Parijs, waar jezuïeten thuis zijn
Jezuïeten willen zich nuttig maken voor Kerk en geloof in de samenleving, en daarvoor krijgen ze een soliede vorming. Veel Vlaamse jezuïeten in opleiding worden tijdens hun noviciaat of studies naar Parijs gestuurd, waar ze onder meer stage doen in ziekenhuizen, bij armen en met jongeren. Bekend is het jezuïetencollege Franklin, waarover Walter Ceyssens vertelt in zijn verhaal Het meisje en de boom.
Die stageperiode wordt ook wel regentie genoemd. Ze maakt duidelijk dat de studies geen doel op zich zijn, en ook geen prestatie, maar dat ze je voorbereiden op een zending als jezuïet.
Na noviciaat, (theologie)studies en enkele jaren van pastorale ervaring doet de jezuïet zijn ‘tertiaat’. In dat afrondende laatste jaar gaat hij nog eens voluit voor de ‘school van het hart’ – een nieuwe onderdompeling in de eigen spiritualiteit, zoals in het noviciaat. Hij volgt opnieuw de dertigdaagse Geestelijke Oefeningen, doet een stage van enkele maanden.
Eén of twee jaar na het tertiaat nodigt de Algemene Overste van de Sociëteit van Jezus de jezuïet uit zijn laatste of ‘plechtige geloften af te leggen. Dat wordt hij profes en volledig ingelijfd bij de Sociëteit van Jezus.