Koninginneplein, 1030 Schaarbeek
Korte historiek
Sinds de 18de eeuw was de artillerie zo vernietigend dat stadswallen nutteloos werden. Zij moesten dus plaats ruimen. Voor Brussel werd deze beslissing genomen door onze toenmalige Oostenrijkse overheersers. De volledige afbraak was echter pas klaar in 1830.
Intussen bleef de bevolking van de stad steeds maar aangroeien, en dankzij de verdwenen omwalling groeide zij snel uit in de nabijgelegen Sint-Joost-Ten-Noode, Schaarbeek en ook elders. De welgestelde burgerij van de stad bouwde er vele weelderige herenhuizen. De straatnamen verwijzen trouwens naar een aantal toenmalige verkavelaars zoals de Graven de Robiano, de Beughem, de Cornet de Grez.
De wijk was zo welgesteld dat zij lang de naam droeg van "Prinsenwijk".
De nieuwe bewoners konden echter alleen naar de erediensten in de afgelegen Sint-Servaaskerk of in Sint-Joost-Ten-Node.
Een afvaardiging van de notabelen werd op 29 juni 1835 op audiëntie ontvangen door Monseigneur Sterckx, Aarstbisschop van Mechelen, met het verzoek een nieuwe parochie op te richten in de wijk. Dit werd ingewilligd, eerst door de openstelling van de kapel van de Oratorianen van het Sint-Janscollege voor het grote publiek, en vervolgens door de oprichting van een nieuwe parochie door het Aartsbisdom en de benoeming van een kerkfabrieksraad bij Koninklijk Besluit in november 1839.
De Bouw
In slechts drie maand tijd werd een voorlopige kapel opgebouwd, getekend door Jean-Pierre Cluysenaar, een zeer befaamde architect die ook de plannen tekende voor de Sint-Hubertusgalerij. Zij werd ingezegend op 17 juni 184.0. Door de toevloed van de gelovigen (al 9000 in 1844.) werd deze ruimte snel te klein.
De kerkfabriek verwerft op 11 juli 1844 een stuk grond langs de Koninklijke Route (van het Koninklijk Paleis te Brussel, via de Koningsstraat, de Paleizenstraat en de Koninginnelaan naar het Paleis te Laken).
Het aangrenzende plein wordt heringericht en draagt sindsdien de naam van onze eerste Koningin Louise-Marie.
Een architect moest nog aangewezen worden. Het kerkfabriek organiseerde een wedstrijd waarop 11 architecten inschreven. De jonge Gentenaar Henri-LouisVan Overstraeten werd laureaat.
De omgeving maakte de bouw van een klassieke kerk in kruisvorm onmogelijk. Men koos dus voor een ongebruikelijke oplossing, namelijk een achthoek met een koepel omgeven door 6 meerhoekige kapellen. Dit plan berustte op de Sint-Sofiakerk te Konstantinopel en de San Vitalekerk te Ravenna.
Het project berust deels op de romaanse stijl (het voorportaal, de zijkapellen, de lisenen, de booggewelven enzomeer), de gotische stijl (dubbele spitsbogen, torentjes, pinakels, dakgoten, waterspuwers,...) en de byzantijnse stijl (de koepel, de lantaarn, ...). Deze stijl-combinatie was de vrucht van het opzoekingswerk van de architect die deze zelf de "eclectische" stijl noemde in zijn werk "Architectonographie des Temples chrétiens".
Op 31-jarige leeftijd wordt de architect geveld door een cholera-epidemie en heeft de voltooiing van zijn werk nooit kunnen beleven. Het project wordt verdergezet door Louis Roelandt, zijn voormalige professor en later schoonvader, en na diens overlijden door Gustave Hansotte. Alhoewel nog onafgewerkt wordt de kerk op 15 augustus 1853 ingehuldigd.
Bron: "Beknopte gids voor de bezoeker"
Uitgegeven ter gelegenheid van het 150-Jarig bestaan van de kerk, door de 'Stichting Sint-Mariakerk'