We krijgen een jaar om ons door hem te laten leiden.
Luc De Baene