Homilie bij het afscheid van de Sint-Gudulaparochie
Afscheid nemen… ik moet het de voorbije twaalf jaar en tien maanden dat ik hier op Aalst rechteroever pastoor mocht zijn, ongeveer duizend keren hebben gedaan, tenminste als we daarmee het afscheid nemen van een overledene bedoelen. En wie me wat beter kent, weet dat ik er sterk op hamer dat we in het leven bewust afscheid nemen van elkaar. Op welke wijze ook: met een woord van waardering, een zoen of knuffel, het maakt me niet uit, als het maar gebeurt want waar geen afscheid wordt genomen, is er eigenlijk ook geen ontmoeting ge-weest. Afscheid nemen is nu eenmaal de bekroning van een samenzijn van mensen. De grens van het afscheid nemen doet de ontmoeting van twee of meerdere harten ontstaan. Hoe vaak heb ik de ontgoocheling niet gemerkt van mensen die het ultieme afscheid hebben genegeerd of ontweken, er gewoonweg bang voor waren. Afscheid nemen kan inderdaad pijn doen en is nooit iets om naar uit te kijken als wat vooraf ging deugd deed. Maar pas als je door die zure appel heen bijt, kan de ontmoeting ook afgerond worden en in zicht komen, wordt ze ook een juweel dat je op jouw verdere levensweg meedraagt.
Na net geen dertien jaren hier in Oilsjt waar ik als jonge gast van zeventien na een lange in-nerlijke strijd met mezelf besliste om priester te worden en waar ik op 11 juli 1993 voor het eerst mocht voorgaan bij het vieren van de eucharistie in de ondertussen berucht geworden Sint-Jozefskerk kwam voor mij geheel onverwacht op 27 januari de vraag of ik de parochie-pastoraal wou verlaten om voortaan niet langer pastoor maar priester te zijn. Priester tussen zieke en herstellende mensen en de dokters en verplegenden die hen binnen de muren van het Zottegemse Sint-Elisabethziekenhuis medisch en liefst ook zo menselijk mogelijk, zo evange-lisch geïnspireerd mogelijk, nabij willen zijn. Ik zat op die nieuwe benoeming en uitdaging echt niet te wachten want net geen drie jaar terug had ik vicaris Van De Kerkhove al laten we-ten dat ik op een concreet verzoek niet inging en men mij de eerste vijf jaren niets meer moest vragen. Nog voor dat lustrum echter was verstreken, stond de man die nota bene volgende vrijdag samen met mij de riem aflegt – al gaat hij wél degelijk met pensioen! – terug aan mijn deur, met een voorstel dat ik helemaal niet had verwacht.
Na drie weken wikken en wegen, bespeuren en aftasten wat die nieuwe functie – gecom-bineerd met het voorgaan in de zondagsliturgie binnen het dekenaat Zottegem – zou kunnen betekenen, heb ik ‘ja’ gezegd. Had ik bij mijn priesterwijding – nu 3 juli dertig jaar terug – immers geen gehoorzaamheid aan de bisschop beloofd? Wanneer zaterdag de schoolbanken er verlaten bij liggen zal ik geen pastoor meer zijn... Je kan dat aanzien als een degradatie: de pastoor zal voortaan officieel onderpastoor van de Sint-Petrus- en Sint-Paulusparochie van Zottegem zijn maar ik vond het ook lovenswaardig van onze diocesane oversten dat men in ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen ook een priester van een nog ietwat jongere leeftijd aan het werk durft te zetten. ‘Het zijn toch de zieken, ‘zei Jezus ooit, ‘die een dokter nodig hebben?’ Als aalmoezenier zal ik me als een dokter voor het geestelijke welzijn van mensen opstellen…
Bij het instemmen met het verzoek heb ik voor ogen gehouden dat ik persoonlijk niet de man van de structuren en eindeloze vergaderingen en geleuter wil zijn of ben, maar altijd spontaan inzet op persoonlijk contact. Binnen onze parochie heb ik de voorbije 13 jaren ervaren hoe zeer mensen kunnen vasthouden aan hun eigen kerkgebouw, maar niet altijd blijk geven van geloofsvertrouwen en geloofsdurf om zich aan de persoon van Christus vast te ankeren. Ik ben dertien jaar geleden hier op rechteroever begonnen met te zeggen dat we voor één parochie gingen en ergens hebben wij stappen gezet die op andere locaties nu – jammer genoeg! – nog steeds niet zijn gezet. Hoezeer ik met deken Hans reeds had afgesproken dat we in Aalst naar één en dezelfde parochie moesten, toch was ik van oordeel dat als ik een stap op zij deed die aanzet naar een algehele geheelheidspastoraal met één geloofsgemeenschap binnen de muren van onze A-juinenstad ook vlugger zou worden gezet. Stel me op dat vlak alsjeblieft niet te- leur…!
Als bij afscheid nemen cadeautjes horen dan zou ik graag zien gebeuren dat er vanaf volgende week ook intens aan wordt gewerkt, met mensen die niet krampachtig vasthouden wat ze me-nen te bezitten of denken te hebben verworven, maar dat in een open geest de krachten word-en gebundeld, wetend dat men niet meer alles kan en moet doen wat de voorbije decennia mo-gelijk was, maar dat een gemeenschap waaruit bezieling straalt het mooiste geschenk zou kunnen zijn dat jullie zichzelf aanbieden in het ‘post Peter Kiekens-tijdperk’.
Volgens sommigen zal het christelijke geloof – àls het al in Vlaanderen overleeft – overleven in de steden. Daar waar het ooit is ontstaan… Een stadsparochie waar de persoonlijke, famil-iale banden onder gelovigen niet zo sterk spelen, kan op dat vlak een voordeel hebben op een landelijk gebied waar men soms nog deel uitmaakt van de kerkelijke gemeenschap omdat de sociale verwevenheden nog steeds meespelen.
Broeders en zusters, als ik terugkijk op mijn pastoraat dan weet ik dat ik bepaalde dingen nu anders, ik bedoel ingrijpender zou aanpakken, maar omgaan met mensen is niet altijd een-voudig en evident. Ik heb met pijn in het hart gezien hoe sommigen wel de mond vol hadden over de jeugd die niet meer naar onze vieringen komt maar uiteindelijk zelf hun kerkstoel on-bezet lieten. ‘Aan wie ligt het?’ vroeg me enkele weken terug nog iemand, ‘dat het aantal pratikerende Christenen zo is gedaald?’ ‘Aan ons’, was spontaan mijn antwoord. Waarop de persoon in kwestie me antwoordde. ‘Nee, nee, het ligt niet aan jullie…’ Ze had mijn antwoord blijkbaar nogal klerikaal begrepen, vrees ik…
Hoezeer het er op lijkt dat men in onze kerkelijke kringen nu een nieuwe hype heeft ontdekt, dat je het over ‘synodaliteit’ moet hebben om ‘in’ te zijn, ik kan me geen andere geloofsge-meenschap inbeelden dan een groep Christenen die met elkaar op broederlijke wijze de weg van het evangelie tracht te bewandelen. Onze geloofsgroepen, parochies, zullen niet overleven met allerlei werkgroepjes allerhande, maar omdat het mensen zijn die positief en evangelisch in het leven staan en zo ook met elkaar omspringen, met een open kerkdeur – liefst ook letter-lijk! – op de buitenwereld, niet om ermee samen te vallen, niet om mensen op heimelijke wij-ze binnen te halen maar om als gist en zout in het deeg te zijn. ‘Kijk eens hoe ze elkaar lief-hebben’ wordt over de eerste generaties Christenen in de Handelingen der Apostelen gezegd. U hebt ervaren dat de liturgie voor mij het centrale hart van alle christelijke leven is. Van daaruit moet ons leven georiënteerd en gevoed worden. Zonder een aanraking, een knuffel, een zoen, een vrijpartij geraken mensen van elkaar verwijderd. De zondagse eucharistie is voor mij die knuffel, die vrijpartij met God. Dààr moeten mensen voelen dat we naar God willen luisteren en met Hem verbonden willen leven, dat God ons gelukkig maakt, dat ons ge-loof ons niet wereldvreemd maakt maar integendeel op weg zet naar iedereen die onze in-spiratie en concrete hulp heel goed kan gebruiken.
De vraag was bijgevolg niet wie de eventuele opvolger zou worden, of welke huidskleur of nationaliteit die man dan wel zou hebben, maar is en blijft of jullie samen intenser dan voor-heen willen samenwerken, samen kerk willen vormen, elkaar niet weg duwen door heimelijk met de ellebogen te werken maar door er voor elkaar in liefde te zijn. U hoeft daarvoor zeker geen ‘master’ of ‘bachelor’ te hebben, mens tussen de mensen zijn lijkt me veel crucialer wil-len jullie door jullie manier van leven de horizon van mensen open trekken zodat God hun in-spirator en levensdoel kan worden.
Ik heb gedaan wat in mijn menselijke mogelijkheden lag. Ik zal fouten hebben gemaakt en mensen hebben ontgoocheld. Ik vraag u daarvoor dan ook oprecht om vergeving. ik zal mijn sterke en zwakke kanten hebben gehad maar de voorbije weken heb ik mij geoefend in losla-ten en dat betekent helemaal niet dat ik in de komende jaren niet meer zal zijn geïnteresseerd in hoe het met jullie gaat. Van mijn kant uit heb ik mensen gehad die me hebben bemoedigd en veel vreugde hebben geschonken maar ik heb ook de pijn doorstaan van hen die geruisloos in de coulissen zijn verdwenen en me daarom diep hebben teleurgesteld. Maar dat zal nu een-maal het leven zijn zeker…?
De mooiste voldoening zal ik de komende jaren terugvinden in jullie blijvende zoektocht naar de realisatie hier in Oilsjt van een evangelisch geïnspireerde gemeenschap die in God haar oorsprong en toekomst vindt en haar concrete handen aan het welzijn van mensen ook durft vuil te maken.
Ik draai deze dagen het roer om richting Zottegem, gefocust op mensen in een wel heel spe-ciale, kwetsbare levenssituatie. Ik heb er goede moed op en vraag jullie – moesten jullie daar-toe al in de bekoring komen – om me niet tegen te houden zoals minister Vandenbroucke naar verluid met zijn collega Vanquickenborne zou hebben gedaan, om uw hand niet op mijn arm te leggen want ‘vooruit’ zei Quicky is de weg. Conner Rousseau zal het in deze voor hem moeilijke dagen erg graag horen…
Het ga jullie goed hier in Oilsjt waar ik mij onder carnavalisten, de mensen van ‘Krejeis’ bij-voorbeeld, en de toneelspelers van Hoger Op steeds zo goed heb gevoeld. Ik draag jullie zon-der twijfel mee in mijn gebed en zal zeker af en toe nog in deze stad die carnaval dagelijks in- en uitademt te zien zijn. En mijn volgende benoeming voor ik werkelijk met pensioen trek? aalmoezenier van de foorreizigers, in de hoop gratis op de paardjesmolen te kunnen zitten… Wees daar maar zeker van…
Draag zorg voor elkaar, draag zorg voor jullie geloofsleven, wees één van hart en één van ziel, laat jullie geloof in Christus niet verflauwen en jullie de kroon van een evangelische le-venswijze op geen enkele wijze ontglippen. Bedenk: ‘Wie de grootste van allen wil zijn, moet dienaar van allen wezen…’
Peter Kiekens
25 juni 2023 - Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ten Rozen - Aalst
Homilie bij het hoogfeest van de heilige Drie-eenheid in het A-jaar anno 2023
‘Vergeet Barbara…’ zong Will Tura, de keizer van het Vlaamse lied, ooit. Maar als hij inder-daad lijdt aan de ziekte waarover hij het gisteren/vrijdag in de media had, riskeert deze vraag over enkele jaren totaal overbodig te worden, zal het niet eens meer nodig zijn om ze hem nog te stellen. Dan klinkt op den duur misschien nog enkel de titel van een ander bekend liedje van hem: ‘Hopeloos…’
Opnieuw werd ons duidelijk, broeders en zusters, dat wij mensen niet enkel kunnen sukkelen met een appendix of ons hart, nood kunnen hebben aan een nieuwe heup of knie, maar ook mentaal kunnen verzwakken of zelfs aftakelen. En dan hoor ik mensen zeggen dat ze dit nooit willen, dat dit toch het ergste is wat hun geliefde kan overkomen…. Zoals je geen appelen met peren kan vergelijken, kan je geen fysieke met mentale gezondheidszorgen tegen elkaar afwegen: altijd weer betreft het een confrontatie met een zogezegd onvolledige, een met grenzen geconfronteerde mens die je ooit in betere tijden bezig hebt gezien en precies omdat je telkens naar het verleden grijpt en daarmee vergelijkt, nu niet echt goed weet hoe je hem of haar moet benaderen.
Ik ben er echter van overtuigd dat we moeten afstappen van alle dramatisering van dit gege-ven en mensen nog best gelukkig kunnen zijn in hun leefwereld, als wij hen ten minste ook helpen om daarin te blijven. Volgens mij behelst het vaker een probleem van de mensen ron-dom de mentaal verzwakte mens dan van de betrokkene zelf die in een glimlach of streling kan verraden dat hij of zij ons herkent en zich niettemin gelukkig en beschermd voelt.
Vergeten hoort bij het leven, zeker. Maar vergeten én vergeten is natuurlijk twee. Er is het normale vergeten dat ergens ook gezond en noodzakelijk wordt genoemd. Je kan de naam van een persoon of vakantiebestemming vergeten. Je kan in de loop van de dag vergeten om ie-mand te mailen of te bellen. Wat soms knap vervelend is... En soms wordt het zelfs moeilijk en haast onmogelijk om te vergeten: als ik je uitdrukkelijk zou vragen om mij absoluut te ver-geten, riskeer ik dat je vanavond nog harder aan mij zal denken dan je spontaan zou hebben gedaan. Als je niet graag wordt vergeten, vraag dan aan jouw omstaanders om jouw te verge-ten en de kans neemt toe dat ze blijvend aan jou denken…
Mozes is in elk geval niet vergeten wie God is en wat tot zijn eigen levenstaak als man Gods behoort: hij herinnert Hem aan Zijn liefde voor zijn Joodse volksgenoten en vraagt God me-teen ook om hun zonden en misdaden te vergeven. Vergeven en vergeten: er is slechts één let-tertje verschil tussen beide werkwoorden. En toch vormt het een wereld van verschil. Verge-ven kan betekenen dat je je een wandaad of inbreuk tegen de liefde nog best herinnert – hoe zou je ze trouwens ooit kunnen vergeten? – maar de betrokkene en de toekomst van de schul-denaar daarom toch niet jouw hele verdere leven hypothekeert en onmogelijk maakt. Ver-geven is het berokkende leed eerlijk en realistisch onder ogen zien maar met jouw schulden-aar in zekere zin toch nog samen verder in gesprek gaan wanneer dat noodzakelijk is. Anders gezegd: niet àlle schepen achter jou en die bewuste persoon onherroepelijk en totaal ver-branden.
Mozes is de pleitbezorger voor het volk dat Hij uit de slavernij in Egypte naar het Beloofde Land moet leiden. Hij brengt God Zijn eigen mildheid in herinnering en toont zich op die wij-ze ook erg begaan met zijn volksgenoten. Voor wie kunnen en moeten wij eigenlijk een stuk-je pleitbezorger zijn? En aan wiens voorspraak hebben wij in ons leven één en ander te dank-en? Zonder wiens goed woordje zouden we nooit staan waar we nu staan? Aan wie hebben wij met andere woorden veel te danken, omdat die mens zich niet blindstaarde op onze bega-ne fouten maar in ons – ondanks onze concrete stommiteiten – toch nog steeds groeipoten-tieel zag?
Ook aan Nicodemus wordt in herinnering gebracht dat God enkel het beste voor de mens wilt. In het gesprek dat hij met Jezus voert, komt tot uiting dat precies in ons geloof onze openheid op Gods blijvende liefde verscholen ligt. In ons ongeloof sluiten wij ons trouwens zelf af van de toekomst die in Gods eeuwige liefde steeds aanwezig is. ‘Wie niet gelooft is al veroor-deeld…’ verzekert Jezus hem.
De volheid van liefde die in de drie-ene God aanwezig is, de liefde die leeft tussen Vader, Zoon en heilige Geest wilt ook ons bereiken en aanraken, in herinnering brengen waartoe we als Christen zijn geroepen: om te delen in de volheid van Gods liefde en leven, iedere dag op-nieuw, in welke situatie waarin we ons als mens ook mogen bevinden. God houdt Zijn eeuw-ige leven immers niet voor Zich, maar wilt het gul en van harte met ons delen opdat wij ge-lukkiger zouden worden dan we al zijn en ook gelukkig zouden blijven in de meest pijnlijke uren van ons bestaan.
Broeders en zusters, al zijn we misschien de examens op de schoolbanken al lang ontgroeid, toch blijft dit dé examenvraag die God ons, mensen, toeschuift: ‘Gelooft ge in Mij en aan-vaard je Mijn liefde voor u?’ Wat is daarop ons antwoord? Het lijkt wel de Campuscup op Eén maar als we God geen antwoord in daad en woord, gedragen door onze levenswijze, geven, zal Hij blijven zingen: ‘Ik ben zo eenzaam zonder jou…’
Peter Kiekens
3 en 4 juni 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij het hoogfeest van Pinksteren anno 2023
Vandaag – uitgerekend op deze Pinksterzondag – eindigt in Roma, dierbaren, de Giro d’Ita-lia, naast de Tour de France en de Vuelta dé grote rittenkoers in de loop van het wielerjaar. En dat zal ook onze streekgenoot Remco Evenepoel niet ontgaan – wees gerust – de man die zich die Giro zonder enige twijfel anders had voorgesteld en weken vooraf als één van de kansheb-bers op de eindwinst naar voren werd geschoven. Maar dat zal – zonder onvoorziene om-standigheden – de Sloveen Primoz Roglic worden want hij wist vrijdag nog de roze trui af te snoepen van de Brit Gerant Thomas…
U weet… het beruchte onzichtbare virusje heeft voor een zichtbaar verschil gezorgd en onder andere Remco Evenepoel uit koers gehaald. Al werd er nadien over gepalaverd en menen sommige journalisten dat dit eigenlijk niet nodig was, Remco keerde niettemin vroeger dan voorzien naar huis. Soms erg vervelend voor de thuisgebleven partner, wanneer manlief vroe-ger dan verwacht, terug op de deurmat staat…
Remco uit koers genomen, los van alle voorbereidingen en trainingen die er aan vooraf ging-en: het leven kan hard zijn, onverbiddelijk zijn tol eisen. Ook kampioenen blijven mensen, kwetsbare wezens…
Ook Jezus werd destijds uit koers genomen, aan kant gezet door de religieuze en politieke lei-ders van Zijn tijd die in Hem een gemeenschappelijke vijand en lastpost zagen. Als mensen – al dan niet Tina Turner – sterven, vroeg of jong, in welke omstandigheden ook, dan hebben we daar heel veel verwoordingen voor: ‘Hij is heengegaan’ of ‘zij heeft het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld’, ‘hij is uit dit leven vertrokken’ of ‘zij is niet meer in ons midden’, maar in het evangelie horen we onverbloemd zeggen: ‘Jezus gaf de geest…’ Dat is ook wat je ziet gebeuren op het ogenblik dat een mens sterft: als een ballon waaruit het laatste luchtbelletje ontsnapt, zie je hoe met een soms onhoorbare zucht een lichaam definitief tot rust komt. Zo hebben we het zeven weken terug in de avonddienst van Goede Vrijdag gehoord: ‘Jezus gaf de geest…’
Dit Pinksterfeest doet ons echter inzien dat dit sterven van Jezus niet vruchteloos bleef, tever-geefs is geweest, ja integendeel! Het uur van Zijn dood deed Zijn apostelen als het ware in-zien dat ze erfgenamen waren van de liefdeskracht die Hem had bezield en Zijn Geest hen voortaan in staat zou stellen om evenzeer verbonden met God en ten dienste van de mensen te gaan leven.
Jezus’ sterven werd in éénzelfde adem Zijn opstanding en in die opstanding uit de dood zou-den zij nu delen: ‘Hij gaf de Geest opdat zij als geestrijke, geestige mensen zouden gaan le-ven, als dienaars van Zijn Blijde Boodschap, bekommerd om het welzijn van allen die hen omringen en niet in het minst voor hen die om één of andere reden ten einde adem waren ge-raakt, futloos, zonder enige inspiratie of bezieling. Die Pinkstergeest zou hen een tweede a-dem verlenen en ervoor zorgen dat wat Jezus hen had aangeleerd en voorgeleefd nu ook bin-nen hun handbereik lag. Zij zouden voortaan niet langer gewoon en met bewondering toekij-ken naar wat Jezus deed, niet langer luisteren naar wat Hij hen in parabels en verhalen had te vertellen. Neen, zij zouden voortaan zelf aan de slag kunnen gaan…
Pinksteren zet ons, Jezusleerlingen, dan ook aan de slag met de talenten en mogelijkheden waarover wij beschikken. Al doende zullen de apostelen Jezus beter leren kennen en stilaan ook meer en meer met Hem verbonden geraken, zo innig zelfs dat ze Hem geen tweede keer in de steek zullen laten, maar hun leven – wanneer dat nodig is – veil zullen hebben voor hun Heer en Meester.
Heel merkwaardig, broeders en zusters in Christus, maar ik heb deze week in deze kerk, naar aanleiding van de doopviering deze namiddag, tevergeefs gezocht naar een afbeelding van het Pinksterverhaal, laat staan de heilige Geest. Niet op het altaar noch op de preekstoel: schijn-baar nergens een afbeelding van de heilige Geest in de vorm van een witte duif in deze kerk terug te vinden.
We zullen dus zelf het Pinkstergebeuren moeten uitbeelden: ook wij zullen met het evangelie in onze handen en harten pinksterend in het leven moeten staan, getuigend door onze manier van leven, anderen in contact brengen met Jezus’ evangelie door onze woorden van lof en aanbidding en op die wijze zelf ‘blijde boodschap’ moeten worden voor hen voor wie wij werkelijk het verschil tussen leven en dood kunnen maken. Hoe we dat zullen moeten doen staat in Jezus’ evangelie niet beschreven. We kunnen ons wel spiegelen aan de Handelingen van de Apostelen die ons doen delen in het leven van de eerste, jonge kerk, maar uiteindelijk zullen we het vooral moeten doen vanuit de kracht, de bezieling, het vuur, de adem van de heilige Geest, biddend om de weldaad van Gods liefdeskracht, niet zoekend naar eigen eer en glorie maar gedreven om God gelukkig te maken door onze herderlijke zorg voor de kleinsten en de zwaksten in onze kerk en samenleving.
Waar staren wij ons nog steeds blind op de dode letter, weliswaar geschreven om elkaar een minimum van rechtvaardigheid en leven te verlenen maar soms toch veel te ontoereikend om mensen vleugels te bieden en verder te doen vliegen dan ze zelf voor mogelijk achten? Waar zijn mensen slachtoffer van het feit dat verantwoordelijken in kerk en samenleving, dat zoge-naamde gelovigen, zich achter dode letters verschuilen om toch niet zichzelf in de schaal te moeten gooien en waar laten wij toe dat de heilige Geest wat oud is en ten dode opgeschre-ven, nieuw leven inblaast en een nieuwe toekomst verleent?
Laat ons afstappen van de ‘goede, oude tijd’ – ook in onze kerk! – en ons niet langer blind-staren op en tijd verliezen met het steeds maar achteromkijken, maar laten we onze longen o-penen om Gods Geest zo intens mogelijk in te ademen en in ons tot leven te laten komen. La-ten we hier en daar in onze stad het vuur van Gods liefde toelaten om mensenharten te ver-warmen, om terug op te richten wat ondertussen koud is geworden en versteend. Laten we vooral als Christen gaan leven, heel concreet, biddend om Gods genade, gastvrij voor mensen, inspirerend omdat we zelf geïnspireerd zijn door de heilige Geest.
Peter Kiekens
28 mei 2023, Onze-Lieve-Vrouw Bijstand, Aalst
Homilie 7de Paaszondag A-jaar
Dit intens gebed van Jezus tot Zijn Vader, dierbaren, volgens de evangelist Johannes uitgesproken net voor Zijn gevangenname op Witte Donderdag, verraadt meteen ook de kijk die eerste kerkgemeen-schap had op het leven en de zending van haar Heer. Zeggen dat Jezus een biddend man was, voortdurend op zoek naar contact met Zijn hemelse Vader, is werkelijk een open deur intrappen. Het is trouwens het minste wat je van iemand die Zoon van God, Messias wordt genoemd, kan ver-wachten. Als Hij geen levendige relatie, geen hechte band onderhield met God, wie dan wel... ? Laten we vandaag even stilstaan bij de inhoud van Jezus’ gebed.
De leerlingen waren ervan overtuigd dat deze Jezus de heerlijkheid, het wezen van God, op deze wereld onder de mensen aanwezig had gebracht. In deze man was God op hen toegekomen, in Hem was Gods liefde volkomen doorgebroken. In de woorden en daden van deze wondere man uit Nazareth hadden zij Gods heerlijkheid geproefd. De joodse geschiedenis stond wel bol van godgewijde profeten, bezielde mannen en vrouwen, maar nooit eerder had iemand met een dergelijke stelligheid en waarachtigheid aan de deur van hun leven aangeklopt. In deze Jezus, door God zelf uit de dood opgewekt, had God zich laten kennen en beminnen: in deze Jezus bood God Zijn ongekende goedheid en liefde aan aan alle mensen, Joden en niet-Joden op een verrassende, maar heel intense wijze. In Zijn boodschap boordevol woorden van hoop en vertrouwen, in Zijn omgang met de mensen, in Zijn zorg voor al wie zwak en hulpbehoevend was, was God van Zijn onzichtbare troon gekomen, had die nooit eerder geziene Jahwe zich een heerlijke, menslievende, op mensen betrokken God getoond. Was het leven van deze jonge man uit Nazareth, wenkbrauwend achterna gekeken door velen die Hem niet begrepen, niet één lofzang geweest op de zorg van Jahwe voor elke mens op aarde ? Was heel Zijn leven niet één loflied op Gods almachtige liefde geweest ? Was het niet Jezus’ droom geweest om mensen nader tot die God te brengen, om hen diezelfde God te leren kennen ? Was het niet Jezus’ stille hoop geweest dat alle mensen hun geluk zouden vinden in het verheerlijken en aanbidden van die God die Hij in één adem Zijn Vader noemde ?
En was Jezus’ dood, het gevolg van Zijn pure trouw aan God, niet één dringende uitnodiging geweest om in te zien hoe God zich één en al aan de mensen had laten kennen als weerloze en weergaloze liefde? Was in Zijn trouw tot op het kruis niet duidelijk geworden dat Jezus werkelijk van Godswege de wereld was binnengestapt ? Was Zijn verrijzenis niet het grote teken geweest van Gods liefde voor deze man ? Kortom: was Zijn kruisdood én verrijzenis niet één grote verheerlijking van Godswege geweest ? Dat deze Jezus uit de doden opgestaan was en voorgoed in Gods liefde verder leefde, was voor Jezus’ volgelingen een niet onder woorden te brengen ervaring geweest...Hij die tijdens Zijn aardse leven reeds zonder ophouden voor hen gebeden had, zou dat zonder twijfel ook nu doen, nu Zijn zending in Gods liefde haar voltooiing had bereikt...Daarop vertrouwden zij.
Net als de apostelen, Maria en de andere vrouwen na Jezus’ Hemelvaart zijn we op dit ogenblik samengekomen om te bidden. Net als zij toen moeten we het aangezicht van Jezus missen, en hebben we evenzeer nood aan Gods Geest. En wij niet alleen, maar heel deze wereld. Toch mogen we ook nu op Jezus’ belofte vertrouwen: “Waar twee of meer mensen samenzijn, ben Ik in hun midden.” Hijzelf kan ons ook nu leren bidden, en zeggen wat bidden in wezen is: God verheerlijken en loven, dankbaar Zijn grootheid bezingen. Erkennen dat Zijn liefde en aanwezigheid ons leven met vreugde en blijdschap kleurt. Beamen dat niet wijzelf, maar Hij de oorsprong en het doel van ons mensenleven is. Danken om het eeuwig leven, het diepe geluk, de intense vreugde die er in ons hart leeft omdat Jezus ons met Hem in contact bracht. Vragen dat Hij ons in deze wereld nooit verlaat, smeken dat we immer Zijn nabijheid mogen voelen, en met Zijn Geest mogen uitgroeien tot heerlijke mensen...Danken om wat we van Hem reeds in dit leven kregen, nog voordat we in staat waren iets luidop te vragen.
Na Zijn Hemelvaart wil die door God verheerlijkte Jezus ons leren wat bidden is. Hij wil allen - ook ons ! - die God aan Zijn zorgen toevertrouwde, voorgaan in gebed opdat we nooit teneinde adem zouden komen in het leven, opdat we in alle situaties van het leven zouden bidden om Gods Geest,
opdat we nooit enkel en alleen op eigen mensenkracht zouden bouwen, opdat we in deze wereld eensgezind zouden volharden op de weg van het evangelie en Zijn boodschap tenvolle zouden onderhouden.
Bidden verandert inderdaad de wereld niet, maar bidden verandert wel ons hart, ons denken, onze ingesteldheid tegenover elkaar en het leven. Bidden doet ons anders naar God, naar onszelf en naar de wereld kijken, doet ons uitkijken naar Gods Geest en laat ons in dit leven reeds proeven van Gods heerlijkheid. Kortom: bidden kleurt je hele leven !
Peter Kiekens
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 3de paaszondag in het A-jaar anno 2023
‘Ze herkenden Hem aan het breken van het brood…’ hoorden we op het einde van dit vrij lange evangelieverhaal. Merkwaardig, vind je niet? Want die ‘ze’ waren leerlingen van Je-zus… er wordt nergens expleciet gezegd dat het om apostelen ging. Die hadden inderdaad in de avond van Witte Donderdag van op de eerste rij gezien hoe Jezus voor hen het brood brak toen Hij heel Zijn leven en sterven kristaliseerde tot Gods bevrijdende optreden voor de mens-heid. Of verraadt dit evangelieverhaal reeds wat gangbaar was onder de eerste generaties Christenen, namelijk ‘het breken van het brood’, wat wij nu ‘eucharistie vieren’ noemen?
Generaties Christenen zijn thuis, op school en in onze kerken opgevoed met een opvallende aandacht voor Jezus’ aanwezigheid in het heilige hostiebrood. De ouderen onder ons weten nog wel dat ze op die hostie niet eens mochten bijten – uit respect voor Jezus – en hoe ze ook op de tong te communie gingen en er soms een zilveren schoteltje of een doekje onder hun kin werd gehouden opdat die hostie toch maar niet op de grond zou terechtkomen... Met mijn hoogbejaarde tante zaliger gedachtenis had ik ooit nog een woordenwisseling omtrent dat-gene wat je als Christen te doen stond wanneer een stukje van dat hostiebrood ergens achter één van jouw kiezen was blijven hangen… Ze kon alvast mijn praktisch antwoord – weg-werken met jouw tong zoals je met andere voedselrestanten doet – niet smaken…
Hoe goed bedoeld die catechese omtrent de eucharistie en het te communie gaan ook mag zijn geweest, het is ergens toch ook Godgeklaagd, dierbaren, dat er nooit over die horizontale di-mensie van het eucharistie vieren en het te communie gaan, werd gesproken? Jezus is inder-daad het Brood van ons hart maar heeft Hij de apostelen op dat Laatste Avondmaal niet ge-leerd dat we dit brood hebben te breken, hebben aan te bieden aan elkaar en vooral aan de mensen onder ons die hongeren naar zingeving en innerlijke vrede? Is dat niet de kern van het eucharistie vieren: God deelt zich aan mee, deelt Zich aan ons uit in Jezus, Zijn Zoon? Uit ge-lovige dankbaarheid zullen wij dan ook hetzelfde moeten, trachten te doen. Niemand rondom ons mag dan op zijn honger naar aandacht en solidariteit blijven zitten…
Gods leven sterker dan alle dood komt in het evangelie van deze derde paaszondag tot leven in de harten van de bedroefde en ontgoochelde Emmaüsgangers daar waar ze Hem toelaten, uitnodigen en aanklampen: ‘Blijf bij ons want het wordt avond’ en de nog niet herkende Jezus aan hun tafel uitnodigen nadat ze een lange weg hebben afgelegd, een weg waarop door die onbekende tochtgenoot vragen werden gesteld, een weg waarop er door die figuur werd gelui-sterd naar de diepe ontgoocheling van hen voor wie het allemaal ‘game over’ was en onbe-grijpelijk op een sisser was uitgelopen.
Is niet elke eucharistieviering één Emmaüsverhaal, broeders en zusters? Misschien hebben ook wij heel veel ontgoocheling, twijfel en vragen opgelopen op de levensweg van de afge-lopen dagen, zijn we eerder met de kop in de grond gaan lopen dan enthousiast en opgetogen. Er is immers zoveel dat in ons leven anders verloopt dan is gehoopt, er is in onze kerk zoveel verstarring, niet enkel onder de verantwoordelijkheden maar ook onder de concrete Chris-tenen waarmee we het pad van elke dag delen? Waarom kan het allemaal niet een beetje meer zoals wij hadden verhoopt? ‘En wij die dachten dat Jezus Diegene zou zijn die ons ging ver-lossen!’ klonk het uit de mond van die stappers op weg naar Emmaüs.
Zien we nog wel dat Jezus luisterend, empathisch, met ons meeloopt en horen we nog wel dat Hij geïnteresseerd vragen stelt? Durven wij Hem nog uitnodigen in het huis van ons eigen le-ven, wij die zo bang zijn geworden van individuen die we niet kennen, wij die zo snel mensen wantrouwen en onbekenden snel zonder ook maar ‘een goeiedag’ voorbijlopen?
Is het dàt niet wat wij Christenen op zondag doen wanneer we samenkomen in onze kerkge-bouwen, die gepriviligeerde plaatsen van Godsontmoeting, als we de Schiften trachten te be-luisteren en beter te verstaan? Legt Jezus daar niet – heel zacht en teder – Zijn leven op dat van ons, de boodschap van de Schrift op ons eigen hart? En hoe traag van geloof zijn we tij-dens heel dat proces…?
Verlaten we met een brandend hart onze vieringen opdat we ergens het gevoel hebben dat de Heer ons toch niet aan ons lot overlaat en uitgerekend van onze duur bevochten gastvrijheid gebruik maakt om Zich aan ons mee en uit de delen?
In heel het Emmaüsverhaal treft me telkens weer het feit dat de Kléopas en Co onmiddellijk, meteen rechtsommekeer maken en naar Jeruzalem terugkeren alsof 11 kilometer lopen amper iets voorstelt. De Godsontmoeting bij het breken van het brood doet de twee leerlingen zich ook letterlijk omkeren, zich bekeren en naar de elf – van wie ze zich in hun onmacht mis-schien bewust hadden afgekeerd – op hun stappen terugkeren. De anderen bij wie ze nota be-ne – en da’s zeker niet onbelangrijk! – ook bevestiging vinden wanneer ze te horen krijgen dat Jezus aan Simon, hun leider, is verschenen.
Hoe deugddoend is het voor ons niet om bij het doormaken van een bepaalde ervaring, te mo-gen vernemen dat anderen een soortgelijke ervaring hebben beleefd en zich toch ergens in on-ze gevoelens en reacties herkennen? We mogen ons minder eenzaam, ja zelfs minder abnor-maal vinden: we staan blijkbaar niet alleen met onze ervaringen, met wat we hebben ervaren en beleefd.
Mocht ook deze eucharistieviering voor ons een Emmaüservaring betekenen: een ontmoeting met de verrezen Heer die we herkennen aan het breken van het brood, ons de Schriften ver-duidelijkt en ons hart doet branden van vreugde omdat Hij op ons toetreedt en Zich na verloop van tijd aan ons als de Verrezene openbaart en meedeelt. Wie is in ons levensverhaal die Klé-opas die met ons meeloopt op het pad der ontgoocheling en durven we wanneer de avond valt en wij het misschien in ons leven minder zien zitten aan Jezus’ frak trekken en Hem vragen: ‘Blijf bij mij… laat me niet allen nu het voor mijn ogen avond is geworden en de dag teneinde loopt…’
Peter Kiekens
22 en 23 april 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand
Aalst
Homilie bij Beloken Pasen in het A-jaar anno 2023
Laten we ons niet meteen blind staren op die apostel Thomas en zeggen: ‘Man, hoe is het mo-gelijk dat je de levende Heer niet eerder had gezien, sukkelaar toch!?’ maar ons eerst en voor-al focussen op de eerste lezing die ons op deze ‘Beloken Pasen’ wordt aangeboden.
Een lezing uit ‘het dagboek van de jonge kerk’ zoals de Handelingen der Apostelen – heel waarschijnlijk door de evangelist Lucas geschreven – wel eens worden genoemd en ons terug-voeren naar het prille begin van onze kerk, de eerste generaties Christenen na Jezus’ verrij-zenis uit de dood. Is het wel echt tot ons doorgedrongen, hebben we het wel goed gehoord: ‘Ze waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk?’ Misschien denken we dan spon-taan aan sekten en bepaalde politieke regimes waarbij mensen allemaal hetzelfde moeten denken en in commune leven. En dat boezemt ons – individualisten bij uitstek in het Westen anno 2023 – meteen heel wat huiver en angst in. En terecht... Maar ‘eensgezind’ hoeft toch niet te betekenen dat elke persoonlijke mening uit den boze was? Trouwens, hoe vaak hebben wij in ons leven een echt eigen mening? Wat we vaak als onze ‘eigen’ mening propageren is in de praktijk wel eens de visie die we onnadenkend overnemen uit de media of uit de mond van iemand van wie we denken dat die het kan weten, vaak iemand waarmee we ons emo-tioneel verbonden weten. Of onze me-ning aansluit bij onze oorspronkelijke stellingen en ver-wachtingen en proefondervindelijk is opgebouwd, gestoeld op eigen ervaring dus is altijd weer de vraag. Dat de eerste Christenen alles gemeenschappelijk bezaten lijkt alvast mooi en ons er op te wijzen dat ze zich niet in hun bezit opsloten, dat hun eigendom niet hun gouden kalf was en dat ze hun eigendommen ook dierven gebruiken om anderen van dienst te zijn en te hulp te komen.
Graag ook uw aandacht voor de opmerking dat die eerste Christenen op geregelde tijdstippen samenkwamen en werden gekenmerkt door blijdschap en eenvoud van hart. Ook dat mag voor ons een concrete vraag zijn: stralen wij blijdschap uit, een blijdschap die wordt gefun-deerd door ons geloof dat Gods liefde in Christus definitief de dood heeft gedood en kunnen we onze spontane neiging om ons belangrijker te wanen dan onze medemensen en medegelo-vigen ook onderdrukken en met eenvoud van hart, zonder al te veel complexen, door het leven gaan?
Al zal het wellicht ook waar zijn dat de Handelingen der Apostelen evenzeer een na te streven ideaal als een bestaande realiteit omschrijven, toch moeten we ons blijvend spiegelen aan de aantrekkingskracht en de schoonheid die van deze passage uitgaan. Dromen we er stiekem niet allemaal van dat we niet bang moeten zijn voor elkaar, dat we voor elkaar niet moeten onder doen, dat we ongedwongen met elkaar mogen omgaan, wat in het leven ook onze af-komst of opleiding mag zijn? En blijft dat een droom of willen we daaraan ook werken want een leven als Christen zoals hier wordt beschreven zal aanhoudende inspanning vergen en nooit zo maar uit de hemel komen gevallen...
Toch, dierbaren, blijft deze passage een spiegel voor onze kerkgemeenschap die zich deze da-gen op een kantelmoment bevindt. Bij alle vragen hoe onze kerkgemeenschap er kan en moet uitzien anno 2023, of schaalvergroting moet of niet moet, blijft de vraag of we dat gevoel voor verbondenheid met onze medegelovigen willen toelaten en cultiveren. Of we hoege-naamd een ‘kerkgemeenschap’ willen en verlangen, of eerder Christen willen zijn op ons een-tje. Ik hoop te mogen zeggen dat we op dat vlak al enige weg hebben afgelegd maar we zijn er natuurlijk nog niet helemaal. Bijlange niet... Vroeger hoorde je mensen wel eens zeggen: ‘De achturenmis is mijn mis’ en toen ik als kindje van 8 à 9 jaar oud met mijn fietsje op zondag-morgen naar de eucharistie in Atom trok, was er uiteraard niemand die mij daarover aansprak maar ondertussen moet het toch tot ons allen reeds zijn doorgedrongen dat we niet langer eu-charistie kunnen vier-en op ons eentje te midden van anderen die toevallig op datzelfde ogen-blik in dezelfde kerk aanwezig zijn en bij dezelfde priester te communie gaan...
Het feit dat het aantal ‘kerkgangers’ – om een lelijk woord te gebruiken – gevoelig is afgeno-men en het aantal praktiserende Christenen merkbaar is gedaald, moet ons ook spontaan op onze verbondenheid met elkaar en onze nood aan elkaar wijzen, moet ons doen beseffen dat we nooit op ons eentje Christen kunnen zijn. We hebben broers en zussen nodig bij wie we met onze vragen en twijfels op geloofsvlak terecht kunnen? We hebben broers en zussen nodig die ons een eerlijke, confronterende spiegel voor houden, die ons tijdig bemoedigen en met wie we onze geloofservaringen ook kunnen delen, die ons ook liefdevol terechtwijzen en bij fouten een nieuwe kans verlenen. Dit hoeft helemaal niet te betekenen dat we elkaar geen privacy meer gunnen maar eigenlijk kan het anderzijds ook niet dat we week na week bij het vieren van de eucharistie in elkaars buurt zitten zonder elkaars voornaam te kennen, dat we na weken afwezig-heid van iemand niet eens navraag doen wat er met hem of haar kan zijn ge-beurd?
Op deze Beloken Pasen horen we ieder jaar opnieuw hoe de apostel Thomas niet op zijn dooie eentje tot zijn diep geloof in de verrezen Heer komt, maar pas te midden van de andere leer-lingen die samen waren gebleven, of na Jezus’ kruisdood opnieuw waren samengekomen, al was het maar om sterker te staan tegen de Joden van wie ze vreesden dat zij hen zouden doen delen in het lot van hun Meester.
Laten wij net als Thomas de vinger op de wonde leggen en ons in deze paastijd afvragen hoe we kunnen groeien in diep geloof in die verrezen Heer die niettemin littekens blijft dragen. Laten we ondanks de littekens die onze kerk na meer dan twintig eeuwen geschiedenis met zich meedraagt zoeken hoe we samen Christen kunnen zijn, mensen die blijheid en eenvoud van hart uitstralen. Als we elkaar op één of andere wijze beconcurreren al was het nog maar om wie voorleest of één of andere diensttaak verricht, hoe kunnen we er dan van dromen dat andere mensen zich bij ons willen aansluiten en ook actief lid willen worden van die kerkge-meenschap, die groep mensen die in het Pasen van Jezus van Nazareth zijn hele levens-vervulling vindt? Als we geen ‘warme’ vriendelijke gastvrije mensen zijn en worden, zullen wij ook geen aantrekkingskracht uitoefenen op andere, zoekende mensen die zich aan dat ide-aal van de Handelingen der Apostelen willen optrekken en spiegelen. Als we op sommige o-genblikken het aantal week-endeucharistievieringen willen reduceren – noem het ‘een euchar-istieviering afschaffen’ – dan is dit toch met de bedoeling onze onderlinge verbondenheid aan te sterken en zeker niet uit gemakzucht?
Beloken Pasen… de pasgedoopte Christenen legden hun witte doopgewaden af, acht dagen nadat ze in de vierende, gelovige gemeenschap waren opgenomen. Laten wij zovele eeuwen later, in een totaal andere tijd en op een totaal andere locatie in de wereld – maar hopelijk e-venzeer geboeid door het verhaal en het Pasen van Jezus – alles van ons afgooien wat ons ver-hindert om een hartelijke, eensgezinde, blije en aanstekelijke gemeenschap van Christenen te zijn in dienst van ‘onze Heer en God’ Jezus Christus zoals Thomas Hem trouwens als enige a-postel noemt!
Peter Kiekens
16 april 2023
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij Pasen 2023
Zoals we het feest van Kerstmis vaak spontaan associëren met vrede, dierbaren, krijgt dit paasfeest vaak het predicaat ‘nieuw’ opgeplakt. Vandaar dat tot voor enkele decennia dit len-tefeest het startschot was om met nieuwe kledij, en ja zelfs op zijn paasbest, voor de dag te komen. Pasen wordt ons dan ook vaak voorgeschoteld als het aanbreken van het nieuwe leven na de lange, kille, doodse winter: de natuur herleeft, dieren planten zich voort, de vogeltjes bouwen hun nesten, dartele schaapjes bevolken onze weiden, de zon overwint schijnbaar de duisternis en wij mensen kunnen opnieuw naar buiten…
En in ons dagelijkse leven wordt het etiket ‘nieuw’ vaak in de schaal gegooid. Meer dan één keer moet het mensen overtuigen om op het aangedane voorstel in te gaan. Wat nieuw is, wordt vaak spontaan als ‘beter’ en ‘goed’ omschreven. Bijgevolg heeft het oude dan vlug af-gedaan. Hoe snel hoor je onder mensen niet zeggen: ‘Ja… maar dat heb ik al eens gezien of meegemaakt?’ Dingen verouderen zo snel in onze ogen. Als we het één keer hebben gezien of gehoord, hoeft dat vaak geen tweede keer meer voor ons, dan lijkt het ons al ouwe koek waar we zeker geen zin meer in hebben.
Als wij Christenen in onze kerk gelovig Pasen vieren, blijven we niet steken in de natuur die vervelt, zijn winterkleed aflegt en zich een aantrekkelijk lentejasje aantrekt. Neen, dan vieren we dat in Jezus van Nazareth ons een totaal nieuwe levenswijze werd aangeboden en dat Pa-sen niet om ‘nieuw’ maar om ‘een nieuwe levenswijze’ gaat. In en door Jezus’ aandacht voor uitgestoten, zieke en veroordeelde medemensen schonk Hij hen reeds een nieuwe, onver-hoopte toekomst, riep Hij hen weg uit de veroordeling die anderen over hen hadden uitge-sproken, bracht Hij reeds nieuw leven, daar waar de dood hen dreigde te overheersen.
Als wij Christen in deze lentetijd Pasen vieren, worden we geconfronteerd met de realiteit dat die nieuwe levenswijze niet door iedereen – zeker niet door de gesettelde mensen van Zijn tijd – werd gesmaakt en deze Jezus omwille van Zijn daden en woorden zelf ook werd uitgerang-eerd, monddood werd gemaakt, veroordeeld op een genadeloos kruis. Welk diep geloof, welke innige liefde voor God en mensen heeft deze Jezus daartoe bezield? Zouden wij Hem niet als eersten hebben tegengehouden en hebben gesmeekt om een toontje lager te zingen en het allemaal zo nauw niet te nemen, zouden wij Hem graag hebben zien sterven na een on-menselijke weg beladen met het kruis op Zijn schouders doorheen het vandaag nog steeds woelige Jeruzalem? Zouden wij er niet alles maar ook alles aan doen opdat onze zoon en kleinzoon op die lijdensweg rechtsommekeer maakt en van zijn plannen afziet, hoe graag hij ook de mensen en God zou zien? Ik ben er rotsvast van overtuigd…
Maar wij hebben in heel dat gebeuren natuurlijk geen inbreng gehad en Jezus is op Zijn inge-slagen weg verder gegaan. Een weg die in het oog van de Romeinse bezetter en de religieuze overheden van Zijn tijd te pletter liep op de muur van de dood, een doodlopend straatje werd… tot uiteindelijk ook God Zijn woordje ging meespreken.
Als we op deze paaszondag verzameld zijn in onze kerk en gelovig Pasen vieren, vieren we meteen ook het allerbelangrijkste wat over Jezus valt te vertellen: Hij die aan het kruis de dood werd aangedaan, verrees omdat Gods liefde in Hem sterker dan de dood bleek. Heel ons denken over leven en dood wordt dus op deze paasdag op zijn kop gezet. Gelukkig gingen de vrouwen en de leerlingen ’s morgens vroeg naar Jezus’ graf. Zo hadden ze nog de ganse dag om te bekomen van datgene dat hen overkwam… Zo konden ze die verdere dag en bij uitbrei-ding heel hun verdere leven nadenken over welke weg zij zelf in het leven zouden inslaan: enkel zorgen voor hun eigen kroost en goed zijn voor wie voor hen iets over had gehad of een totaal nieuwe mens worden naar Jezus’ voorbeeld: iemand die zich zo door God geliefd en ge-dragen weet, dat hij onberekend en barmhartig, solidair naar vriend en vreemdeling toegaat, delend in Jezus’ stuwende geest, met een hart boordevol gelovige liefde.
Pasen heeft dus met ‘nieuw’ te maken, zoveel is zeker, maar dan wel met het nieuwe dat Jezus bracht én voorleefde en het nieuwe dat Gods liefde sterker is dan de dood als we ons maar aan haar durven riskeren. Als onze protestantse gelovigen doorheen de geschiedenis voor de in-breng van de paashaas hebben gezorgd – een paashaas die bovendien eieren zou leggen, be-grijpen wie kan! – dan trof hen vooral de waakzaamheid, de zekere onrust van dit dier wier lange oren er natuurlijk moeten voor zorgen dat men het nieuws van Jezus’ verrijzenis zo snel mogelijk hoort en er passend op kan reageren en naar handelen. Durven wij in deze paasdagen onze oren spitsen, niet om zo snel mogelijk van lijden en dood weg te lopen, maar om Jezus’ woord te horen en in ons hart op te nemen, om het ongehoorde nieuws te horen dat Jezus is verrezen?
Het lege graf, de opgevouwen windels, de uitleg van de engelen: het zijn beelden en middelen om ons duidelijk te maken dat Jezus niet tevergeefs heeft liefgehad en geleefd, en zeker niet tevergeefs een zinloze dood op veel te vroege leeftijd is gestorven. Zullen wij ons bekleden met de nieuwe mens die Jezus van Nazareth heet en ons heeft duidelijk gemaakt wat God van mensen verwacht en waarin de zin van ons leven en sterven ligt: ons over te geven aan de lief-de die Jezus ons gelovig heeft voorgeleefd opdat wij hier en nu – en zelfs voorbij het uur van onze eigen, ultieme dood – leven zouden hebben, en wel in overvloed... Alvast van ganser harte een zalige paasfeest toegewenst!
Peter Kiekens
9 april 2023
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart
Herdersem
Homilie bij de 5de zondag in de veertigdagentijd in het A-jaar anno 2023
Als we – net als in de nieuwe televisiereeks ‘Arcadia’ op Eén – Jezus punten zouden moeten geven, dan zouden we vandaag best zuinig mogen zijn want als vriend van Lazarus en diens zusjes Marta en Maria blijkt Hij toch niet van de snelste te zijn… Drie dagen wachten om langs te komen en dan toch ontroerd zijn bij het bericht dat Zijn vriend is overleden: ik denk dat velen onder ons zouden be-sluiten dat ze dit niet goed met elkaar kunnen rijmen…
Jezus stelt dus het geduld van de zieke Lazarus en zijn ontredderde zusjes heel ernstig op de proef terwijl ik er Hem stiekem van verdenk om zelf heel ongeduldig te zijn: was Jezus nieuwsgierig om te weten hoe het voelt de kilte en de duisternis van het graf te mogen ver-laten dat Hij Lazarus wegriep uit de woonplaats van de dood terwijl Hij nota bene zelf nog moest sterven en verrijzen?
Beseffen we bij het beluisteren van dit evangelie wel goed dat Lazarus eigenlijk de eerste is die uit de dood is opgewekt en niet zozeer Jezus van Nazareth? Alsof Jezus een voorproefje wou genieten, een try-out wou organiseren en wou zien en voelen hoe het werkelijk zou zijn om uit de dood te worden opgewekt wanneer het Hem ooit overkwam. Alhoewel: helemaal hetzelfde zal het dan wel weer niet zijn geweest: Lazarus werd door Jezus uit zijn graf wegge-haald terwijl bij Jezus God aan de oorsprong van dit onvoorstelbare gebeuren ligt…
Dit evangelie is natuurlijk opnieuw een diamant met onwaarschijnlijk veel facetten maar wat we zeker en vast kunnen zeggen is dat Lazarus dood is, zo dood als een pier… Waaraan hij juist is overleden, wat zijn precieze doodsoorzaak is, blijft tot op heden een goed bewaard ge-heim en komen we niet te weten, maar de opmerking van Marta dat hij reeds een geur ver-spreidt laat er niet de minste twijfel over bestaan: meer dood dan dood kon Lazarus niet zijn…
Voor ons mensen is die dood onomkeerbaar. Hoezeer we in sprookjes graag hardop dromen van prinsen op het witte paard die mensen komen wakker kussen, van tovenaars en geleerden die over een levenselexir beschikken, aan de dood ontkomt niemand van ons, noch in de lente, noch in de herfst van het bestaan.
Stel je trouwens eens voor dat onze geliefde overledenen op een ochtend aan ons bed, onze voordeur, aan ons aanrecht of onze bureau zouden staan. We zouden nog al schrikken! En zij evenzeer want zij zouden éénklaps constateren dat het leven echt niet stil stond, dat we mis-schien een andere woning zijn ingetrokken of dat iemand anders hun plek in de zetel of het bed heeft ingenomen, dat we onder-tussen een ander beroep uitoefenen en er kleinkinderen zijn bijgekomen, wie weet? Hoe dikwijls zeg-gen we het niet aangaande de generaties die voor ons leefden: ‘Ze zouden vreemd opkijken als ze ons dorp, onze straat, onze buurt nu on-der ogen zouden krijgen en worden geconfronteerd met al die veranderingen die wij eigenlijk niet echt zagen gebeuren en beseften.’
Maar… dan hadden al die grafdelvers extra werk om de opengemaakte putten en graven op-nieuw deftig te leggen en dan zouden begrafenisondernemers in één, twee, drie ook ook wel eens ontevreden klanten over hun vloer krijgen: mensen die hen ervan betichten dat ze niet met de nodige zorg en zachtheid werden behandeld of misschien wel in de verkeerde kist werden neergelegd…
We zullen onze fantasie maar in toom trachten te houden… en vooral aandacht geven aan Je-zus’ bewering dat wie in Hem gelooft over leven, ja zelfs eeuwig leven beschikt en in der eeuwigheid niet zal sterven. Ook al geen goed nieuws voor die begrafenisondernemers…
En toch is het dàt wat dit evangelie ons wil vertellen: als vriend van Jezus zal ziekte en dood jouw leven binnentreden – wees daar maar zeker van – maar hoezeer Jezus ook op Zich laat wachten: uiteindelijk is Hij bij machte om ons weg te roepen uit de duisternis van het graf. En blijkbaar wil Jezus ons geduld niet langer op de proef stellen: we zullen niet op het einde der tijden – wanneer zomer- en wintertijd al lang niet meer in gebruik zijn – uit de dood verrijzen, maar hier en nu reeds in Jezus Christus zelf.
Christus leren kennen en vriend van Gods Zoon worden, is immers geroepen zijn tot Gods volheid van leven, Zijn overvloed aan liefde en geborgenheid voor ons mensen. Bemerk dat we in ons christelijke geloof niet spreken over leven na de dood maar over ‘verrijzen’, niet langer leven vanuit onze eigen, menselijke kracht maar wel degelijk vanuit Gods overvloed aan liefde die sterker is dan de dood. Leven van Zijn leven en de dood van hoogmoed, heb-zucht en heerszucht achter ons laten, door God laten doden in ons eigen hart: dat is ver-rijzen…
Wanneer zitten wij dood zoals de beste wielrenner op een bepaald ogenblik in de koers ‘dood’ kan zitten en teneinde kracht kan zijn? Wanneer zien wij het het niet langer zitten om tot God te bidden, met Hem verbonden te leven en de hand te reiken aan wie ons kwetste, vernederde of onrecht aandeed? Waar en wanneer waren wij zo stijf als een lijk, zo kleurloos als een o-verledene omdat de lief-de niet langer in ons hart woonde en door onze aderen stroomde? Waar missen we bepaalde mede-mensen die blijkbaar in het graf van de veroordeling, de mis-prijzing, hun slechte reputatie zijn te-rechtgekomen en durven wij met Jezus’ kracht in onze handen en harten proberen om hun graf van eenzaamheid en miskenning te openen, om hen weg te halen uit de duisternis waarin ze om één of andere reden zijn terechtgekomen?
Hoe het verder met Lazarus is afgelopen weten we niet. Hadden de zusjes Marta en Maria een soort van rouwmaaltijd voorzien en veranderde dat dan plots in een heuse kermispret? We hebben er nog steeds het raden naar… Heeft Lazarus de zwachtels waarin hij was gewikkeld netjes terug opgeplooid zodat hij ze nog eens kon gebruiken wanneer hij een tweede keer stierf? Hebben zijn zusjes hem daarbij geholpen of hadden ze voor dat tweede gebruik geen oog omdat ze zo waren overrompeld door het ongelooflijke dat hen was overkomen? Vragen waarop we tot op heden geen antwoorden krijgen…
Maar ik wens ons vooral toe dat we ooit en ergens mogen ervaren dat God, dat Jezus ons komt opzoeken in het graf van ons ongeloof, in de duisternis van onze eenzaamheid, als we maar wat geduld hebben en ons ook blijvend oproept om te delen in de volheid van Gods le-ven waaraan Hij op be-voorrechte wijze deel heeft.
Hopelijk gaan we op zondag telkens als een stukje verrezen mensen hier vandaan, met nieuwe moed en hoop in onze harten, dankbaar omdat God ons liet delen in Zijn onvoorstelbare lief-deskracht. Hopelijk mogen we bij het vieren van de eucharistie op zondag telkens weer een voorproefje krijgen van wat ‘verrijzen’ kan betekenen …
Peter Kiekens
25 en 26 maart 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de vierde zondag in de veertigdagentijd in het A-jaar anno 2023
tevens naamopgave kandidaat-vormelingen
‘Het heeft geen naam…’ zeggen we als we een gebeuren heel uitzonderlijk, onvoorstelbaar, omvangrijk of indrukwekkend vinden. ‘Man… het heeft geen naam wat die mens allemaal op de parochie heeft gedaan! Mens… het heeft geen naam wat zij haar schoonzuster aan leed heeft berokkend!’
En toch… wat in de Bijbel geen naam heeft, bestaat niet... God riep zon en maan tot leven maar gaf ze geen naam en noemde ze gewoonweg ‘de grote lamp voor overdag’ en ‘de kleine voor ’s nachts’. Hij schiep ook planten en dieren en zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze ook heten. En zo kwamen we doorheen de eeuwen tot de mooiste en origineelste namen voor planten en dieren: denk maar aan het vlijtige liesje en de bereklauw of aan het nijlpaard – het paard van de Nijl?! – en de dagpauwoog, één van de vlinders die we het meest in onze tuinen aantreffen. En ooit al gehoord van de Vlaamse reus waarmee wel degelijk een konijn is bedoeld? De eerste mens werd ‘Adam’, ‘de mens’ en ‘Eva’, ‘de moeder der levenden’ ge-noemd.
Wie geen naam heeft kan zeker niet worden aangesproken, noch op zijn of haar talenten, noch op zijn of haar fouten. Het eerste wat een leraar bij de kennismaking met een nieuwe klas zo snel mogelijk onder de knie moet hebben, is de namen van de leerlingen. Alleen dan kan men met hen in gesprek gaan en het beste aan kennis en vaardigheid in hun jonge bestaan tot leven roepen. Zijn we zo wijs en liefdevol dat we bij een ontmoeting met onbekende medemensen meteen zeggen wie we zijn, tenminste hoe we heten? Het mag niet zijn dat wij een telefoon-gesprek beeindigen of een winkel verlaten zonder dat we weten hoe die verkoper of kassier-ster heet. We mogen geen onbekende soldaten zijn in de oorlog van dit leven…
Mensen hebben een naam en die kan je onder bepaalde omstandigheden zelfs officieel laten bijwerken of veranderen. Mensen hebben één of meerdere voornamen en in het dagelijkse omgang is het niet altijd hun eerste naam die door vrienden en bekenden wordt gebruikt. Mensen kunnen ook een troetelnaam hebben: ‘Zoetje, schatje, tresebolleke…’ Mensen kun-nen in de buurt of binnen de carnavalgroep ook een bijnaam hebben: ‘De zwetten’ of ‘den dikken’, ‘den boein’ of ‘den Baloe’. Een naam doet ons zijn wie we zijn en in de Bijbel ver-raadt die steeds waartoe je bent geroepen en wat jouw opdracht en zending in het leven is.
Ook God heeft blijkbaar een naam. Een naam die Hij uitspreekt wanneer Mozes Hem vraagt wie hem de opdracht geeft om de Israëlieten uit de slavernij in Egypte weg te leiden. Denk maar aan ons kerk-lied ‘Hoe is Uw naam en waar zijt Gij te vinden?’ Waarop God antwoordt: ‘Ik ben die ben, die is en er altijd zal zijn…’ Met die omschrijving moet Mozes het doen en af en toe zal het Joodse volk ook ervaren dat God er voor hen is. God is Diegene die er voor mensen wilt zijn… Hij is dus niet op de eerste plaats Diegene die alles en nog wat voor ons doet en klaar speelt maar wel Diegene die er voor ons is…
En ook Jezus’ naam heeft een duidelijke betekenis. Het Hebreeuwse ‘Jesjoea’ betekent zoveel als ‘God redt’. Zaten we dan gevangen zoals de gevangenen van Deiremonne is hun spik-splinternieuwe op-trekje? Eigenlijk wel, in onze hoogmoed en hebzucht waarbij we enkel ons eigen voordeel en onze ei-gen machtspositie zien en elkaar niet in de ogen durven kijken als een kwetsbare broer of zus die ons zoveel heeft te bieden maar net als wij ook kan falen en ook maar leeft dankzij de barmhartigheid en mildheid van de medemensen. In Jezus wilt God ons redden van onze blindheid, onze koppigheid, onze eenzaamheid. Enkel voor onszelf le-ven, los van anderen willen bestaan, zonder God gaan leven biedt immers geen enkele toe-komst en maakt ons eenzamer dan ooit.
In de schitterende lezing uit het Bijbelboek Samuel horen we dat God op een andere wijze dan wij naar de mensen kijkt. Hij kijkt met Zijn hart, vanuit Zijn hart… en precies daarom is het toch dat David, het jongetje dat er niet toe deed en niet eens een proper kostuum moest aan-trekken wanneer de profeet Samuel langs kwam – laat staan dat hij bij dat bezoek aanwezig moest zijn – van achter zijn schaapjes wordt gehaald en tot koning van Israël wordt aangesteld en gezalfd? En staat die blindgeborene niet beeld voor wie wij, mensen, allen zijn? Geboren met een sterke drang tot zelfbehoud maar soms echt toch stekeblind voor wat er in het leven echt toe doet of ten diepste gelukkig maakt? Sommige mensen kunnen geen betoverende zonsondergangen of verrukkelijke vergezichten, laat staan hun eigen kinderen of kleinkinder-en zien maar openen toch onze ogen, wijzen er ons zonder veel woorden op dat wij ons vaak blindstaren op datgene wat we slechts zien. En welke etalage staat echt beeld voor wat de hele, achterliggende winkel zijn bezoeker te bieden heeft? Mensen tonen altijd enkel hun mooiste kant en verbergen doorgaans datgene waarvan ze denken dat het hen zal veroordelen of heel klein en kwetsbaar zal maken naar anderen toe.
Ook ons wil Jezus aanraken. Wij die net als kleine katjes met gesloten ogen worden geboren. Ook ons wilt Jezus met Zijn speeksel, heel intiem dus, aanraken opdat we zouden zien waar het in het leven echt op aankomt, opdat we oog zouden krijgen voor Zijn volgehouden liefde, Zijn blijvende trouw in goede en kwade dagen, opdat we niet langer blind zouden zijn voor de nood van onze gezinsleden, bu-ren en medemensen, bekend en onbekend.
Deze week begint de lente, een heel mooi seizoen, een seizoen waarin zoveel gebeurt, het seizoen dat verandering en kleur in de wereld brengt. Als God ons op weg naar Pasen de ogen mag openen, zullen we mensen als onze eigen broers en zussen gaan zien, zal de wereld een ongelooflijk mooie aanblik krijgen, zullen wij op onze beurt kleur brengen in het bestaan van hen die ons omringen, zullen we echt gaan leven.
Als we mensen zien, zullen we ze dan ook graag zien, omdat God ons graag ziet? Als we dankbaar zijn om het licht van Zijn menslievendheid, zal ons leven dan ook in een heel nieuw daglicht komen te staan? Als God ons bij name noemt, zullen wij dan tot mensen durven spre-ken, woorden van liefde, bemoediging, trouwe nabijheid, oprechte solidariteit? Want precies wanneer de blindgeborene op-nieuw het licht kan zien, gaat hij ook volop aan de praat. Hij is zelfs niet te stoppen en bazuint uit wat Jezus in hem tot leven heeft gebracht. Zullen wij onze mond houden of de dingen, ook ons geloof, bij name durven noemen?
Peter Kiekens
18 en 19 maart 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 3de zondag in de veertigdagentijd in het A-jaar anno 2023
De laatste woorden die een stervende vriend of bloedverwant tegen ons heeft uitgesproken, vergeten we nooit en dragen we ongetwijfeld ons hele verdere leven met ons mee. En ook van Jezus hebben we zogenaamde ‘laatste woorden’, niet toevallig zeven in totaal, de zogenaamde ‘Kruiswoorden’. Kent u er één van? Misschien dezez: ‘Vandaag nog zult ge met Mij in het paradijs zijn…’ De belofte die Jezus tegenover de zogenaamde ‘goede moordenaar’ doet, de man die van Hem alsnog redding en heil verwacht ondanks zijn minder fraai verleden. Of ‘Vrouw, ziedaar Uw zoon en zoon, ziedaar uw moeder’ wanneer Jezus in Zijn stervensuur Maria en Zijn lievelingsleerling Johannes aan elkaar toevertrouwt.
Maar de evangelisten leggen Jezus ook een zin in de mond die de brouwers en horeca-uitba-ters maar al te graag zullen horen en waaraan wij misschien wel eens voorbijgaan: ‘Ik heb dorst…’ Wie af en toe met stervende mensen in contact komt, weet dat wanneer ze al lang geen fruit noch sandwiches meer eten een slokje water of in een latere fase een zuignapje van onschatbare waarde kunnen zijn. Zoals we misschien tot in onze laatste levensuren, wanneer we nog nauwelijk kunnen spreken, nog steeds kunnen horen wat er rondom ons wordt gezegd of gefluisterd, blijven we blijkbaar tot in onze laatste levensuren snakken naar vocht… Deze week werd nog eens in een radioprogramma de vraag opgeworpen of wij mensen een bepaal-de hoeveelheid vocht per dag moeten innemen opdat onze nieren optimaal zouden werken. Voor sommigen heeft dat vocht de vorm van porto of champagne, voor anderen is dat een pint bier of een slok wijn, maar het kan natuurlijk ook gerust een kommetje soep of chocomelk zijn…
Dat Jezus – stikkend aan het kruis – dorst heeft, hoeft ons niet te verwonderen. Ons lichaam heeft in elk geval een permanente nood aan vocht en we moeten er inderdaad alles aan doen om onze waterhuishouding op peil te houden en te verhinderen dat we letterlijk uitdrogen… Tijdens hete zomers of op het einde van één of andere inspanning weten we een flesje drank best te waarderen. Op toeristische plekken, op de top van een berg of in een afgelegen vallei, kunnen commercanten zich gerust riskeren om een euro meer te vragen voor eenzelfde flesje drank: we zullen het vlot betalen want op die ogenblikken is het ons dat gewoon waard, is drank eigenlijk onbetaalbaar.
Maar, dierbaren, er is natuurlijk ook meer dan de dorst van ons lichaam. Er is ook de dorst van ons hart. Als Jezus zegt dat Hij dorst heeft, staan die woorden ook symbool voor zijn hunker naar God, naar een wereld waarin mensen niet bang zijn om als broers en zussen zorg te dragen voor elkaar en elkaars dorst naar liefde en vergeving, verbondenheid en solidariteit te lessen. Als vrienden of bekenden elkaar tegenkomen en vragen ‘Gaan we er eentje drink-en’, als we in het televisieprogramma ‘Loslopend Wild’ die hilarische vraag ‘Zin in een wit wijntje?’ horen stellen, dan weten we dat sa-men een terrasje doen, samen een glas drinken niet zozeer de uitdrukking is van het besef van onze nood aan voldoende vochtinname maar veel meer symbool staat voor wederzijdse vriendschap, verbondenheid, betrokkenheid op el-kaar.
Wat een gedurfde vraag van Jezus aan die naamloze Samaritaanse vrouw: tot tweemaal toe o-verschreidt Hij een gangbaar gebruik door haar in het openbaar aan te spreken terwijl ze nie-mand minder dan een Samaritaanse is… Iets waar wij we vaak niet stil bij staan, waar we ge-woonweg over heen lezen, maar niet onbelangrijk is.
Natuurlijk zou deze dame graag thuis over stromend water beschikken en zou ze ook heel blij zijn als ze niet langer met kruiken moet sleuren maar uiteindelijk wil Jezus met haar een ander gesprek op gang brengen en verzekert Hij haar dat wie van het water drinkt dat Hij voor haar in petto heeft nooit meer dorst zal krijgen…
Is Jezus onze dorstlesser, Diegene in wie wij al onze dorst naar hemels geluk op deze aarde, al onze dorst naar een zinvol bestaan te midden van een bedreigde schepping en een wereld waarin haat en oorlog het nieuws beheersen? Hij wenst ons in elk geval het levende water van Gods liefde toe, waterdrager als Hij voor ons wilt zijn en verzekert ons dat wie van het water van Zijn reddende en reinigende liefde drinkt niet enkel geen dorst meer zal krijgen, maar op zijn of haar beurt ook zelf een bron van liefde, genegenheid, geloof en geborgenheid zal worden voor zijn of haar medemensen en omgeving.
Dorsten wij naar God en hoe wordt die dan gelest? Wanneer komen wij tot gebed, stilte en be-zinning? Op welke wijze laven wij ons aan Jezus’ boodschap van Godsgeloof en naasten-liefde? Wanneer bieden wij onze medemensen het water van Gods eeuwige leven aan? En wie zit er in onze omgeving gewoonweg te snakken naar dat water dat de eeuwige dorst van mensen kan lessen? Hoe en wanneer worden wij bron van Godsgeloof voor onze tijdgenoten of komen zij geheel tevergeefs putten aan onze harten?
Met het evangelie van de Samaritaanse vrouw aan de waterput belanden wij vandaag bij het eerste van de drie evangeliën dat ons naar Jezus’ Pasen en de betekenis van ons doopsel voert. Een mooi moment dachten wij om terug aandacht te schenken aan het gebruik van de wijwa-tervaten in onze kerken. Wie een kerkgebouw betreedt en zich bewust tekent met een kruis-teken met gewijd water, maakt voor zichzelf en zijn medegelovigen toch woordeloos duidelijk dat hij of zij de gemeenschap van gedoopte mensen, Christenen binnenbetreedt, onderge-dompeld in Gods goedheid als die mens is, en ook een bron van vreugde wilt zijn voor allen wier hart en leven dreigt uit te drogen omdat ze alle aandacht en ondersteuning, zingeving moeten missen.
Op het einde van deze viering zullen we dan ook het water in de kruik op het altaar wijden en onze wijwatervaten na de lange coronatijd opnieuw vullen, als één uitdrukkelijk symbool van ons verlangen om ondergedompeld in Gods liefde zelf vruchtbare bronnen van gelovige liefde voor anderen te zijn, te blijven en nog meer te worden.
Voldoende drinken, onze waterhuishouding op peil houden: het is niet enkel voor ons lichaam belangrijk maar ook voor onze geest en onze harten, ons mentaal welzijn. Leven vanuit de rijkdom van ons doopsel, leven als gedoopten, als mensen die dorsten naar Gods aanwezig-heid en al hun dorst ook gelest mogen zien in Jezus de Heer, Hij die alle gangbare grenzen tussen mensen doorbreekt en met ons aan de praat wil gaan aan de waterput van het leven. Is die hemelse waterdrager die Jezus voor mensen wilt zijn, ook welkom in ons bestaan?
Peter Kiekens
11 en 12 maart 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij 2de zondag in de veertigdagentijd in het A-jaar anno 2023
met verloofdenzegen
Toen ik de voorbije kerstdagen Marie-Louise moest begraven, kwam in het rouwgesprek met haar kinderen aan het licht dat haar man Jozef zaliger gedachtenis zo veel jaren terug met zijn fiets vanuit de Welvaartstraat hier in Oilsjt naar Schoten reed om zijn lief te bezoeken… en dat hij wanneer hij daar op zondagavond aankwam, constateerde dat de ouders en hun dochter reeds naar bed waren en hij na wat aandringen daar dan toch mocht overnachten… maar dan wel op de zetel in de living. Mensen die elkaar graag zien, zijn blijkbaar tot veel bereid om toch maar in elkaars gezelschap te kunnen vertoeven. Vandaag de dag zijn de mobiliteits-mogelijkheden natuurlijk veel groter dan zestig jaar terug en zouden de jonge mensen face-timen met elkaar, maar het gegeven blijft echter onveranderd: geliefden willen nu eenmaal bij elkaar zijn, willen zo veel mogelijk in elkaars nabijheid vertoeven…
Maar de vraag blijft of men – ook al ziet men elkaar frequenter, heel regelmatig of gaat men heel eenvoudig weg samenwonen – elkaar ook echt ten gronde kent omdat men constant bij elkaar is. Mensen leren elkaar immers pas na verloop van tijd kennen... Je kan niet zeggen: ‘We gaan een weekendje weg en wanneer we terug thuis zijn zullen we voor eeuwig en drie dagen elkaars goede en slechte kanten kennen.’ Ook niet als je uitdrukkelijk aan iemand vraagt wie hij of zij is – en je bedoelt daarmee meer dan de naam en voornaam – ga je die per-soon nog niet helemaal in kaart kunnen brengen. Een mens leer je immers maar mondjesmaat kennen, druppelgewijs en zelfs als je tientallen jaren samen optrekt, zal je soms nog vreemd opkijken van zijn of haar reactie. Mensen leren elkaar kennen, laten zich maar kennen, na ver-loop van tijd. Gunnen wij elkaar die noodzakelijke tijd?
Misschien hadden ook Petrus, Jakobus en Johannes gedacht dat ze wisten wie Jezus was en wat Hij aan de mensen had te vertellen. En toch… vandaag zijn we getuige van het feit dat ze Jezus iets beter leren kennen, iets dieper mogen leren doorgronden. Op een onverwacht ogen-blik vangen ze even een glimp op van de ware gedaante van die Mensenvisser en stilaan dringt het tot hen door dat Hij thuishoort in het rijtje van Mozes, de man van de uittocht, en Elia, de belangrijkste profeet uit de Joodse geschiedenis, … én hen zelfs ver overtreft.
Merkwaardig dat dit precies tijdens een bergwandeling, bij het bestijgen van een berg, ge-beurt. Wanneer het letterlijk bergop gaat, steiler wordt, hun adem misschien ook korter wordt, precies dàn dringt het tot de drie bevoorrechte leerlingen enigszins door wie Jezus is. Niet de man die met glamour en glitter politieke macht zal veroveren, maar een Messias die precies in en doorheen Zijn lijden omwille van Zijn liefde voor God en de mensen, zal tonen dat de Langverwachte ook Diegene is die een andere berg zal moeten passeren, namelijk die van Golgotha waarop Hij zal worden gekruisigd.
Onze jonge mensen die dit jaar huwen wensen we natuurlijk een fantastische huwelijksdag toe, of het nu regent of niet, met als hoogtepunt hun ‘ja-woord’ aan elkaar, in alle vrijheid ge-geven. Misschien hebben ze het al ondervonden dat liefhebben nooit vanzelf gaat en volge-houden inspanning vergt. Wat zei het koppel dat eind januari in de krant kwam omdat het 80 jaar was gehuwd: ‘Je moet er voor vechten, je moet er blijvend voor gaan…’ Liefhebben en blijvend liefhebben is nu eenmaal geen wandeling in het park, maar een weg die bergop en ook bergaf gaat. The Starlings zouden zingen: een rollercoaster’, een rups, waarbij de dicht-slaande kap soms voor een heerlijk intiem moment kan zorgen, maar evenzeer beeld kan staan voor al onze uitzichtloze situaties in het leven.
Voor ons allen hier aanwezig om samen aan te zitten aan de tafel van de Heer, geldt de op-dracht die de stem uit de wolk voor de drie apostelen op zak heeft: ‘Luister naar Hem, de Welbeminde.’ Luisteren wij voldoende naar elkaar, naar elkaars dromen en verwachtingen, ontgoochelingen en pijnen, of we nu verloofd, verliefd of gewoon buren zijn van elkaar, me-degelovigen? Luisteren wij van ganser harte naar de Heer? Radio 1 weet het zo goed: ‘Alles begint bij luisteren…’
Laten we ons ook voldoende kennen, zeggen we wat we belangrijk en niet belangrijk vinden, waarderen of helemaal niet appreciëren? Ook dàt is belangrijk in elke relatie onder mensen van welke aard ze ook mag zijn. En zijn we realistisch genoeg om te beseffen dat het niet alle dagen rozegeur en maneschijn kan zijn, dat het leven soms ook echt alledaags, eenvoudig en vlak is? Even vlak als de vlakte die voor onze voeten ligt wanneer we de berg opnieuw goed en wel zijn afgedaald.
Want hoezeer Petrus dit hoogtepunt in hun verkenningstocht wil vasthouden en vereeuwigen, Jezus gaat helemaal niet in op zijn vraag om drie tenten op te slaan. Die hadden ze heel waar-schijnlijk ook helemaal niet bij de hand... Wie sleurt er nu een tent mee wanneer hij op zon-dagnamiddag een wandelingetje met vrienden in de buurt gaat maken, niemand toch?
Dierbare verloofden, dierbare broeders en zusters in het geloof, de hoogtepunten in ons leven, waar en hoe dan ook, zijn van voorbijgaande aard. We kunnen ze niet vasthouden en moeten dat bijgevolg ook echt niet proberen. We moeten er op het ogenblik zelf gewoon van genieten, zo maximaal mogelijk, met een dankbaar hart dat wanneer we terug de berg afdalen toch blijft nagenieten en uit die Godsontmoeting in Jezus ook steeds weer nieuwe kracht put en een nieuw perspectief ontdekt.
‘Mondje toe,’ drukt Jezus het drietal nog op het hart alsof Hij wil zeggen dat ze helemaal nog niet beseffen met Wie ze hebben te maken. Hen werd slechts een tipje van de sluier opgelicht, maar dat betekent uiteraard nog niet dat ze Jezus van kop tot teen doorgronden. Dat zal voor later zijn, na Zijn verrijzenis, wanneer ze Hem ooit al veel beter in kaart zullen kunnen breng-en…
Mocht deze eucharistieviering voor ons een zondags hoogtepunt van geloof en liefde voor God en onze medemensen zijn. Eventjes het alledaagse, het doordeweekse achter ons laten, er letterlijk afstand van nemen om er niet helemaal in op of aan ten onder te gaan, om dan met hernieuwde kracht opnieuw naar de dagdagelijkse realiteit terug te keren. Mocht het vieren van de eucharistie op zondag ons als Christenen iedere keer opnieuw een beetje van gedaante doen veranderen, nieuwe kracht, nieuwe hoop in ons doen oplichten om voor elkaar als Gods welbeminde mensen een bron van vrede en tederheid, geluk en welzijn te wezen.
Peter Kiekens
5 maart 2023
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 1ste zondag in de veertigdagentijd in het A-jaar anno 2023
Toen ik dinsdagmiddag naar kunstatelier Arté Grossé in Brugge trok – eerlijk gezegd een stukje om in ons eigen Oilsjt de Voil Jeannettenstoet te ontwijken – kon ik bij het betreden van die handelszaak die liturgisch materiaal verkoopt echt niet naast de kazuifel in de inkom-hal kijken. Het leek wel één lappenkleed bestaande uit verschillende kleuren stof en had iets weg van het bekende schilderij van Piet Mondriaan… al zaten er tussen de vlakken wel geen dikke witte lijnen en waren die vlakken ook geen vierkanten of rechthoeken. ‘Wat een clownspak!’ spookte het bij de eerste oogopslag in mijn hoofd. Natuurlijk interpelleerde ik de zaakvoerder daarover maar kwam tegelijk ook tot de gedachte dat je op die wijze als priester steevast de juiste liturgische kleur droeg want er zat zowel rood als groen, geel als blauw en natuurlijk ook paars in verwerkt...’ ‘Wat een vreemde maar wel degelijk orginele kazuifel,’ opperde ik ‘en natuurlijk kan je argumenteren dat het iedere dag wat advent of veertigda-gentijd, Kerstmis of Pasen, Pinksteren of halfoogst is…’
Maar ondertussen zijn we vorige woensdag op weg vertrokken naar Pasen en aan de vasten begonnen. Nog steeds heeft die benaming bij het grote publiek de bovenhand ook al spreken we in onze kerk on-dertussen toch al verscheidene decennia van ‘de veertigdagentijd’… die in wezen 46 dagen telt. Maar dat is een andere zaak!
Geef toe: biechten en vasten zijn de thema’s die de tongen los maken wanneer katholieken van een zekere ouderdom bij pot en pint samen zitten. Sommigen hebben er misschien trau-ma’s aan over gehouden, in elk geval komen velen onder ons er niet meer toe. Laat me maar meteen zeggen dat ik biechten inderdaad geen spelletje vind en dat dat sacrament van de ver-zoening natuurlijk meer is dan zeggen dat je snoepjes hebt gestolen of thuis niet wou mee-helpen met de vaat. Vasten is al evenmin in gang dan het biechten. Geen enkele christelijke vereniging of parochie zal vandaag de dag het organiseren van een eetfestijn uitstellen omdat we ons tussen Aswoensdag en Pasen bevinden. Trouwens: op een andere plek in het evangelie kan je zwart op wit lezen dat de leerlingen van Jezus niet hoeven te vasten. En het is boven-dien de Meester zelf die besluit dat zo lang de Bruidegom bij Zijn leerlingen is, zij dat ook niet hoeven te doen. Ze hebben immers alle redenen tot feesten en moeten vooral dankbaar en blij zijn dat God hen Zijn onverbreekbare trouw aanreikt, dan nog in een mens zoals zij, in al-les aan hen gelijk… In alles… behalve in de zonde. Zo verwoorden wij dat toch in onze klas-sieke geloofsbelijdenis?
Heb je dat goed gehoord? In alles aan ons mensen gelijk, behalve in de zonde! Dat wil zeggen dat Jezus op een dag ook best last kan hebben gehad van een slecht humeur, of in een dipje kan hebben gezeten, af te rekenen had met een zere voet of een kriebelhoest, of zoals we van-daag in het evangelie horen: met bekoringen…
Fantastisch toch om te merken dat Jezus in de afzondering van de woestijn bekoringen kende en moest doorstaan zoals het Joodse volk trouwens in diezelfde grote zandpartij in de beko-ring kwam om zich een gouden stierenkalf te gieten en dat voortaan als god te aanbidden.
Op weg gaan naar Pasen is ons bewust worden van de bekoringen die ons leven binnenkomen en dreigen te overheersen. Wees vooral niet bevreesd of beschaamd om te zeggen dat je ze kent, want dàt is meteen ook het bewijs dat je een gezonde, normaal functionerende mens bent. Veel meer dan niet snoepen noch roken of alcohol genieten tussen Aswoensdag en Pa-sen, lijkt het mij als doorleefde christen heel belangrijk om ons van de grote bekoringen in het leven bewust te worden en er ook actief tegen te strijden, ons werkelijk te verzetten tegen bij-voorbeeld het steeds weerkerende verlangen om alles in het leven gulzig naar ons toe te trek-ken en – al dan niet letterlijk – in ons op te nemen, de bekoring om ervan uit te gaan dat alles en iedereen in het leven in onze eigenste dienst staat. Om het in de taal van de coureurs van deze dagen te zeggen: ‘De koers is verdraaid helemaal niet van ons!’ Hoe egoïstisch is die ge-dachte wel niet?!
Het mag bevrijdend op ons inwerken dat ook, ja zelfs Jezus, in de verleiding komt om de showman uit te hangen, een attractie te worden, de aandacht op Zichzelf en niet op God te richten. Wie in het leven gezien, gehoord, geprezen of geloofd wilt worden, verhindert trou-wens in éénzelfde beweging dat God bij mensen close-up en zuiver in beeld komt, dat Zijn liefde mensenharten bereikt en gelukkig maakt.
Zoals die kazuifel alle kleuren van de regenboog had, zo zal ons leven alle menselijke beko-ringen kennen en moeten wij ze vooral realistisch en met beide voeten op de grond eerlijk in de ogen durven kij-ken want niemand van ons ontsnapt er aan. Welk kind wil geen Ed Sheran, Kevin De Bruyne of Prinsj carnaval worden? Wie wil niet op de lotto winnen? Wie acht zich niet beter dat zijn buurvrouw die in Congo werd geboren of de man die op ons televisie-scherm komt omdat hij de voorbije nacht buiten moest slapen, dan de drugsverslaafde uit onze straat?
In alles en iedereen het oog op God en op het welzijn van mensen gericht houden: dàt is onze verdomde opdracht als Christen, zowel binnen als buiten deze veertigdagentijd. Als mensen bezorgd zijn om onze medemensen – onze dierbaarste vrienden zowel als de vreemdelingen – en vergevingsgezind reageren op het kwaad dat ons of anderen – hetzij onze verwanten of ge-liefden, hetzij onze vijanden – wordt aangedaan…
Veertigdagentijd… tijd om ons bewust te worden van de bekoringen die elk mensenhart kent, tijd om er ook actief tegen in te gaan, niet alsof het een spirituele sportprestatie betrof maar wel door elke ochtend, middag of avond opnieuw te bidden om Gods Geest die ons tegelijk krachtig en nederig van hart maakt zowel op dagen dat het leven roos kleurt als op ogenblik-ken dat we door pijn en onmacht werkelijk alle kleuren van de regenboog uitslaan.
Veertigdagentijd… mag voor ons Christenen betekenen: uitgroeien tot mensen die verbonden leven met God en vanuit Zijn liefde en met Jezus’ Geest actief naar anderen op weg gaan, ver-bonden willen leven met hen, bewogen zijn door hun lief en leed. Die levenswijze zal ons doen leven en ons bestaan ook echt kleuren, ieder dag opnieuw en niet enkel ons eigen sterfe-lijke, voorbijgaande bestaan maar ook dat van de mensen die ons levenspad kruisen en kruis-igen. Sterk staan en sterker worden in de gelovige liefde: zo kunnen we de bekoringen die ons tot twee minuten na onze dood parten zullen spelen zo goed en zo kwaad mogelijk doorstaan. Als we met ‘de vasten’ ook vasthouden aan God en Je-zus’ evangelie bedoelen, zitten we al-vast op de goede weg naar Pasen.
Peter Kiekens
25 en 26 februari 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Homilie bij de 6de zondag in het A-jaar anno 2023
Wanneer een mens kritiek heeft op wat iemand heeft gezegd, op wat een vereniging ten tonele heeft gebracht of wat er bij een evenement is gebeurd – negatieve kritiek bedoel ik dan – dan dreigt wel eens mét het badwater ook het lieve kindje te worden weggegoten. Ik bedoel: dat het er het gaat op lijken dat werkelijk niets aan die mens of vereniging nog deugt en dat alles aan die persoon of dat initiatief wordt afgekeurd. Alleen al daarom is het verdraaid belangrijk om bij het uiten van een mening of ervaring eerst en vooral te zeggen wat men wél goed en waardevol vindt. Als het zo is dat in het leven nooit echt alles goed is, dan is het evenzo ook waar dat nooit alles écht helemaal slecht is!
En zo wordt Jezus’ reactie tegen wat de Farizeeën en schriftgeleerden vooropstellen door hen blijkbaar ervaren alsof Hij gewoon de hele wet van tafel wilt schuiven. Neen, verzekert Jezus Zijn toehoorders, onomwonden: ‘Ik ga er zelfs geen punt of komma aan veranderen!’ Hij zegt bijgevolg dus niet dat de wetten onbelangrijk zijn maar herinnert die Farizeeën en schrift-geleerden wel aan de oorspronkelijke bedoeling van geboden en verboden. Waarom zijn er doorheen de eeuwen wetten opgesteld, wat is de bedoeling van zo’n religieuze maatregel? In-derdaad, los te komen van al te subjectieve benaderingen. Het moet immers op voorhand net-jes omlijnd zijn wat men moet doen bij een welbepaalde situatie zodat de mensen die hande-lingen moeten beoordelen geheel los van hun gevoelens tegenover die persoon in kwestie zo objectief mogelijk kunnen oordelen.
Al kunnen wij wetten belachelijk of soms achterhaald vinden, het is steeds belangrijk om te beseffen dat ze niet op ons eigen lijf zijn geschreven. Zoals het circulatieplan van onze stad e-venmin kan rekening houden met onze eigen, meest persoonlijke noden en verlangens. We kennen wel de reactie van mensen die opperen dat ze enkele kilometers omweg moeten rijden om van hun werk naar huis te geraken…’ Ja wat dachten ze…? Dat dat plan voor hen per-soonlijk was neergeschreven? Trouwens, sommige individuen rijden maar al te graag elke dag of week enkele kilometers uit de weg, om welke reden dan ook…
En toch leert Jezus ons vandaag – denk ik – dat we niet mogen zweren bij wetten, hoe belang-rijk het ook is dat we ze naleven wil onze samenleving zo goed mogelijk functioneren en wil-len we zo veel mogelijk mensen zo gelukkig mogelijk maken en ook houden.
En zo komen we – denk ik – bij het punt dat Jezus wilt scoren: terug gaan naar de bron, de oorsprong en bedoeling van elke wet: de liefde. Het uitgebreide en zeker niet zo eenvoudige evangelie dat ons deze zondag voor Valentijn wordt voorgeschoteld, stelt de liefde centraal. De liefde die meer is dan het gevoel dat wij voor een andere persoon hebben maar steeds zoekt naar de andere. Hoe beleeft hij of zij het leven? De liefde die niet verdwijnt bij een me-ningsverschil of ontgoocheling in wat de andere zegt of doet. We zullen de komende dagen weer horen ‘dat de liefde nooit verdwijnt...’ Laat me niet lachen… Waarom is echtscheiding, ruzie in gezinnen en onder broers en zussen, pastoors, werk-nemers, gelovigen dan zo sche-ring en inslag? De liefde is in Jezus’ ogen meer dan een goed gevoel dat zelfs op oudere leef-tijd nog kan wegsmelten, denk maar aan het hoge aantallen echtscheidingen bij onze senioren. ‘Oude liefde roest niet’ wordt er wel eens gezegd. Neen, ze roest soms blijkbaar lekker door…! De liefde stelt het geluk en het welzijn van de andere centraal en legt dus niet de klemtoon bij hoe ik mij voel. De liefde vergaat niet als je het welzijn van de andere centraal stelt en je voorneemt steeds te kiezen wat voor die persoon goed en duurzaam is. Het gaat ons als Christen dus niet enkel om duurzaamheid op ecologisch vlak maar evenzeer om een duur-zame, blijvende liefde in het leven.
Leven is voor Jezus blijkbaar meer dan wetten uiterlijk gezien onderhouden. Door een wet na te leven kan je immers mensen ook ongelukkig maken. Wettelijk gezien in orde zijn betekent nog niet dat je van iemand houdt. We stoppen toch ook aan het zebrapad omdat de wet dat voorschrijft terwijl we in de meeste gevallen eigenlijk veel liever op onszelfde tempo onge-stoord zouden willen verder rijden? En velen steken zelfs hun arm omhoog als een gebaar van erkentelijkheid terwijl de persoon achter het stuur gewoon doet wat de wet hem of haar op-legt. Misschien met frisse tegenzin…
Leven is in Jezus’ ogen een mens van liefde, gelovige liefde zijn. Dat betekent vooral: respect opbrengen en blijven aan de dag leggen voor de andere los van de houding die die concrete mens aan de dag legt. Ook als je geen liefde of vriendschap, respect van de andere in jouw richting voelt… Dat maakt liefhebben in Jezus’ Geest en naar Zijn voorbeeld tot een heuse doe-opdracht, tot zoveel meer dan een gevoel dat onverwacht over jou neerdaalt voor een wel-bepaalde tijd. Jezus herleidt op die wijze de 613 wetten uit de Thora die Hij als Joodsgelovige man kende tot één enkele: die van de lief-de, de liefde die zoekt naar wat het geluk en het welzijn van de andere bevordert…
Da’s dus zoveel meer dan ons spontane gevoel en vereist in mijn ogen twee dingen: dat je van God houdt. Het is niet het gedrag van de andere die jouw gemoedsgesteltenis moet bepalen, maar wel het feit dat je God met vallen en opstaan tracht te beminnen, dat alles wat je doet maar ook vertikt te doen precies wordt geïnspireerd door jouw liefde voor God. Uit liefde tot God, zal je mensen bemin-nen en blijvend respecteren, ook al is dat niet meteen jouw eigen spontane gevoel.
En om die liefde moet je ook bidden, vragen, smeken, meer dan om het welzijn van jouw ge-liefden wanneer ze op uitstap gaan, meer dan om goed weer wanneer Oilsjt carnaval in aan-tocht is. Je moet die liefde met andere woorden biddend aan God vragen, want uit eigen kracht zijn we daartoe – meen ik – niet of nauwelijks in staat.
Geloven is leven van Gods liefde, er blijvend dankbaar om zijn en die dankbaarheid ook daadwerkelijk vertalen in een liefdevolle levenshouding naar anderen toe, zowel bekenden als onbekenden, Oilsjteneirs als mensen van Deiremonne, is mensen niet herleiden tot lustobjec-ten maar ook op het vlak van de seksuele liefde en zoeken naar wat de andere voelt en ver-langt, rekening houden met wat zij voelen en als geluk en geluksbevestiging ervaren. Geloven is volhouden in de liefde, zich niet blindstaren op de houding van de andere, maar God bidden en smeken om een liefdevolle houding, een liefdevol hart, God vragen de andere blijvend lief te hebben, te respecteren en geen kwaad te berokkenen, ook al ben je in die concrete mens diep ontgoocheld en mag je die in wezen niet. Liever over die persoon zwijgen dan hem of haar overal zwart te maken, is ook kiezen voor de liefde die in Jezus’ ogen dus ook uit wils-kracht bestaat en zoveel meer is dan een gevoel dat even sterk kan variëren dan het weer in België.
Al bestond Valentijn in Jezus’ tijd nog niet, Zijn liefdesles mag ons zo net voor het jaarlijkse Valentijnfeest tot een diepere bezinning op de liefde, op onze liefdesopdracht als Christen, voeren. Maak dus van de liefde dé wet waar jouw hart zich naar richt, of je nu jong of oud, arm of rijk, gelovig of minder gelovig, vijftig jaar gelukkig getrouwd of happy single bent…
Peter Kiekens
11 en 12 februari 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 5de zondag in het A-jaar anno 2023
‘Aan het strand van Oostende…’ was het de voorbije dagen kibbelen over het licht dat de be-kende vuurtoren – blijkbaar ‘Lange Nelle’ genaamd én een beschermd monument – in nieuw opgetrokken luxeappartementen dreigt binnen te gooien. Gisterennamiddag/vrijdagnamiddag namen werklui – na een petitie onder de bevolking – echter de aangebrachte folie terug weg zodat de vuurtoren opnieuw helemaal aan het licht kwam.
Uiteraard kan je hier voor of tegen zijn, maar uiteindelijk is die Lange Nelle er ooit gekomen om licht te brengen in de duisternis en een oriëntatiepunt te zijn voor de vissers en boten die in ‘de Koningin der badsteden’ terug aan wal wilden geraken. Dat datzelfde licht dat genera-ties mensen een houvast schonk de duisternis van een badkamer of slaapkamer in het volle licht kon zetten – zodat je misschien dingen te zien krijgt die je liever niet ziet… – behoorde natuurlijk ook tot de mogelijkheden. Misschien moeten mensen toch eens twee keer nadenken voor ze zich ergens gaan vestigen: als je naast een dancing of school gaat wonen, moet je toch ook niet verbaasd opkijken dat je vroeg of laat met het geluid van spelende kinderen of dronk-en jongelui wordt geconfronteerd?
De laatste tijd hebben en krijgen we minder licht op onze Vlaamse wegen. Ik hoorde nog tij-dens de Nieuwjaarsvergadering van Ferm Herdersem enkele dames zeggen dat ze min of meer bang worden als ze na elf nog met de fiets naar huis moeten. De tijd dat je ons landje vanuit het vliegtuig probleemloos zag liggen, is blijkbaar voorbij en zo lang de elektriciteitsprijzen hoog blijven, riskeren de lampen op onze wegen ’s nachts gedoofd te worden, vermoed ik. Wat ik uit financieel oogpunt bekeken ook maar logisch vind.
Op de voorlaatste avond van vorig jaar viel aan het Onze-Lieve-Vrouwplein om halfnegen ’s avonds plots het licht uit, een uur lang, en pas dan merk je hoe verwend we eigenlijk in België wel zijn. Gelukkig vond ik in de buurt van mijn kerststal – op de tast! – een lantaarntje met daarin een theelichtje zodat ik als een volleerde mijnwerker naar mijn koelkast op zoek kon, maar eens die was geopend, ging me nog geen licht op. Daar had ik niet bij stil gestaan….
Zonder licht geen zicht, geen uitzicht. En enkel als je zoals ik in de pastorij op de gang over verlichting beschikt die automatisch aanslaat, durf je de duisternis van een bekende omgeving tegemoet treden, omdat je weet dat na die ene stap het licht de duisternis toch verjaagt…
Maar wat als het ook in jouw geest en hart donker wordt, als je zelfs bij oververlichte straten en pleinen, terrassen en woonkamers geen toekomst meer ziet omdat bijvoorbeeld ziekte jouw plannen verduistert of een liefdes- of vriendschapsrelatie aan diggelen gaat, ook welke reden dan ook? Waar zal je dan licht ontwaren en wie zal jouw verdere pad dan bijlichten? Echt niet eenvoudig als je het mij vraagt…
In het Nieuwe Testament wordt Jezus door de eerste generaties Christenen ‘het licht der we-reld’ genoemd. Hij heeft God immers aan het licht gebracht en sinds Zijn bestaan en verrij-zenis uit de dood zijn we niet meer helemaal aan de duisternis van de wanhoop en de dood o-vergeleverd. Alleen moeten wij dat in de donkerste momenten van ons leven wel durven ge-loven…
En durven wij op onze beurt datzelfde licht naar anderen brengen, bij hen aanwezig brengen, hen bijlichten zoals we een elektricien zouden bijlichten op zoek naar de kast met doorgesla-gen zekeringen? Misschien moeten we niet of nooit hardop zeggen dat wij licht zullen breng-en: zij die in de duisternis van ziekte of armoede, eenzaamheid of verdriet verkeren, zullen het wel met hun eigen ogen zien…
Enkele jaren terug bracht Bond Zonder Naam een soort noveenkaars uit die men de naam ‘lichtdrager’ meegaf. Is het dat niet wat wij mensen voor elkaar en anderen kunnen en moeten zijn en worden? Dragers van Jezus’ licht, van Jezus’ Blijde Boodschap, van Gods menslie-vendheid, zeker voor diegenen rondom ons bij wie het licht om één of andere reden is uitge-gaan.
Licht, dierbaren, heeft die bijzondere eigenschap dat het ook en ja vooral in de duisternis wordt gezien, sterker blijkt. Voor Joden is het zelfs zo dat uit de nacht het licht, de dag, wordt geboren. Vandaar dat in onze huidige dagindeling de nacht nog steeds voorafgaat aan de dag. De eerste vijf à acht uren van de dag baden immers – naar gelang het tijdstip van het jaar waarin we op ons noordelijke halfrond verkeren – in de duisternis. De dag komt na de nacht en niet omgekeerd. Ook al beleven we dat spontaan vaak andersom…
Licht brengen dààr waar duisternis heerst, het licht van de liefde dat als gist het deeg van een samenleving, parochie of familie in beweging, op smaak kan brengen. De liefde die het leven kruidt en smaak schenkt en net als zout onze harten voor bederf bewaart. Dàt is onze taak: licht brengen, Gods warme en heldere, verhelderende licht en smaak geven aan onze kerk en samenleving, nederig en ongezien als het zout en de deeg zelf, maar krachtig en blijkbaar noodzakelijker dan we op het eerste gezicht zouden denken. Dat het licht van Gods goedheid in onze ogen en harten moge blijven branden en geen enkele hoogmoed, hebzucht of eerzucht van wie dan ook – bekend, beroemd, berucht – het ooit weet te doven…
Lange Nelle mag in Oostende weer doen waarvoor hij jaren terug werd gebouwd, op de grens van land en zee. Mocht het licht van Jezus, met Lichtmis door Maria en Jozef gelovig en dankbaar de tempel van Jeruzalem binnengedragen, ook ons hart weten te verwarmen en te verlichten, van licht weten te voorzien, van Gods licht, Jezus, het zout dat ons doet dorsten naar een geluk dat zomer en winter doorstaat.
Peter Kiekens
4 en 5 februari 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 3de zondag in het A-jaar anno 2023
Het zou best eens interessant zijn, dierbaren, om aan onze trouwe kerkgangers of bijvoorbeeld onze kandidaat-vormelingen de vraag te stellen wat nu eigenlijk de kern van Jezus’ boodschap is, wat Hij ons is komen zeggen of vragen…
Ik ben er zeker van dat velen met hun mond vol tanden zouden staan en een ernstig antwoord op die nochtans cruciale vraag schuldig zouden moeten blijven. Of misschien krijgen we zo-iets als ‘dat we lief, dat we goed moeten zijn voor elkaar…’
Het antwoord op die vraag vinden we in het fragment van het Mattheüevangelie dat we zo pas hebben beluisterd en waarin Mattheüs Jezus een stapje in de wereld laat zetten. Niet dat hij kermis gaat vieren of fuiven, maar wel dat Hij Palestina doorkruist en zich niet zomaar op de eerste de beste plaats vestigt. Net als de Wijzen uit het Oosten op het einde van de kersttijd die ik twee weken terug ‘grensoverschrijders’ noemde, loopt Jezus rond in het grensgebied van Zébulon en Naftali, ten oosten van de Jordaan in een gebied dat door de Joden van ouds-her wordt omschreven als het gebied waar de ongelovige mensen wonen. Merkwaardig maar Jezus richt zich niet enkel of uitsluitend tot partijgenoten en gelijkgezinden, maar gaat in de branding van de confrontatie met andere mensen, andersdenkende mensen, staan. Precies op-dat het licht van Zijn Godsgeloof ook over hun leven zou opgaan…
Sinds Samuël de herdersjongen David tot koning van Israël zalfde was het Joodse volk een koning rijk, een ‘koninkrijk’, een rijk met een koning aan het hoofd. Een gebied weliswaar maar zo groot of zo klein als ons eigen België, dus zo indrukwekkend was dat allemaal weer niet. Uiteraard moest dat lapje grond op de kaart uitgetekend en aangeduid worden en zorgde dat voor het creeëren van slag-bomen en douaneposten, grensovergangen.
Blijkbaar zijn er in de geschiedenis altijd mensen en volkeren bereid gevonden om voor dat specifieke stukje grond ook te strijden en zelfs hun leven op het spel te zetten. Hoeveel oud-strijders zou deze wereld, zouden alle volkeren ter wereld samen, niet tellen? Onbegonnen werk om dat ooit in kaart te brengen.
Als Jezus het vandaag bij het begin van Zijn openbare optreden over ‘het Rijk Gods’ heeft, staat hem echter geen welomschreven lapje grond voor ogen, maar wel een zekere toestand. De kern van Zijn prediking is de bewering dat in en doorheen Zijn woorden, handelingen en manier van omgaan met vreemde en zieke maar ook falende medemensen precies het Rijk van God onder mensen aanwezig komt, voelbaar en tastbaar wordt in Zijn heel concrete hande-lingen en gebaren. Jezus predikte met andere woorden niet enkel dat het Rijk van God was aangebroken, maar dat Hij niet minder dan het Rijk Gods, Gods rijkdom aan liefde voor de mensheid, in levende lijve, in vlees en bloed, was. Wie dat durft aanvaarden en geloven zal een licht zien verschijnen aan de hemel van zijn bestaan, in het leven steeds over uitzicht en inzicht beschikken en anders dan voorheen tegen het leven, maar ook tegen het onvermij-delijke lijden en de dood aankijken.
Meteen stelt Jezus ons dus voor een helse keuze: geloven wij dit? Precies omwille van Zijn geloof in een God die de rijkdom van Zijn liefde aan mensen wilt meedelen, zal Jezus naar ar-me en uitgestoten mensen toegaan, doen wat Hij heeft gedaan en zelfs – uit trouwe liefde aan Zijn prediking – op het kruis van Golgotha voor de mensheid sterven, veel te jong naar onze normen en ja… op een gruwelijke wijze.
Vormde de Jordaan de grens tussen het Joodse en niet-Joodse gebied, de landstreek met ge-lovige inwoners en de regio met ongelovige mensen, als we eerlijk zijn met onszelf merken we dat we in ons eigen leven geen grens tussen geloof en ongeloof kunnen trekken. Voort-durend begeven wij ons op die overgang tussen geloof en ongeloof. Een onafgebroken, dage-lijkse evenwichtsoefening. Beslist geen sinecure, een opdracht waarmee we nooit klaar zijn. Nooit zijn we helemaal op en top gelovig, maar ook haast nooit zijn mensen totaal ongelovig, wat ze van zichzelf ook mogen beweren…
Durven wij in Jezus’ kielzog op weg gaan, op weg ook naar zogezegd ongelovige mensen die misschien in hun hart veel meer geloof meedragen dan ze zelf erkennen, zij en wij verwacht-en? Durven wij als kerkgemeenschap en als Christen de confrontatie met zogenaamd onge-lovige, kerkkritische tijdgenoten, geloofsgenoten aan, om hun vragen en opmerkingen te aan-horen en op die wijze ons eigen geloof, onze eigen manier van leven, heel concreet in vraag te stellen? Of sluiten we mensen liever op in hokjes en krijgen ze als confituurpotten een etiket mee, waardoor ze in onze ogen voor goed geklasseerd zijn? Durven we de opdracht aan om lichtbrengers, ja lichtdragers te zijn in een wereld die God vandaag de dag graag verduistert? Durven we in het licht van de verrezen Heer gaan staan en met dat licht op weg gaan, zoals Sint-Gudula eeuwen terug reeds deed? In wiens woorden en daden, levenswijze, ontdekken wij een glimp van wie Jezus moet zijn geweest en ervaren we dat Christen-zijn meer omvat dan mooie, zoete woorden spreken maar heel concreet gestalte krijgt in een manier van lief-hebben, omgaan met mensen, vijanden en vreemdelingen, gelovige en schijnbaar minder ge-lovige mensen, vrienden en mensen die vreemd overkomen maar die niettemin, heel bewust en consequent als een broer of zus wordt begroet en behandeld.
Mocht ook ons een licht opgaan, dierbaren. Een licht dat ons leven in een totaal ander, ja eeuwig licht stelt. Het licht van Gods menslievendheid die ons leven lichter, minder zwaar maakt en ons zelfs in onze donkerste nachten niettemin en misschien zelfs aarzelend toch nog een stap vooruit doet zetten in het leven.
Peter Kiekens,
21 en 22 januari 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand Aalst
Homilie bij de 2de zondag in het A-jaar anno 2023
Dieren maken een aanzienlijk deel van Gods schepping uit en dus komen ze ook in grote ge-tale – misschien vaker dan we denken – in onze Bijbelse geschriften voor. Vanaf het schep-pingsverhaal waarin sprake is van gevleugelde en kruipende dieren, ja zelfs van ‘wilde beest-en’ en wij ook een verklaring krijgen waarom de slang zich op haar eigen, specifieke wijze voortbeweegt tot in de evangeliën waarin de haan tot drie maal toe moet kraaien om Petrus tot het besef te brengen dat hij Jezus heeft verraden. Vandaag horen we ook hoe een duif op Je-zus neerdaalt en hopelijk laat ze niets op Zijn hoofd achter… En ook de schapen, en meer be-paald een lam, komen vandaag uitgebreid ter sprake.
Dat de Israëlieten een nomadenvolk waren weten we en dus behoorde een kudde schapen tot hun vaste uitzet. Het Joodse paasfeest is dan ook gegrondvest op het feit dat de Joden in de lente, bij de overstap naar de groene weiden, een schaapje slachtten als teken van hun dank-baarheid en als offer ook om een vruchtbare kudde af te smeken. Wanneer de Israëlieten de onderdrukking in Egypte beu waren en wilden ontsnappen, moest het bloed aan de deurposten God duidelijk maken waar wel en waar geen Joden woonden. Het bloed van het lam, het ster-ven van dat onschuldige dier – de leden van Gaia zullen het echt niet graag horen… – zorgde er uiteindelijk voor dat de Joden hun ellendige levenssituatie achter zich konden laten en een periode van vrijheid en zelfstandigheid tegemoet gingen.
Na Jezus’ dood is het voor de eerste generatie Christenen duidelijk dat hun Heer werkelijk de Goede Herder is, Diegene die zelfs de duisternis van de dood is ingegaan om God met het volk te verzoenen en er voor te zorgen dat het gebrek aan geloof en liefde in het hart van de Joden voor Hem niet langer een reden zou zijn om hen te straffen of aan kant te schuiven. Neen, Jezus hoort niet thuis in die eeuwenlange rij van politieke leiders, heersers en machts-wellustelingen die niets liever doen dan gretig hun zakken vullen en zich verrijken, maar is werkelijk Diegene die zich een goede, betrouwbare, liefdevolle herder met het hart op de juis-te plaats toont, door Zijn eigen leven veil te hebben voor het eeuwige geluk van wie op Hem vertrouwt en oprecht van God houdt.
Zoals het bloed aan de deurposten twaalf eeuwen eerder de Israëlieten moest vrijwaren van Gods dodende voorbijgaan, zo – belijden wij in het spoor van generaties Christenen – maakt Jezus’ levensgave op het kruis van Golgotha een einde aan Gods boosheid op de mens en mo-gen wij ons sinds Jezus’ opstanding uit de dood van Gods liefde onafgebroken verzekerd we-ten. Dit mag ons echter nooit hoogmoedig maken, maar moet ons in tegendeel erg dankbaar stemmen. Een dankbaarheid tegenover God die zijn uiting vindt in onze zorg voor de ver-zwakte, ja zwarte schaapjes in de kudde van onze hedendaagse samenleving voor wie wij als Christen en als Kerkgemeenschap een stukje goede herder moeten zijn.
Wanneer we dus zowel in het ‘Eer aan God’ als net voor het ontvangen van de heilige Com-munie Jezus ‘het Lam van God’ noemen, belijden we daardoor dat we aan Jezus’ levensgave ten dode toe voor wie zwak en verstoten werd, onze eigen volheid van leven, ons eeuwige le-ven, een onvervangbaar geluk dat hier op aarde begint en in God zelf, in verrijzenis en op-standing zijn ultieme voltooiing vindt, hebben te danken.
Op deze tweede zondag in het A-jaar waarin we nochtans de evangelist Mattheüs ter hand ne-men, lezen we vandaag uit het evangelie van Johannes waarin de laatste en vierde evangelist – in de iconografie steeds voorgesteld als een adelaar – verhaalt hoe Johannes de Doper Jezus twee titels toebedeelt. Hij is het ‘Lam Gods’: in Zijn leven als brood gebroken en als wijn ver-goten, ontvangen wij onze blijvende, onverbreekbare verbondenheid met God, ook al wil dat helemaal niet zeggen dat wij geen fouten op het vlak van de gelovige liefde meer maken en ontmoeten wij ook niemand minder dan ‘de zoon van God’. En Johannes die Jezus heeft ge-doopt, is daarvan ook graag volmondig en op niet mis te verstane wijze getuige.
Laten we dit getuigenis van Johannes ons hart laten binnensijpelen, dierbaren. Jezus is en wil voor ons een bron van duurzaam en onvergankelijk geluk zijn, ook in dit nog nieuwe jaar dat ondertussen twee weken ver is. Wie kunnen en moeten wij de komende dagen van dit geluk nog laten proeven? Voor wie kunnen wij met al onze menselijke mogelijkheden een goede herder zijn die een gekwetste medemens op de schouders neemt of behoedt voor gevaarlijke individuen, de spreekwoordelijke wolven in schapenvacht? Durven we onze dank om wie Christus voor ons is geworden, vertalen in onbaatzuchtige zorg voor gewonde, gehavende, noodlijdende medemensen die misschien nog op de koop toe door anderen worden misbruikt of uitgebuit, alle komende weken en maanden van 2023 waarin we op het einde van dit jaar trouwens zullen gedenken dat de heilige Franciscus, de grote dierenvriend, de eerste kerststal samenstelde en daarin ook heel toepasselijk een ezel en os dicht bij de pasgeboren Jezus neer-zette?
Als er in bepaalde situaties getuigenis moet worden afgelegd, komen we wel eens in de beko-ring om onze kat te sturen. Tenzij men ons vraagt om getuige te zijn bij het sluiten van een huwelijk... dat ervaren we dan weer als een aangename verplichting. Maar bij bijvoorbeeld een verkeersongeval muizen velen onder ons er liever onderuit: getuige zijn slorpt immers tijd en energie op, verplicht ons partij te kiezen en mensen eventueel ook teleur te stellen, maakt ons dus niet altijd erg populair…
Getuigen als Christen dat Jezus het Lam en de Zoon van God is, zouden we toch onbevangen en nature moeten doen als we die Jezus van Nazareth werkelijk diep in ons hart dragen en liefhebben, niet zozeer omdat Hij een bewonderenswaardige kerel is geweest maar op de al-lereerste plaats omdat Hij grenzeloos van de mensen en dus ook van u en mij houdt, ook al hangen we soms wel eens de beest uit… Misschien een interessante tip voor dit nog nagel-nieuwe jaar: eens stil staan bij de betekenis en de boodschap van de dieren die we bij heiligen-beelden of in kerken afgebeeld zien staan of in Bijbelse verhalen tegen het lijf lopen.
Peter Kiekens
14 en 15 januari 2023
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij het hoogfeest van de Openbaring van de Heer anno 2023
Wij mensen, dierbaren, houden blijkbaar van lijnen en grenzen trekken. Van kindsbeen af zeggen we: ‘Dit is van mij… Tot zover mag je komen…’ Sommigen kinderen trekken zelfs letterlijk lijnen op hun schoolbank. En van zodra wij in dit leven een lapje grond hebben be-machtigd, gaan we op zoek naar heipalen en afsluitingen in welke vorm dan ook. Dankzij die afbakeningen weten we precies wanneer we in welke stad of welk land zijn aangekomen en kunnen we besluiten: dit is mijn grond en die is van jou, hier ben ik in Nederland en daar was ik nog in België…
We trekken niet enkel graag geografische grenzen, we maken bij nader toezien ook graag lijn-en in de tijd. Hoe dikwijls hebben we bij het bestuderen van de geschiedenis niet gehoord: ‘En vanaf toen ging het sus of zo met dat land, dat volk…?’ Al is het trekken van lijnen in de tijd vooral gemakkelijk als het om de toekomst gaat. We kunnen heel duidelijk zeggen en om-schrijven: vanaf die dag en datum mag je in deze straat niet meer in die richting rijden, vanaf dat ogenblik zal er geen geldautomaat meer aanwezig zijn in jouw bankkantoor.’
Maar ging je al eens na hoe dat in het verleden werkt? Daar vallen die grenzen minder dui-delijk vast te leggen… Bepaal maar eens exact op welke dag en uur je op iemand verliefd werd, wanneer die man of vrouw jouw vriend of vriendin werd zodat je er ook jouw gevoel-ens mee kon delen. Begin maar eens te zeggen wanneer moeder verslaafd werd of grootvader zo achteruit ging dat hij niet meer zelfstandig kon wonen… In het verleden zijn grenzen en termijnen blijkbaar veel minder haarscherp te trekken dan in de toekomst.
Van kleins af aan hebben we op school geleerd dat met Jezus een nieuwe tijdrekening is be-gonnen. Wie ooit op dat idee kwam en wanneer ze in voege kwam, weet ik niet. Maar de bete-kenis is duidelijk: als we sinds vorige zondag in het jaar 2023 zijn, wilt dat letterlijk zeggen ‘2023 jaren na Jezus’ geboorte.’ Als Jezus al in ‘het jaar 0’ – als dat ooit al heeft bestaan – is geboren natuurlijk…
En zo zijn we vorige week aan een nieuw jaar begonnen, al dan niet met goede voornemens en in een decor van vuurwerk door de buren aangebracht. Wat 2022 ons heeft geboden, weten we: een paus die op de valreep overleed, een nieuwe deken die ons in Aalst kwam vervoegen net voor Allerheiligen. Het zijn maar enkele gegevens op kerkelijk vlak. Als we op kerkelijk vlak een inventaris van 2022 moeten maken, wat hebben we dan gerealiseerd, en waar zijn we op onze honger blijven steken? Met andere woorden: welk werk ligt er op onze plank, waar zouden we de komende elf en een halve maand best de hand aan steken? En dan wil ik het nog niet hebben over uw wensen en dromen op persoonlijk of familiaal vlak. Wilt u een springbox van Ar-sene Weba of had u nog aan kindje of kleinkindje, of misschien aan een tuinhuis of reisje naar de Caraïben gedacht?
Met de Wijzen uit het Oosten hebben we vandaag, op deze eerste ‘normale’ zondag van 2023, eigenlijk ook met grensoverschrijders te maken. Figuren die uit het Oosten – daar waar voor ons de zon op gaat – een ster volgen. Bij dag, bij nacht, wij weten het niet. Zij worden in elk geval op hun beurt voor ons sterren, lichtpunten, omdat ze zich laten leiden door lichtende aanwezigheid die zich buiten hun leven positioneert. Ze zoeken de pasgeboren Koning en la-ten zich daarbij leiden door een lichtpunt aan de hemel én zijn maar al te zeer op hun hoede voor de plannen van Herodes waar je hen geen tekeningetje moet bij maken. Vreemd toch dat die koning Herodes meteen bang wordt van een pasgeboren Kind dat hij als concurrent er-vaart? Een mens zou nog banger moeten zijn van een spin of muis… Wat kan een pasgeboren Kind nu in Godsnaam Herodes aandoen?
De Wijzen zijn dus grensoverschrijders en brengen door hun lange tocht eigenlijk ook mensen met een ander verleden, opgegroeid met in een andere cultuur, tot bij Jezus’ voeten. Wij denk-en misschien vlug dat de multiculturele samenleving een gegeven van de laatste dertig jaar is, maar niets is minder waar: niet-Joodsgelovige mensen maken vandaag hun opwachting aan de wieg van de pasgeboren Heiland. Afkomst en nationaliteit worden plots heel relatief en van ondergeschikt belang. Het geloof in Gods liefde komt immers centraal te staan. Gods liefde die blijkbaar alle grenzen, zowel horizontaal als verticaal, overtreft!
Met de komst van de Wijzen uit het Oosten vervagen dus de Joodse grenzen, is Jood zijn niet langer een vereiste, komt de aanbidding van het Kind in de kribbe, van Gods mens geworden Woord, centraal te staan. Waar de ster blijft stil staan, gaat de Wijzen een licht op, worden ze als het ware verblind door het licht van Gods menslievendheid: een kwetsbaar Kind wordt hun God, hun toekomst.
Of die Wijzen van het mannelijke geslacht waren of niet is plots heel onbelangrijk. Of ze met drie waren evenmin. Vandaag kunnen ze gerust het gezelschap krijgen van de heilige Gudula, onze patroonheilige die we op deze 8ste januaridag vieren. Zij ondervond dat de vlam van het geloof het hard te verduren kreeg en dreigde te verdwijnen en alleen al daarom voelen we ons heel verwant met deze vrouw die eveneens op weg ging om in Moorsel aan de eucharistie te kunnen deelnemen. Als wijze en gelovige vrouw mag zij ons aansporen om ook in dit nog nieuwe jaar de vlam van het evangelie niet te laten uitwaaien door allerhande liefdeloze prak-tijken en onevangelische toestanden. Neen, we moeten durven op weg gaan om het vuur van Jezus’ evangelie naar anderen te brengen door zelf een vlam van gelovige liefde te zijn in on-ze kerkgemeenschap en deze samenleving. Bidden we dan elke morgen van 2023 om de aan-wakkering van ons hart door Gods heilige Geest, kijken we dan elke avond van dit nog nieuw-e jaar naar de schatten die ons onderweg werden aangeboden in en doorheen tochtgenoten, mensen in wie we God nederig konden aanbidden door hen te helpen en bij te staan. Zullen we de vlam van het geloof in dit Kind van Bethlehem behoeden voor elke moordende wind en zullen we door de knieën durven gaan voor mensen in nood, om hen te helpen? Zal Gods wijsheid in 2023 tout court onze ster zijn?
Ik hoop het en laten we alvast, net als die Wijzen uit het Oosten – of het dan mannen, vrouw-en of wat dan ook waren, vreemdelingen, met drie, met meer of met minder – samen op weg gaan, want dat is toch iets wat we die Wijzen moeten nageven: ook al keerden ze langs een andere weg naar hun land terug en hadden ze duidelijk weet van verschillende grensover-gangen, ze bleven hoe dan ook samen…
Peter Kiekens, 8 januari 202, Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen, Aalst.
Homilie bij het hoogfeest van Kerstmis 2022
Geen enkel wezen dat op deze aarde wordt geboren, dierbaren, komt zo hulpeloos ter wereld als wij mensen. Wij bouwen wolkenkrabbers en vliegen naar de maan, gaan de strijd aan tegen virussen, hebben onvoorstelbaar veel talenten maar als men ons in de eerste jaren na onze geboorte niet heel veel aanleert, halen we niet eens onze eerste communieleeftijd…
Dat betekent dat mannen en vrouwen die in deze jaren twintig van de éénentwintigste eeuw papa of mama worden, opvang moeten zoeken voor hun oogappel. Tot voor enkele jaren konden jong gepensioneerde grootouders met veel enthousiasme die taak op hun schouders nemen, en desnoods elke week- en werkdag voor opvang zorgen, maar nu ook zij tot hun 65 of 67 aan de slag blijven, is de crèche voor de overgrote meerderheid onder hen nog de enige oplossing.
De crèche, naast de verschrikkelijke oorlog die Rusland in Oekraïne heeft ontketend, toch wel hét item van het bijna voorbije jaar 2022. Plots zorgde de berichtgeving over sluitende crèches voor het nationale gevoel dat geen enkel kind nog in zo’n instelling veilig is… We kunnen politiek en organisatorisch gezien veel vragen stellen omtrent het beleid van de kinderopvang en de begeleiding van kindercrèches in ons land, maar het kan toch nog niet zijn dat er in die zorginstellingen door die vele ‘moekes’ en ‘tantes’– of hoe ze ook worden genoemd… – geen uitstekende zorg wordt besteed? Natuurlijk kunnen er vragen worden gesteld omtrent de veiligheid maar ben ik op een dag bij mij eigen teergeliefde doopmeter ook niet met mijn tweewielertje tegen het metalen hek gereden? En liep ik op een blauwe maandag tijdens de oliecrisis van 1973 ook niet in mijn eigen ouderlijke huis tegen een kleine knalrode Leuvense stoof die daar als vervangingsverwarmer was neergezet? Zoals bij vele andere items die op een dag in het nieuws ‘hot items’ worden, mogen we ook hier de realiteit niet uit het oog ver-liezen, mogen ouders en verantwoordelijke politici het leven zoals het is niet over het hoofd zien en moeten ze ook eens nagaan hoe ze hun eigen kinderen al dan niet begeleiden en in het oog houden.
Zouden Jozef en Maria de kleine Jezus naar de crèche hebben gestuurd?’ vroeg ik me de voorbije dagen meer dan één keer af. Zouden ze zich dat vandaag de dag hebben geriskeerd te midden van wat er omtrent die kinderopvangplaatsen de voorbije weken allemaal in het nieuws verscheen? Of zouden ze toch hebben geloofd dat er nog engelen van kinderverzorg-sters bestaan, mannen en vrouwen die als zorgzame herders alle beloftevolle leven dat hen u-ren per dag wordt toevertrouwd met de allerbeste zorgen omringen? Anders, in de schrijn-werkerij van Jozef, was de rondlopende peuter Jezus toch ook niet altijd super beveiligd tegen mogelijke gevaren, meen ik?
Zouden Maria en Jozef naar de ‘crèche’ hebben gebracht? Als we even naar onze Franstalige medegelovigen luisteren, is Jezus zelfs in een ‘crèche’ geboren en moeten we Hem tijdens de-ze kerstdagen precies in een ‘crèche de Noël’ gaan zoeken. Een crèche waar herders en Wij-zen niet meteen aankwamen met de bedoeling om langere tijd voor Jezus te zorgen maar toch een warme kring vormden rond het pasgeboren Kind voor wie er in de overdrukke herberg van het sociale leven jammer genoeg geen plaats of opvang was.
En eens deze kleine Jezus – na de goede zorgen van Jozef en Maria, zijn grootouders Joachim en Anna en zovele andere, naamloos gebleven mensen – zijn eigen crèche de Noël was ont-groeid, zou Hij toch niets anders wensen dan dat mensen opvang en onderdak genoten bij el-kaar, dat mensen groot mochten worden niet enkel met Betterfoodkoeken en fruitpap maar ook met heel veel geduld en het steeds weer herhalen van hoe het in het leven volgens God kan en ook moet. Eens in de volle bloei van Zijn bestaan, toen veel van die opvoeders uit Zijn kindertijd reeds ten hemel waren opgenomen, zou Jezus hardop verkondigen dat Hij droomde van een wereldwijde crèche, een wereld waarin mensen zorgzaam omgingen met elkaars kwetsbaar geluk en zeker met die mensenkinderen voor wie er niet meteen plaats was onder de hemel, omdat ze fouten hadden gemaakt, tegen de lamp waren gelopen of te dom waren geweest om hun stommiteiten te verstoppen of dachten dat verheerlijking van het geweld en elkaar messteken toebrengen als een spelletje kon worden omschreven.
Ondanks de oorlog die nu reeds tien maanden voor afgrijselijke ellende en onherstelbare pijn in Oekraïne zorgt maar ook in het hart van Russische ouders die hun zoon-soldaat verloren, vieren wij Christenen Kerstmis. In de Standaardkrant las ik met interesse een column van Mia Doornaert waarin ze stelt: ‘Wij vieren nog Kerstmis in West-Europa maar zijn onze christe-lijke erfenis kwijtgespeeld…’ Of zoals een medewerker van onze parochie me deze week voor de aanvang van een schoolviering vroeg: ‘Zouden de kindjes buiten hun school nog iets van de christelijke betekenis van Kerstmis zien of horen?’
En nochtans blijft die boodschap van Gods menswording, van Godsverwachting en Welzijns-zorg stevig voedsel voor elk mensenhart, zowel voor de zuigelingen als de ouderen van dagen die evenzeer nood hebben aan verzorging en opvang in woon- en zorgcentra allerhande, blijft die droom van Jezus om van de hele wereld één grote crèche te maken waarin mensenkind-eren zich geborgen kunnen weten bij elkaar, spelend ook héél veel van elkaar kunnen leren, van hemelse, kostbare waarde. Laten we tijdens deze kerstdagen het wonder van Gods mens-wording in Jezus van Nazareth niet onderbrengen bij het culturele erfgoed van de mensheid maar net als de herders naar de kleine Jezus in de kribbe toegaan en bidden: ‘Kind van Gods genade, maak van mij een herder voor het broze geluk van onvervangbare medemensen, groot en klein in de liefde en het geloof. Maak van mijn hart een stal waarin het leed van hen die Oekraïne zijn ontvlucht of in Oost-Congo of Syrië lijden onder de Herodessen van deze tijd, toch nog wordt gehoord en aangevoeld, onderdak vindt, zodat ik doe voor mensen in nood wat in mijn kleine, menselijke mogelijkheden ligt.’
In een crèche ontdekken onze toekomstige generaties spelenderwijze het leven en leren ze heel veel van elkaar zonder dat ze ook maar het gevoel hebben dat ze op de schoolbanken zit-ten. Moge Kerstmis ons weer leren wat mens-zijn inhoudt en die droom van Jezus levend houden: de wereld één grote crèche waarin wij mensen onbezorgd en teder, spelenderwijze, omgaan met elkaar? Ik wens je een Zalig Kerstmis en enkele tedere, zorgzame herders van medemensen in jouw directe omgeving toe, deze kerstdagen waarin de kerststal – gezien de gestegen energie-prijzen – best een voordeur zou kunnen gebruiken, tenzij os en ezel een tandje bijsteken…
Peter Kiekens
24 en 25 december 2022
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 4de adventszondag in het A-jaar anno 2022
Geloven in God kan je bij nader toezien om verschillende redenen doen: je kan het doen om-dat jouw ouders en omgeving dat deden, maar je kan ook geloven omdat je daarvoor ver-standelijke redenen hebt. Omdat je bijvoorbeeld onder de indruk bent gekomen van de schoonheid en de complexiteit van de natuur, omdat je bent overweldigd door de kracht van bergen en de schoonheid van zeeën, de pracht van een insekt of de uitgestrektheid van het heelal. Maar je kan ook in het bestaan van God geloven omdat je bepaalde ervaringen hebt be-leefd, uit hachelijke situaties werd gered en je daardoor door God persoonlijk beschermd en geliefd weet. Als je niet geloofd omdat je op een koude winternacht bent overdonderd door een fonkelende sterrenhemel doe je het misschien omdat je de onberekende goedheid van een vreemde mens mocht ervaren, omdat je een ernstige ziekte of zwaar ongeval hebt overleefd, omdat je uit een schijnbaar verloren positie toch bent teruggekomen en er nog steeds bent…
Maar in God geloven zal het sterkst in jouw persoonlijkheid zijn verweven als het iets heeft te maken met het lezen van tekens. Ik bedoel: situaties, gedragingen van mensen, opgedane er-varingen die jij leest als een teken van Gods aanwezigheid of ingrijpen in jouw bestaan. Dat is dan ook de reden waarom je mijn inziens nauwelijks met andere mensen over de zin of onzin van geloof in discussie kan gaan. Als geloven met het lezen van ervaringen heeft te maken dan is dat altijd voor een groot stuk een heel persoonlijke ervaring, een gebeuren waar ander-en vooral kunnen naar luisteren maar nooit echt kunnen in delen, een uiterst persoonlijke bele-ving dus…
Net als geloven in de goedheid van mensen zal zijn gebaseerd op wat je met hen hebt meege-maakt, zal godsgelovig zijn ook altijd teruggaan op het lezen, interpreteren van ervaringen en belevenissen. En een schijnbaar uiterlijk zelfde handeling zal door verschillende mensen ook altijd verschillend worden gelezen, vanuit hun eigen interesseveld of persoonlijkheid, vanuit hun gemoedsgesteltenis van dat wel bepaalde moment, vanuit hun eigen levensgeschiedenis. Stel je maar eens voor dat je in een rij wacht-ende mensen aan het postloket of bij de bakker staat en de man achter jou kijkt even op zijn horloge. Denk je dan als verkoper ook dat die mens zich afvraagt waarom het niet sneller vooruit gaat en het zijn beurt is? Dat kan… maar misschien is die persoon zich helemaal niet aan het opwinden en wil hij gewoon eens nagaan hoe laat het is, of hij met andere woorden nog op schema zit. Veel van onze ruzies en onenig-heden gaan bij nader toezien terug op verschillende interpretaties van eenzelfde gegeven: de ene leidt er dit uit af, de andere dat en dan hoor je – als je er even verder over doorboomt – besluiten: ‘Ik dacht dat…’ Gevaarlijk, misleidend als je bij de betrokkene niet eerst even na-gaat hoe hij zich voelt en wat hij met die concrete handeling of woorden bedoelde. Vraag het dus op de man of vrouw af: ‘Ben u gehaast dat u op uw horloge kijkt?’ en u zal te weten ko-men wat de andere denkt of voelt. Zo niet blijf je zitten bij de vaak gehoorde gedachte: ‘Ik dacht dat…’ Da’s een nutteloos denken, vaak op drijfzand gebouwd…
Koning Achaz, koning van het Zuid-Rijk in de 8ste eeuw voor Christus, wou liever geen teken van Jahwe want hij stond op het punt zijn toekomst te verbinden aan een tegenstander, te col-laboreren dus. Als hij beweert God niet op de proef te willen stellen, lijkt dat op het eerste ge-zicht heel nobel maar eigenlijk wou hij liever zijn eigen weg gaan en wenste hij om die reden helemaal geen teken van Gods-wege. Toch, zegt de profeet Jesaja, zal hij een teken krijgen, ook ongevraagd. God zal hem laten aan-voelen en doen inzien dat Zijn liefde voor Israël niet is uitgebloeid, niet tegen te houden is.
Ook Jozef, de rechtschapen echtgenoot van Maria, krijgt een teken. Een teken dat hij helemaal geen aanstoot moet nemen aan de zwangerschap van zijn vrouw maar God precies heel sterk bezig is in zijn leven en dus zeker ook in dat van Maria. Hoe nobel en edel van die stille Jozef dat hij geen aanstoot neemt aan Maria’s zwangerschap zonder dat hijzelf van iets weet, maar zich integendeel over Haar en Haar toekomst ontfermt. En waar Jozef zich over Maria ont-fermt, ontfermt hij zich tegelijk ook vaderlijk over de vrucht in Haar schoot, de ongeboren Je-zus…
Jozef hecht geloof aan het teken dat hem wordt geschonken. Hij vertrouwt immers op God. Hij is niet de man die op zijn eigen eer is gesteld. Een ziekte waaraan wij vaak en velen onder ons, ook in onze kerk, onder lijden. Wij voelen ons oh zo vaak miskend. Of God in Zijn waardigheid wordt erkend, is vaak veel minder onze bekommernis…
Nog een week, een volledige vierde adventsweek, en de duisternis van de nacht zal worden doorbroken door de geboorte van een Kind. Bestaat er iets menselijker dan een kind? Heeft God geen andere tekenen op zak: reusachtige aardbevingen, bulderende zeeën, vertederende regenbogen bijvoorbeeld? Neen… God brengt in onze duisternis niets meer of minder dan een weerloos kind, een kind dat de vaderlijke bescherming nodig heeft van een man die daarom niet eens zijn biologische verwekker is, maar is dat wel het voornaamste? Misschien hebben ook wij wel mannen in ons leven gekend bij wie we ons als kind of als opgroeiende tiener echt veilig voelden, zonder dat ze biologisch gesproken aan ons verwant waren, onze ver-wekker waren...
Jozef is de zachte man avant là lettre. De mens die in alle stilte op God vertrouwt en dat zon-der grote redevoeringen en pleidooien. Hij is eigenlijk zelf een teken geworden, een teken van Gods goedheid in zijn rechtschapenheid als gelovige mens. Teken van nederigheid, niet prat gaande op eigen mannenkracht. Hij maakt ons zo duidelijk wat tegen Kerstmis onze roeping en zending is: vaderlijk zorg te dragen voor die kwetsbare God die ons in het Kind van Bet-hlehem een teken zal geven waaraan we nooit meer zullen kunnen voorbij gaan… Zullen we tegen de kerstnacht – naar Jozefs voorbeeld – onze eigen kracht en hoogmoed durven loslaten om het levende teken dat God ons in de kribbe aanreikt ten volle te verstaan?
Pieter Kiekens - 18 december 2022
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand Aalst
Homilie bij de 2de adventszondag in het A-jaar anno 2022
Op de eerste bladzijde van mijn weekendkrant stond deze ochtend/gisterenochtend een vraag waarbij ik nog nooit had stil gestaan: ‘Waarom houden wij mensen geen winterslaap?’ Egels, schildpadden en beren, zoveel diersoorten doen dat wel en wij mensen niet… Zou toch handig en goedkoop zijn? Dan zouden we geen winterkou moeten vrezen, zouden we ook de geste-gen energieprijzen kunnen omzeilen en geen dure kerst- en nieuwjaarcadeautjes moeten aan-schaffen. Bovendien zouden virussen het al heel wat moeilijker hebben om zich onder mensen te verspreiden. Maar we zouden dan uiteraard ook de gezellige kerstdagen en de spanning van de jaarwisseling moeten missen... Neen, wij mensen houden geen winterslaap, ook al zou die ook voor gewichtsverlies zorgen… Wat uiteraard ook al mooi zou zijn meegenomen…
En Johannes de Doper gunt ons in deze advent ook geen winterslaap. Laat dat duidelijk zijn. Integendeel: hij lokt ons naar buiten zoals er ook wetenschappers zijn die beweren dat we pre-cies in deze koudere maanden naar buiten moeten gaan en bewegen, dat dàt precies gezond is. Johannes is daarnaast niet enkel raar aangekleed, ook zijn taal is niet zo vriendelijk, strijkt zelfs tegen onze haren in...
‘Ik doop met water, maar Hij die na mij komt, zal u dopen met vuur,’ weet hij. En die bood-schap mag in dit tweede pastorale jaar dat aan het sacrament van het doopsel is gewijd onze oren en hart op scherp zetten. Dopen gebeurt bij ons weten altijd met water… Behalve wan-neer een wielrenner of autocoureur op het hoogste podium terechtkomt en op een bad, een re-gen van champagne wordt getrakteerd.
Zoals het Joodse volk door het water van de Rietzee moest om de achtervolgende Egyptena-ren van zich af te schudden, zal dit water van het doopsel bevrijding brengen, ons leiden naar het Beloofde land van melk en honing, een harmonieus leven zoals de profeet Jesaja ons in zijn visioen zo treffend omschreef.
Geen doopsel zonder water. Water dat verfrist, vlekken verwijdert en ons lichaam behoedt voor uitdroging. Water dat wij mensen trouwens niet zelf kunnen maken en tegelijk ook niet kunnen missen. Water waarin wij tijdens de zwangerschap worden gedragen, vruchtwater, water dat ons in leven houdt. Gedoopt worden, is de goddelijke carwash ingaan, zich door God laten schoonspoelen. Ervaren dat Hij ondanks alles van ons houdt en ook al onze vlekken van ruzie, achterdocht, hoogmoed en oneerlijkheid met de hoge drukreiniger van Zijn barm-hartigheid van ons afspoelt. Elke keer dat wij een bad of een douche nemen, mogen wij als Christenen aan ons doopsel terugdenken. Dat frisse gevoel dat we kennen na het contact met water, mag het frisse gevoel zijn van Gods menslievendheid die gelukkig makend op ons hart inwerkt. Ja… gedoopt worden is door God gewassen worden… maar zoals ik ooit op de kaft van een Duitstalig kinderboekje las: ‘Ohne Seife… Zonder zeep…’ In ons doopsel mogen wij mensen ons door God aanvaard, bemind en gedragen, gekoesterd weten. Ook al maken wij ui-teraard nog meer dan één keer vieze vlekken op dat kleed van ons leven. Wij blijven immers mensen…
Johannes de Doper zegt tegen zijn toehoorders niet dat zijn dopen met water onbelangrijk of zelfs overbodig is geworden. Hij zegt wel heel nederig dat het doopsel dat Jezus die na Hem komt hen zal schenken van een totaal andere aard is dan het doopsel dat hij toedient want deze Jezus zal niet met water dopen maar met de heilige Geest. Hij zal bijgevolg ook kunnen dopen wanneer de bedding van de Jordaan droog staat... Zoals een kind wordt ondergedompeld in het water en kopje onder gaat in het bad van Gods menslievendheid, zo zal wie door Hem wordt gedoopt, worden ondergedompeld in de kracht van Jezus’ liefde voor God en mensen. Wie wordt gedoopt, zal niet enkel worden schoongespoeld en zijn vuil verleden van zich kun-nen afschudden, maar ook verbonden met God en mensen kunnen gaan leven, wat de toe-komst ook brengt. En dan wordt het doopsel niet iets dat enkel God met mensen doet, een ge-beuren dat zij passief ondergaan, maar evenzeer de gave van Gods liefdeskracht die hen in staat stelt om in de tijd die komt als Christen te leven. Dit doopsel zal ons dus de kracht verle-nen om naar Jezus’ voorbeeld liefdevol en barmhartig in het leven te staan en teder met onze medemensen om te gaan.
Johannes de Doper gunt ons geen winterslaap. Integendeel: hij roept ons op om actief aan de slag te gaan, ons hart te openen voor Gods menslievendheid en dus ook op zoek te gaan naar hen die in de kou blijven staan. Johannes is van oordeel dat God – wanneer Hij ons komt op-zoeken en met Kerstmis mens wordt – het kaf van het koren, de liefdevolle van de liefdeloze, de gelovige van de ongelovige mensen zal scheiden. Dat het er met andere woorden zal op aankomen om mensen van gelovige liefde te zijn en te worden.
De aandoenlijke profetie die we Jesaja hoorden verwoorden, blijft tot de verbeelding spreken: een wereld waarin dieren onderling, mens en dier, en mensen onderling in volledige harmonie leven met elkaar en waarbij vrede voelbaar wordt. We kunnen er in het licht van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, de mogelijke ruzie die er zou zijn geweest onder de Rode Dui-vels, de verdoken maar blijvende onenigheid in de Engelse koninklijke familie, de twisten die onze eigen families en parochies vaak kenmerken, kanttekeningen bij plaatsen en ons de vraag stellen of dit wel de realiteit is en Jesaja’s droom ooit echt werkelijkheid wordt? En toch blijft dat visioen een onweerstaanbare aantrekking en uitstraling hebben. De moeite waard om te proberen om er ook maar iets van waar te maken... Zeker we ons dan toch ‘Christen’ willen noemen.
Laten we ons, dierbaren, niet in slaap laten wiegen en waakzaam in het leven staan. Het te-genovergestelde van een winterslaap dus waarbij we niet meer nadenken over onze manier van leven en samen leven met anderen en alles op zijn loopje laten tot zolang het ons maar goed gaat. Neen, laten we vanuit de genade van ons doopsel ons hart niet laten bevriezen wanneer het deze dagen buiten gevoelig kouder wordt. Laten we wie arm en hulpbehoevend is, deze decemberdagen de nachten buiten moet doorbrengen, ja zelfs wie ons pijn deed en ontgoochelde, niet in de kou laten staan of vastpinnen op hun verleden, maar gedoopt als we zijn met Gods Geest, als hartverwarmende en vergevende mensen in het leven staan. Alleen dan wordt het voor onze medemensen én onszelf een Kerstmis dat ons leven zin en daad-kracht geeft, een zalig kerstfeest dat ons en onze tijdgenoten onderdompelt in Gods hartver-warmende menslievendheid. Een liefde die in ons hart ook aanwezig blijft wanneer over en-kele weken het uiterlijke kerstgedoe alweer plaats moet ruimen voor Valentijnhartjes en car-navalsmaskers… omdat ook de commercie nooit een winterslaap neemt!
Peter Kiekens
3 en 4 december 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 1ste adventszondag in het A-jaar anno 2022
Ik had stiekem verwacht – ja er eerlijk gezegd eigenlijk op gehoopt… – dat de gestegen ener-gieprijzen er dit jaar zouden voor zorgen dat in onze steden en straten de kerstverlichting en-kele weken later werd aangestoken, maar dat lijkt niet écht zo. In winkelcentra flikkeren de lichtjes en kerstmannen al enkele dagen volop en op sociale media stuurden sommige mensen reeds een foto van hun kerstboom door. Ze kunnen blijkbaar niet wachten... Beweren dat ze van zo’n plastieken boom met soms kitscherige versiering in zelfs blij worden… Stel je voor! In sommige gevallen word ik al ziek van het zien van die kerstversiering op het schermpje van mijn iphone…
Geen feest zo invloedrijk op ons gemoed, op ons sociale leven en dus ook op de handelscijfers dan dat van Kerstmis. Daar bestaat geen twijfel over… Geen feest dat mensen zo aanzet om een warmste week te organiseren of eventueel iets te doen voor mensen in nood dan Kerstmis. Dat is mooi… en ook echt hartverwarmend.
Dat kerstfeest is echter de voorbije decennia met ons christelijke geloof zo ingeburgerd ge-raakt dat iedereen het viert, ook niet-gelovige mensen én met meer aplomb dan gelovige of kerkelijke mannen en vrouwen, maar dan ook zonder enige verwijzing naar Jezus’ geboorte en het gevolg daarvan voor onze menselijke geschiedenis en onze manier van leven. Ik zie op kerstmarkten allerhande rendieren en kerstmannen, ja zelfs hier en daar een onvermijdelijk Boeddhabeeld verschijnen, maar trek daar niet heen als je op zoek bent naar een kerststal of kerststalfiguren of je komt van een kale reis terug…
Soms overkomt me een gevoel van boosheid en denk ik: ‘Ze hebben dat kerstfeest, met zijn gelovige warmte gewoon van ons afgenomen, iedereen viert Kerstmis, maar een Midder-nachtmis, of een gebed, een bezinning op dat Kind dat in een stal wordt geboren, hoort er al lang niet meer bij, vinden sommigen zelfs ronduit voorbijgestreefd. Ga ook maar eens langs bij onze zogezegd christelijke senioren- of ziekenverenigingen. De kans dat men niet verder komt dan een maaltijd om ziek van te worden en een tombola is zeer reëel. En liefst viert men dat Kerstfeest al begin december want op 25 december moet men toch de eigen kinderen en kleinkinderen ontvangen en dan kunnen die bejaarden dan maar in de stal van hun eenzaam-heid alleen achterblijven…
Maar genoeg gezaagd… Wie zal het immers veranderen? En zit er in die ontfutseling van het ware kerstfeest – zoals ik dat dan soms durf noemen – voor ons, gelovigen, ook niet een echte kans? Veel meer dan mij op te jagen in de secularisering, de ontluistering ook van het ware kerstfeest, kan ik mij als gelovige mens afvragen hoe ik me dan gelovig en met religieuze diepgang op dat feest van de winterzonnewende waaraan Jezus’ geboorte wordt gelinkt wél kan voorbereiden.
‘Wees bereid,’ klonk het in het evangelie. ‘Laat je niet in slaap wiegen,’ waarschuwde de a-postel Paulus ons. ‘Waartoe bereid?’ zou je je kunnen afvragen… Maar daarop antwoordt Je-zus eigenlijk niet. Hij weet enkel dat we waakzaam moeten leven, ons niet laten indommelen door de beslommeringen van de dag, door wat de media ons met zwier in de nek gooien en wijsmaken. Bewust leven, met open ogen door het leven gaan… Daar komt het blijkbaar op aan. Weten waarom je leeft, voor wie je leeft, met een warm hart voor de mens naast jou, de man of vrouw die in jouw leven op jou afkomt en in wie wel eens niemand minder dan Chris-tus jouw leven zou kunnen binnentreden.
‘Leven met verwachting, met hoop,’ zou ik dat noemen. Uitkijkend naar wat mensen beweegt en gelukkig maakt, maar ook verdrietig en bang, neerslachtig misschien. Kijken naar mensen, met andere woorden. Aandachtig leven… Waakzaam zijn. Natuurlijk zal onze waakzaamheid niet altijd even scherp staan, dat kan ook niet. De beste sluipschutter heeft wel eens een on-bewaakt moment en op het WK voetbal weten ze wel dat er heel wat doelpunten precies worden gescoord op het ogenblik dat een verdediger of doelman even niet bij de pinken is.
‘Wees bereid’, zegt Jezus, ‘want Uw Heer komt op het ogenblik dat Gij het niet verwacht. Leef met een hart dat veel van het leven verwacht en daarom op ‘aandacht’ staat. Laat je niet in slaap wiegen door grootsprekers, valse profeten, sociale media, handelaars die enkel een goede omzet beogen. Neen, kijk vol verwachting uit naar de komst van de Heer, die altijd ge-maskerd zal opduiken, vaak in een mens of situatie die jij helemaal niet voor mogelijk had ge-houden, misschien vaker buiten dan binnen de muren van de kerk…
Advent, dierbaren, is beseffen dat wij Christenen met verwachting en hoop in het hart door het leven kunnen gaan. Dat wij van God iets, ja Iemand hebben te verwachte. Leven wij naar die geboorte van Christus in ons midden, in onze kerk, in onze wereld toe? Of leven we alsof we niets meer hebben te verwachten… Doen we gewoon onze tijd uit?
En zal die hoop, die vreugde omdat God naar ons toekomt, ons er ook toe aanzetten om de handen uit de mouwen te steken en aandacht te hebben voor medemensen in nood, zij die van-daag de dag in een stal van een huis moeten leven, ongezond leven, zich helemaal geen mens-waardig bestaan kunnen permitteren? Zullen wij er als Christen, als geloofsgemeenschap, mee voor zorgen…? We zijn het Christus écht verschuldigd en enkel als we voor anderen tegen Kerstmis wat beschutting hebben betekend, zal het over vier weken echt een feest zijn dat het hart van broze, kwetsbare mensen van onbetaalbare, ja glinsterende vreugde vervult.
Peter Kiekens
26 en 27 november 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand Aalst
Homilie bij het hoogfeest van Christus Koning in het C-jaar anno 2022
Hallo… ween… want Black Friday komt er aan! De Halloweengekte – waarvan men beweert dat ze ons wordt opgedrongen maar waaraan wij bij nader toezien helemaal niet hoeven deel te nemen – was nog niet ten volle geluwd of er werd al gewag gemaakt van wat er eind deze week staat te gebeuren: ‘Black Friday’, een ‘goede’ vrijdag voor wie handel drijft…
Black Friday zou zijn oorsprong hebben te danken aan wat de Amerikanen nu donderdag vier-ing: ‘Thanksgiving’, een dag van dankbaarheid om de vruchten van de aarde en dus moet er ook hun kalkoen aan geloven…. Aangezien heel wat mensen de dag nadien verlof nemen en op pad gaan om hun eerste eindejaarinkopen te doen en op die wijze voor autowegen zwart van files zorgen, noemde een politieagent deze brugdag ooit ‘Black Friday’, ‘zwarte vrijdag’.
Lang voor die laatste vrijdag van de maand november zo werd genoemd, ging Jezus op een andere vrijdag door de duisternis van lichamelijke ellende, psychische vernedering en emo-tionele ontreddering, op een vrijdag die meteen als de zwartste uit Zijn leven kan worden be-titteld. Als er in de geschiedenis van de mensheid één échte ‘Black Friday’ is geweest, dan is het wel die waarop Jezus aan het kruis stierf, omringd door twee misdadigers die – naar de ene ruiterlijk toegeeft – hun lot hebben verdiend omdat ze moordenaars zijn. Maar Jezus daarentegen, Hij had niets misdaan…
Onbegrijpelijk hoe hard wij mensen voor anderen kunnen zijn. Onbegrijpelijk hoe Jezus die enkel had getracht om mensen te dienen en met elkaar te verbinden, toch opzij werd gezet, monddood werd gemaakt omdat Zijn boodschap van Godsgeloof en naastenliefde gewoon te veel nederigheid en onbaatzuchtige liefde en inzet van hen verwachtte.
In de twee misdadigers die Jezus bij Zijn dood aan het kruis omringen, komen eigenlijk twee houdingen tegenover Jezus aan het licht: enerzijds de mens die Jezus’ inzet en zorg voor God en medemensen ergens belachelijk maakt en er hoogstens eigen voordeel tracht uit te halen – moest die Jezus toch het tij kunnen keren, al voelen we met onze ellenbogen aan dat hij dat niet echt gelooft – en anderzijds de mens die weet dat hij heeft gefaald, God heeft teleurge-steld en zijn medemensen heeft benadeeld, maar ten langen leste zijn hele leven – hoe broos en kwetsbaar het ook is – in Jezus’ handen legt, Jezus’ zending als Zoon van God ten diepste beaamt en aan Hem ook wel een verzoek voorlegt maar dat met oprecht Godsvertrouwen en vanuit een groot geloof doet.
Hoe staan wij in het leven en wat bezielt ons wanneer we op zoek gaan naar God en naar de betekenis van Jezus voor ons leven? Weten en erkennen we dat Jezus ons uit onze menselijke ellende en onmacht, onze broosheid aan geloof en liefde kan redden, dat we zonder Zijn tus-senkomst nooit het paradijs bereiken waarvan we op onze beste momenten dromen maar dat we vaak voor elkaar ook in de weg staan? Geloven we in God, ik bedoel: eren en aanbidden wij God en Jezus door hen op de allereerste plaats te danken en onze afhankelijkheid te beto-nen of komen we niet verder dan het heimelijk zoeken van eigen voordeel en is geloof voor ons vooral het bespelen van God om er op de eerste plaats zelf beter van te worden? Gebruik-en, ja… misbruiken we God?
We hebben de voorbije septembermaand met eigen ogen gezien wat de dood van hun Queen voor duizenden Engelsen betekende en hoe er smalend werd gezegd dat Charles toch wel zo lang in de wachtzaal had gezeten dat het nu ook niet meer de moeite was om de troon te be-stijgen. We hebben gehoord wat Queen Elizabeth aan geborgenheid en eenheid heeft bete-kend in die zeventig jaar dat ze Buckingham Palace heeft bewoond. Als volkeren van een ko-ning of koningin iets verwachten dan is het vaderschap, moederschap, ouderschap: de natie waarvan hun voorouders hen als koning of koningin hebben aangesteld in goede en kwade da-gen bij elkaar houden, als een goede herder. Het deed me deugd om in de dagen van haar o-verlijden te vernemen dat Queen Elizabeth vijf weken voor haar overlijden, ergens begin au-gustus nog had verklaard dat haar christelijke geloof voor haar een kompas, een richtingaan-wijzer was geweest bij alle beslissingen die ze ooit had moeten nemen. Plots moest ik aan on-ze koning Boudewijn zaliger gedachtenis terugdenken…
Een kruis als troon, zonder rode loper aan de voet ervan, geen lakkeien in de buurt maar wel misdadigers, mensen waarvan iedereen denkt ‘Ze kunnen niet genoeg afzien...’, geen kroon waaronder een hoofd en ruggengraat dreigen te bezwijken maar wel een doornenkroon. Dat alles maakt die Jezus toch wel tot een heel vreemde koning. Helemaal niet tuk op eigen voor-deel, op heerschappij en macht over medemensen maar met een diep en hemels verlangen naar de komst van Gods Rijk op deze aarde. Uitgeschakeld omdat Hij zo innig in Gods liefde geloofde en vanuit die Vaderlijke menslievendheid ook heilige huisjes op de helling dierf zetten.
Is die Jezus die enkel een mens van geloof en naastenliefde, solidariteit en vergeving wou zijn, ook voor ons de poort naar het paradijs? Durven wij Hem danken voor de liefde die Hij ons zo royaal aanbiedt, de rode loper die Hij heeft uitgerold voor mensen die weten dat ze Gods barmhartigheid nodig hebben en daarom nooit de scepter willen zwaaien over hun broers en zussen maar continu zoeken naar wat anderen gelukkig maakt, bevestigd en nieuwe moed verleent, doet leven en waar nodig herleven. Durven we letterlijk naar Hem opkijken, naar die koning in de liefde, in de hoop en met het verlangen dat wij ons ooit ten volle de ko-ning te rijk zullen weten omdat God ons niet als Zijn onderdanen beschouwt maar uitnodigt om te lopen op de rode loper die naar paradijselijke vrede en vreugde, ja… naar een onver-gankelijk geluk leidt.
De vraag blijft dus op deze slotzondag van dit kerkelijke jaar: ‘Wil ik in al mijn kleinheid aan liefde en geloof naar Jezus gelovig en dankbaar opkijken met het verlangen om ooit inwoner te worden van Gods koninklijke liefde en laat ik die Jezus dé ware koning van mijn leven zijn?’
Peter Kiekens
19 en 20 november 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand Aalst
Homilie bij de 32ste zondag in het C-jaar anno 2022
‘Allè, mijnheer de paster,’ zei me ooit een vrouw, ‘als we allemaal in de hemel komen, hoe kan daar dan voor iedereen van ons plaats zijn? Da’s toch niet mogelijk…?’
Geen domme opmerking want als er in deze wereld iedere dag ruim 160.000 mensen sterven, dan moet het in de hemel inderdaad drummen zijn en waar zullen ze trouwens al die gouden lepeltjes en die rijstpap vandaan blijven halen?
Als het gisteren/vrijdag precies 100 jaar geleden was dat men het graf van Toetanchamon ont-dekte én opende en daarin zoveel goud aantrof dan is dat maar een schamel bewijs van het eeuwenoude menselijke bezig zijn met het leven na de dood. Opvallend, maar in alle culturen en tijden hebben mensen geloofd dat het leven niet eindigt bij de dood op aarde. Ze ontdekten in hun hart een verlangen naar een leven dat ondanks alles toch verder liep, misschien op een andere wijze dan hier op aarde, maar toch… Maar hoe dat geloof in een eeuwig leven dan weer vorm geven en voorstellen? Ook dat is op duizend-en-één manieren gebeurd. Alleen zijn we ons eeuwen later daarvan niet steeds meer bewust en lopen we ons na verloop van tijd toch vast in ons eigen voorstellingsvermogen.
De vraag die de Sadduceeën vandaag aan Jezus stellen is pertinent, al moeten we vooraf al weten dat ze helemaal niet in een leven na de dood geloofden. Als ongelovige tijdgenoten zouden denken dat ze met die gedachte dus erg origineel en de allereersten zijn, dan hebben ze het lekker verkeerd voor…
Jezus gaat niet in op de casus die de Sadduceeën Hem voorleggen, Hij antwoordt enkel dat het leven na de dood niet te vergelijken valt met dit aardse bestaan waarin de meeste mensen trouwen en – wanneer het hen is gegund – een nageslacht krijgen. In de hemelse liefde van God zal onze toestand niet langer aards maar hemels zijn, omdat we misschien engelen zijn geworden. Zijn we het dus nu nog niet – engelen – dan kunnen we het nog altijd worden… Er is dus nog hoop!
Tegelijk leert Jezus ons ook dat de God van de aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob een God van levenden en niet van doden is en dat voor God allen levend zijn. Wat doen we dan met onze doden en wanneer leeft een mens ten voeten uit, werkelijk? Geen eenvoudige vragen…
Als die eeuwenoude God, waaraan het Joodse volk zijn hart heeft verpand, inderdaad een God van levenden is, mogen we dan stellen dat we allen zullen leven voorbij de dood? Heeft onze levenswijze hier op aarde dan geen enkele invloed op ons mogelijke verderbestaan na de dood? Kunnen we – ongelukkig uitgedrukt – onze hemel verdienen, of zelfs verspelen? Vra-gen die ons blijvend bezig zullen houden.
We hoorden in het eeuwenoude Bijbelboek der Makkabeeën hoe zeven jonge mannen nog lie-ver stierven dan van hun religieuze rituelen en gebruiken af te stappen? Zouden wij ooit liever sterven dan bepaalde handelingen of gebruiken los te laten? En is het wel nodig – tout court verstandig – om nog liever te sterven dan ons aardse leven veilig te stellen door desnoods on-ze vertrouwde handels- en levenswijze af te zweren en bij te sturen?
Ach, ik denk dat ons leven te kostbaar is om het in de weegschaal te leggen als het om het vasthouden aan bepaalde gebruiken en gewoontes gaat. Als we dat ooit al zouden doen want laat ons eerlijk zijn, we leven toch in een tijd waarin haast alles wordt gerelativeerd en er qua-si geen absolute waarheden meer lijken te bestaan?
Al dan niet lams- of varkensvlees eten, een hoofddoek dragen of de Heilige Communie op de tong ontvangen, op leven en dood strijden voor het behoud van een kerk: daarvoor zou ik mijn leven niet in de weegschaal gooien maar wat ik wel geloof is dat we als Christen aan de liefde tot God en daarom tot de mens naast ons, onze naaste, moeten vasthouden, wat er in het leven ook gebeurt, wat medemensen ons ook aandoen. De gelovige liefde die God eerbiedigt en ons naar de mens in nood voert: dààraan moeten we bid-dend en desnoods strijdend met onszelf vasthouden. En die zal – geloof ik – Jezus Christus achterna ons tot bij God voeren en in Zijn vrede bewaren, hoe jong of hoe oud wij ook sterven, op welke zachte of verschrikkelijke wijze wij uit dit leven ook heengaan, hetzij in een ziekenhuisbed, ons eigen bed, op straat of bij één of groot, onverwacht drama.
Ik besef dat ik nu meer vragen heb opgeroepen dan antwoorden heb geboden, dierbaren, maar ik stoor mij aan al die mensen die menen te weten dat we wanneer we dood zijn niets meer horen of zien, niets meer beseffen. ‘Ai, mijnheer, de paster, ze weet het toch niet meer…’ of van iemand die veel heeft geleden na het uur van zijn of haar dood zeggen: ‘Hij, zij is geluk-kig!’ Durf ik niet te beweren omdat ik het gewoon niet weet... Hoe kan een levende mens im-mers weten wat een dode ervaart, dat een dode zelfs gelukkig is?
Maar ik geloof wel dat verrijzen mijn toekomst is. De dood loslaten omdat we aan de God van liefde en leven vasthouden en onze handen durven vuil maken, ons leven in de weegschaal durven gooien, niet voor principes die dat bij nader toezien toch niet waard zijn, maar wel voor mensen die moeten leven, ten volle leven, hier op aarde. Zo veel mensen, zo vaak, lopen mensen met de dood in hun hart, om het leed dat hen overkomt en waartegen ze machteloos staan, een ziekte of ongeval, of om het leed dat hen door anderen, misschien broers en zussen waarmee ze opgroeiden, misschien collega’s op het werk of buren, medegelovigen of ongelo-vigen wordt aangedaan. Laten we onze uiterste best doen om naar hun onmacht en lijden te luisteren, in het leven een eindje met hen mee op weg te gaan net als Jezus bij met de Em-maüsgangers van weleer deed. Waar wij mensen kunnen doen leven, door onze bemoedigende woorden, concreet ondersteunen in hun ellende en armoede mogen we verdraaid geen enkele kans laten liggen. Het eeuwige leven ligt niet in onze hand, maar waar we in Jezus’ voetspoor en Geest hebben geleefd – geloof ik – zullen we delen in de verrijzen-iskracht en eeuwige vrede van God. In en door Jezus van Nazareth is toch duidelijk geworden dat de God van Abra-ham, Isaac en Jacob geen God van doden maar van levenden is… Meer zelfs… dat God de dood weerstond en de steen voor het graf voor eeuwig werkloos en machteloos heeft gemaakt.
Peter Kiekens
5 en 6 november 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 29ste zondag in het C-jaar anno 2022
Zou je de handdoek niet in de ring gooien en er waarlijk de brui aan geven als je ziet hoe sommige mensen zich binnen en buiten onze kerk, in onze samenleving, binnen verenigingen, besturen of families gedragen, hoe minder sterk gewaande medemensen – mensen met minder intellectuele mogelijkheden of sociale referenties – worden bedrogen en leegezogen waar ze bij staan, hoe bepaalde figuren gewoon worden misbruikt, daarom niet seksueel maar op zo-vele andere vlakken? Ik kan me echt niet voorstellen dat het u nog niet is overkomen, dat u nog nooit werd overrompeld door dat al-les overheersende gevoel dat het vechten tegen de bierkaaien is en je bijgevolg dan ook meer dan ern-stig overweegt of je op de ingeslagen weg nog wel wilt verder gaan. Als het u in kerk of familie nog nooit is overkomen, mij in elk geval wel…
Maar dat betekent eigenlijk ook dat we vooral naar mistoestanden en misbruiken kijken en die in onze gevoelsbenadering van het leven ook de hoogste toon laten aanslaan, dat we niet, of toch te weinig, kijken naar wat wél goed en evangelisch loopt in onze kerk en samenleving. Niet iedereen is immers een bedrieger of valschaard, niet iedereen heeft slechte bedoelingen, niet iedereen is er op uit om onze handtas te ontvreemden of zich te verrijken op de kap van anderen wanneer hij of zij de kans maar schoon ziet. Wat natuurlijk niet betekent dat we naïef moeten zijn en in sprookjes geloven. En toch… laat ons maar iets van onze kinderlijke on-schuld bewaren, toen we nog helemaal opgingen in de avonturen van Roodkapje, Klein Duimpje of de drie biggetjes…
We mogen met andere woorden ons geloof in Gods gerechtigheid niet laten wegroven door wat we in de media aan afschuwelijke en mensonterende dingen zien en horen of zelf van nabij meemaken. Blijven geloven is Jezus’ boodschap! Blijven geloven in Gods oordeel en gerechtigheid, in het feit dat Hij ten lange legste onze woorden en daden op de weegschaal zal leggen en die wikt en weegt nu eenmaal met andere gewichten dan diegene die wij of onze medemensen zo graag ter hand nemen: de omgang van ons bezit, ons aanzien, meer macht kunnen uitoefenen dan anderen, desnoods allemaal ten koste van mensen die we al dan niet persoonlijk kennen.
Geloven is geloven in Gods goedheid, ondanks alles, ook wanneer we menen dat het machtsbruik van de kleinen door de zogenaamde groten van alle tijden zal zijn. Geloven in God is geloven in Zijn goedheid maar ook in Zijn uiteindelijke, finale beslissing om recht te verschaffen aan ieder van ons, om misdaden af te keuren en te bestraffen en goede werken e-venredig te belonen. Wie niet verder kijkt dan het toneel van deze wereld kan in de over-tuiging leven dat hij of zij – als slachtoffer van on-eerlijke praktijken en wangedrag – aan het kortste eind zal trekken en de machtigste, de rijkste, de meest invloedrijke mens het steeds weer haalt ten nadele van de weerlozen. Maar voor Jezus is het duidelijk: die mens heeft niet verder gekeken dan zijn of haar neus lang is. Jezus gelooft immers rotsvast in Gods eerlijke opstelling en houding. Hij zàl recht doen aan de kleinen en weerlozen, aan hen die schijnbaar het onderspit moeten delven, maar… op Zijn tijd. En daarom zijn we ergens tot geduld en dus ook tot doorzettingsvermogen geroepen. Volhouden in het geloof is blijven vertrouwen op Gods eerlijk oordeel, ook al komen we soms in de bekoring om de handdoek in de ring te gooien en er de brui aan te geven.
Natuurlijk moeten we ondertussen alles wat in onze menselijke mogelijkheden ligt doen om wantoestanden niet langer te laten bestaan en daadkrachtig op te treden, de armen niet te laten zakken zoals bij Mozes dreigde te gebeuren en desnoods de ondersteuning van anderen ook dankbaar aan te wenden om de strijd tegen oneerlijke praktijken in onze kerk en omgeving aan te klagen. We moeten ons poeder niet verschieten op de grote wereldproblemen waaraan wij in de praktijk van elke dag toch geen sikkepit kunnen veranderen. Dat leidt enkel tot toog-praat en pessimisme, verzuring ook van het eigen hart en de samenleving. Laten we strijden tegen onrecht dicht bij huis wanneer we ermee worden geconfronteerd, wanneer we zien tot welke schrijnende situaties het kan leiden en hoe zwakke, bespeelbare mensen worden mis-handeld, vernederd en bedrogen.
Als we geloven dat God werkelijk liefde is dan mogen we geen brave schoothondjes zijn die de zogenaamde groten likken en liefkozen in de hoop dat er ook voor ons wat kruimeltjes van de tafel zullen vallen. Dan moeten we durven strijden tegen diegenen die de oorzaak van het kwaad en de ellende uitmaken, zoals ik de actievoerders van Total Energie in Frankrijk be-wonder om hun strijd voor een eerlijke verdeling van de inkomsten van de olieraffinaderijen. Het kan toch niet dat energieleveranciers zich vestmesten met ongeziene winsten terwijl er mensen om het leven komen omdat ze hun appartementje of studiootje verwarmen met verou-derde en onverantwoorde verwarmingstoestellen?!
Geloven is hopen op God, maar ook blijven geloven in God. De moed niet laten zakken pre-cies omdat we geloven dat God paal en perk zal stellen aan wie zich op de kap van anderen verrijken. Blijven geloven… vandaar Jezus’ vraag of Hij bij Zijn wederkomst het geloof op aarde zal vinden…
Laten we in deze viering God danken voor die mensen die onze armen bij manier van spreken kwamen ondersteunen wanneer wij die dreigden te laten zakken en ons geloof in Gods ul-tieme oordeel uit het zicht dreigden te verliezen. En voor wie kunnen wij een soort Simon van Cyrene zijn, voor wie kunnen wij zoals hij Jezus’ kruis hielp dragen, ondersteuning bieden wanneer ze de moed dreigen te verliezen?
Een gelovige mens zal zich altijd temidden van kwaad én goedheid, misbruik én menslievend-heid bevinden, wandelen op de brug tussen geloof en ongeloof, maar hij of zij mag precies omwille van dat geloof zijn vertrouwen in God nooit verliezen. Anders is zijn geloof niet langer geloof en is zijn geloof niet langer hoop op God. Geloven is en blijft blijven geloven temidden van soms ongelooflijk smerige, ja onmenselijke praktijken…
Peter Kiekens
15 en 16 oktober 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 28ste zondag in het C-jaar anno 2022
We kennen allemaal – Bijbelvast als we zijn… – de barmhartige Samaritaan die trouwens en-kel in het evangelie van Lucas op het toneel verschijnt. Maar blijkbaar bestaat er ook zo ie-mand als ‘de gevoelige Samaritaan’. Zou het om dezelfde figuur gaan want wie barmhartig is, is toch gevoelig voor de vraag om vergeving van anderen? Of juist niet… want wie gevoelig is en zich gekwetst weet, zal misschien juist erg onbarmhartig reageren…?
Hoe dan ook… ik durf hem vandaag ‘de gevoelige Samaritaan’ noemen, de ‘gevoelig ge-worden Samaritaan’, of beter nog: de ‘opnieuw gevoelig geworden Samaritaan’ want als er nu één symptoom wordt gekoppeld aan melaatsheid is het toch dat van ongevoeligheid, onge-voelig zijn voor aanrakingen en fysieke contacten. Denk maar aan Pater Damiaan die zijn voet in een emmer heet water stak en dat niet eens voelde… Voor hem was dat hét signaal dat hij melaats met de melaatsen was geworden.
Met tien melaatsen zijn ze in het evangelie en we kunnen niet zeggen dat ze het spel niet ern-stig spelen. Ze bewaren – als in coronatijd! – een veilige afstand tot Jezus al noemen ze Hem hardop ‘Meester’ en erkennen ze op die wijze toch ergens Zijn grootheid en hun afhankelijk-heid van Zijn optreden en behandeling. Maar er komt helemaal geen onderzoek in hoeverre ze wel ongevoelig voor fysieke contacten en dus melaats zijn… Jezus weet enkel dat hun ziekte hen voor een belangrijk stuk heeft geïsoleerd, alle deugddoende contacten met verwanten, vrienden en bekenden heeft doorgeknipt.
Is dat niet het lot van elke mens die ernstig ziek wordt, ook al is hij of zij letterlijk helemaal niet besmettelijk en mag je die man of vrouw gerust aanraken? Wie ernstig ziek wordt, wordt zo op zichzelf teruggeworpen dat de ziekte zijn of haar hele leven domineert, inpalmt en be-heerst. Er wordt nog enkel gesproken over dokters en klinieken, afspraken en bezoeken, me-dicatie, het nu en de werking ervan. Wie ziek is, strijdt zo tegen moedeloosheid en wanhoop dat hij of zij nog maar weinig gaat vragen hoe het met anderen gaat. We vinden het evident dat de bezoekers aan de zieke vragen: ‘Hoe gaat het met jou?’ maar ooit al een ernstig zieke mens bezocht die diezelfde vraag aan zijn of haar bezoeker serveert?
Hoe gevoelig Jezus ook mag zijn voor de eenzaamheid en het lot van de tien melaatsen, toch vergezelt Hij hen niet op weg naar de priester die hen al dan niet terug zal opnemen in de ge-meenschap. Dat moeten ze schijnbaar zonder Zijn aanwezigheid en Zijn mogelijke voorspraak doen. Maar onderweg, onderweg… werden ze wel gereinigd, genezen.
Al zijn ze alle tien van hun melaatsheid genezen toch zijn er negen van hen die blijkbaar fi-guurlijk gevoelloos zijn gebleven, gevoelloos voor de werking van Gods liefde die onder heel hun genezingsproces verscholen zit. Wat bezielt de negen anderen om niet naar Jezus terug te keren? Ze hebben dan wel hun fysieke gevoeligheid teruggekregen omdat ze niet langer me-laats kunnen worden genoemd, maar hun spreekwoordelijke gevoeligheid naar God toe is blijkbaar om een ons onbekende reden niet teruggekeerd of gereactiveerd.
De negen anderen hebben in Jezus enkel een verbeteraar van hun eigen lot gezien, geen uit-zonderlijk iemand die hen met God in verbinding brengt. Wat hen interesseert, is dat ze op-nieuw onder de mensen kunnen komen, terug aan het sociale leven kunnen deelnemen, maar hun genezing doet hen niet doorstoten tot een geloof in Jezus als de Zoon van God, vervult hun hart niet van dankbaarheid om wat Jezus voor hen heeft bewerkstelligd.
En dit maakt de Samaritaan die op zijn stappen naar Jezus terugkeert nu precies zo uniek: hij is geraakt door het hele gebeuren dat hem van Gods genezende, helende liefde spreekt. Hij voelt zich in en doorheen Jezus aangeraakt, aangeraakt ook door God. En daarom wordt zijn geloof ook gedragen door diepe dankbaarheid…
Een jaarlijkse Nationale Ziekendag moet onze gevoeligheid voor wie ziek is en van nabij met lijden wordt geconfronteerd, aanscherpen: blijven we gevoelig voor de eenzaamheid waarin elke mens die langdurig ziek is, dreigt te verzeilen omdat hij of zij niet meer ten volle aan het sociale leven van de familie, de parochie, de verenigingen waartoe hij of zij behoort, kan deel-nemen? Blijven we, of worden we ooit gevoelig voor de bijzondere situatie waarin elk gezin dat met een zieke ouder of ziek kind wordt geconfronteerd verkeert of zijn we het eigenlijk gewoon geworden en leven we dus lekker ons gezond leventje verder? Beseffen we dat de meeste zieke mensen nooit beroep zullen doen op onze wijsheid en concrete hulp, maar die misschien wel dankbaar zullen aanvaarden wanneer we hen die zelf aanbieden? Met andere woorden: het kan niet dat we zeggen: ‘Ze weten mij wonen, ze moeten het mij maar vragen en dan zal ik voor hen doen wat in mijn mogelijkheden ligt...’ Neen, soms moet je een zekere schroom overschrijden en wat gedurfd naar zieke en lijdende mensen toegaan, zonder dat je je daarom radicaal aan hen opdringt. Blijven we als kerkgemeenschap gevoelig voor het lot waarin mensen verkeren, voor de impact die een ernstige en langdurige ziekte op alle facetten van hun leven heeft? Niet enkel financieel, maar ook mentaal, spiritueel, sociaal...
Veel zieke mensen kunnen enkel of nauwelijks van genezing dromen, hoezeer ze ook op Jezus hopen en tot Hem bidden. Zijn we gevoelig voor hun opstandigheid naar andere mensen en zelfs God toe? Laten we toe dat ze geen zin of energie hebben om met mooie woorden te bidden, maar soms nog enkel kunnen vloeken? Dekken wij hun vragen en onmacht toe of zijn we er toch gevoelig voor? Durven we lijdende medemensen confronteren met dat essentiële facet uit Jezus’ leven dat God ook voor Hem de beker van het lijden niet heeft weggenomen, ook al vroeg Hij dat hardop en is Jezus toch blijven geloven in God, soms tegen alle verder beter weten in?
En zo heb je hopelijk begrepen en aangevoeld, dierbaren, dat dit evangelie meer is dan een aanleiding om zichzelf te beklagen en te besluiten dat ‘ondank werelds loon is’. Die ene ge-nezen melaats is in en doorheen zijn genezingsproces gevoelig geworden voor Jezus’ helend ingrijpen, voor Gods aanwezig komen in zijn menselijke eenzaamheid. Hij heeft de Meester niet misbruikt om gewoon maar gezond te worden. Hij voelt in en doorheen Jezus’ woorden ook aan dat God een mens ten diepste van zijn of haar menselijke eenzaamheid kan genezen.
Tien melaatsen werden genezen... Eéntje is van kop tot teen geraakt en daarom ook vervuld van dankbaarheid, ook naar God toe. Voor die gevoelig geworden, of misschien gevoelig ge-bleven Samaritaan is de genezing niet het einde van een zoeken naar uitwegen maar veeleer het begin van een leven in dankbare verbondenheid met God. Jezus is duidelijk: zijn geloof heeft deze Samaritaan van een fundamentele eenzaamheid, een melaatsheid van hart, genezen!
8 en 9 oktober 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie 27ste zondag in het C-jaar anno 202
‘Geloven moet je doén…’ En let daarbij alsjeblieft heel goed op de plaats waar ik in deze zin de klemtoon leg. Ik bedoel niet dat je moét geloven in de zin dat je niet anders kan, dat je e-ventueel door een buitenstander of kracht daartoe wordt verplicht en helemaal geen vrije keu-ze hebt. Neen, ik bedoel dat je jouw geloof moet waarmaken, dat het inzet van jou kan en zal vragen om te geloven in God, dat je er niet enkel moet over praten maar het vooral ook moet uitvoeren, doen…
Geloven heb je nooit zomaar in een mooi, afgesloten pakje met een strikje errond voorradig. Het vraag steeds weer vernieuwde kracht, het eist elk levensseizoen nieuw engagement. Ge-loof heb je immers nooit definitief, voor eeuwig en altijd, op zak.
En het leven kent dagen dat dat geloven als een fluitje van een cent verloopt, dat het ons geen enkele inspanning of moeite kost, dat we ons helemaal niet kunnen voorstellen dat anderen niet of maar moeilijk en aarzelend geloven. Wie over een goede, stabiele gezondheid be-schikt, ouder of grootouder mag worden van een gezonde baby die de ganse nacht doorslaapt, wie kinderen zonder studie- of relatieproblemen heeft, wier leven niet door lijden of dood wordt dooreengeschud, zo’n mens kan haast probleemloos geloven dat God hem of haar lief-heeft en met ons het allerbeste voorheeft.
Maar voor de profeet Habakuk verloopt het anders. Hij leeft in de zesde eeuw voor Christus, precies in de tijd dat Juda, het hart van Palestina zwaar onder vuur komt te liggen – een toe-stand die vergelijkbaar is met die van Oekraïne dat deze dagen vier oostelijke provincies aan Poetin dreigt te verliezen. De vraag die Habakuk vandaag stelt: ‘Hoe lang moet ik nog roepen, waarom laat Gij God me ellende lijden?’ ligt soms toch ook op onze lippen? Elke vorm van lijden naar aanleiding van ziekte of ten gevolge van geweld, elke vorm van zwaar lijden om-dat mensen elkaars geluk bombarderen, doet ons toch de vraag stellen of God dit wel toelaat, of dit wel valt te rijmen met Zijn liefde, of God tout court wel degelijk bestaat…
Lijden doet altijd de grond onder onze voeten daveren. Dat is zeker… En dus zou ik durven stellen: ‘Laat ons niet te snel beweren dat we in God geloven zo lang we op het parcours van ons leven nog geen hindernissen van pijn, ziekte of lijden hebben moeten trotseren…’
Op deze eerste zondag van de oktobermaand – traditioneel in onze kerk de missiemaand – wenst Jezus ons geloof toe, een geloof dat onverhoopte krachten in ons tot leven kan roepen, een geloof dat ja zelfs het onmogelijke toch mogelijk maakt. De vergelijking tussen het mos-terdzaadje dat maar een speldenprik groot is en de flink uit de kluiten gewassen moerbeiboom die met zijn taaie wortels diep in de grond is verankerd, is treffend. Alsof Jezus ons wilt dui-delijk maken: ‘Voor wie gelooft, is niets onmogelijk. Als je maar gelooft…!’
‘Mijn man is niet zo godsdienstig,’ zei een vrouw mij vorige dinsdag op de inschrijvings-avond voor onze kandidaat-vormelingen, ‘hij geloof niet… behalve in zichzelf.’ Maar nog voor ik daarop kon reageren, zei ze wat ik zou hebben gezegd: ‘Dat is ook al heel belang-rijk…!’ Wie in het leven niet gelooft in zijn of haar mogelijkheden heeft inderdaad een groot probleem, komt verzwakt en met achterstand aan de start. Zo veel is duidelijk. Wie niet mag ervaren dat een ouder of opvoeder in hem of haar gelooft, zal het ook moeilijker hebben om tijdens zijn opvoeding overeind te blijven. Waarom krijgt een tennisser het immers mentaal zo moeilijk wanneer hij voelt en hoort dat het overgrote deel van het publiek voor zijn tegen-stander supportert? Het feit dat ze niet in hem geloven maakt de match voor hem mentaal dubbel zo hard, dubbel zo zwaar. De marktkramer die met succes zijn product aan de man of vrouw wilt brengen, moet zijn kandidaat-kopers vooral laten aanvoelen dat hij zelf, als eerste, in de waarde van zijn koopwaar gelooft. Niets zo erg als iemand die reclame moet maken voor iets, voor een opzet waar hij of zij zelf niet achterstaat, maar nog veel erger wanneer ie-mand moet horen dat een ouder, een opvoeder, een leraar in zijn of haar talenten en mogelijk-heden van meet af aan helemaal niet gelooft.
In dit korte evangeliefragmentje ging het echter wel degelijk over het geloof in God, in Gods aanwezigheid en goede bedoelingen met ons mensen. Tot Godsvertrouwen roept Jezus ons op, nodigt Hij ons uit en zelfs meer dan dat. Hij verzekert Zijn leerlingen dat dat geloof on-voorstelbare krachten en mogelijkheden zal blootleggen. Voor wie echt, ten diepste gelooft, voor wie in Gods liefde gelooft, voor wie op Zijn aanwezigheid vertrouwt, ondanks alles, zal waarlijk het ongelooflijke gebeuren…
Een kanjer van een uitdaging, een grandioze opdracht bij de aanvang van deze missiemaand. Helemaal niet evident maar misschien moeten we het wel eens proberen. Bidden, God om ge-loof vragen, naar gelovige medemensen uit de geschiedenis en de hedendaagse actualiteit op-kijken, het beetje geloof dat we al in ons hart hebben niet meteen laten schieten…
‘Geloven moet je doén,’ zei ik. Ja het komt nooit vanzelf... En de dag dat je van jezelf durft beweren dat je gelovig bent, wordt datzelfde Godsvertrouwen misschien alweer in vraag ge-steld. Echt niet evident. Ja, een mens moet niet altijd geloven voor zijn of haar gemak, zijn of haar plezier. Maar éénmaal ontdekt wat het met jou als mens kan doen, wil je het héél waar-schijnlijk ook nooit meer kwijt…
Peter Kiekens
1 en 2 oktober 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand Aalst
Homilie bij de 24ste zondag in het C-jaar anno 2022
Met de gedrevenheid waarmee die vrouw uit het evangelie op zoek ging naar haar zilverstuk kan Engeland de komende dagen op zoek gaan naar zijn toekomst nu Queen Elizabeth II het aardse voor het eeuwige heeft ingeruild en zelf voor Gods troon verschijnt.
Het is sinds de bekendmaking van haar overlijden donderdagavond al ten treure toe gezegd: ‘Velen konden zich een Engeland zonder Boris Johnson voorstellen, maar geen Buckingham Palace zonder hare majesteit de Queen die dit voorjaar maar liefst zeventig jaar op de troon zat en stapsgewijs – vaak met een ‘sjakosj’ om haar arm – toch lekker 96 werd. ‘Van een ouwe struik’ zegt de volksmond dan want ‘the Queen Mum’ – haar moeder die trouwens dezelfde voornaam droeg – werd maar liefst 101.
Amper drie dagen nadat Engeland na Margaret Thatcher en Theresa May in de figuur van Liz Truss zijn derde vrouwelijke premier in zijn geschiedenis kreeg, mag de ondertussen al 73-jarige Charles de wachtzaal verlaten en zelf op de troon plaats nemen. Is dat nog wel verant-woord? Antwoord dat je meteen krijgt: ‘Het kan niet anders…?’ ‘En waarom niet? Moet iemand die goed en wel op ‘tram 7’ zit nog zo’n vooraanstaande positie bekleden, tenzij hij zijn eigen ijdelheid wilt strelen?’
Het wordt zoeken voor de Britten, na de turbulente Brexit, ondertussen in een ongeziene fin-anciële crisis en met een totaal nieuwe premier en regering aan het stuur, hoe King Charles III zijn functie zal invullen al voelde je de voorbije dagen al met jouw ellebogen aan dat het ver-trouwen in hem echt niet overloopt… Ook al heeft hij met zijn eerste toespraak als koning dan blijkbaar weer gescoord!
Zoeken hoe de toekomst zich ontvouwt. Kan dat eigenlijk? Ofwel laat je alles op jou afkomen – ‘Kome wat komt’ – ofwel besef je dat je zelf een wending aan het roer kàn geven, als je daar-toe gezien jouw leeftijd nog de noodzakelijke moed en de energie hebt. Wat geweest is, is ge-weest. De krijtlijnen die zijn getrokken, kan je als mens niet meer veranderen of uitwissen, maar de bakens die de toekomst uitzetten, daar heb je – afhankelijk natuurlijk van jouw talenten en positie, en de kracht en de inspiratie van jouw mede- en tegenspelers, toch zelf meer impact op?
De vrouw uit het evangelie zocht naar wat ze had kwijtgespeeld en het pleit voor haar dat ze ook alles uit de kast haalde – zelfs haar borstel… – om dat zilverstuk terug te vinden. Ze is dus zeker en vast niet van het allooi van hen die zeggen: ‘Ah, geen paniek, er is nog zoveel ander geld in de wereld…’ Neen, ze stelde alles in het werk om dat tiende zilverstuk alsnog terug te vinden. Het doet ons waarschijnlijk denken aan de herder die zijn negenennegentig schaapjes in de steek liet om dat ene terug te vinden, al bracht de ongeruste zoektocht van deze vrouw na-tuurlijk nooit de andere zilverstukken in gevaar.
Zoekt u nog naar een verloren gewaand geld- of zilverstuk en wat moet het dan wel waard zijn om koortsachtig te blijven zoeken? Doet u ook uw uiterste best om uw geld goed en veilig te bewaren, in een gesloten geldbeugel bijvoorbeeld of achter een veilige rits in jouw kledingstuk, want wat we soms opgroeiende kinderen op het hart drukken – zorg te dragen voor het hen toe-vertrouwde geld – doen we bij nader toezien in bepaalde gevallen zelf niet altijd? En zouden we werkelijk de buurt samenroepen om te vertellen hoe blij we zijn dat we iets kostbaar toch terug in ons bezit hebben? Ik denk het niet… Maar het zou me dan weer niet verwonderen dat we het toch ter sprake brengen bij een babbel of ontmoeting onder het motto: ‘Zeg, moet je nu eens weten wat mij onlangs is overkomen…’
Maar plots – merkte de aandachtige luisteraar van het evangelie op – schakelde het evangelie over op een andere versnelling en was er sprake van bekering. Het verloren gewaande zilverstuk staat blijkbaar beeld voor de mens die God in zijn of haar leven is kwijtgespeeld, zijn geloof tussen de plooien van het levenskleed zag verdwijnen en niet direct terugvindt. De klemtoon ligt dus niet op de boosheid in Gods hart om de ingeslagen weg, het feit dat wij in hoogmoed, hebzucht, egoïsme en ongeloof verdwaalden, maar wel op de vreugde die leeft in het hart van God omdat het contact tussen Hem en die mens opnieuw is hersteld. Is dat geen mooi Gods-beeld, beeld van God? Laten wij die vreugde om ‘de terugvinding van de liefde en eerbied voor God’ ook primeren in onze reacties of beginnen we meteen een klaagzang om het jammerlijke, ongelukkige verleden?
De Britten mogen vanaf deze dagen munten slaan met hun nieuwe koning op. Dankbaar voer voor verzamelaars… Maar wij Christenen zijn geroepen om beeld te zijn van een God die uit-eindelijk verzoening en verbondenheid laat primeren op gramschap en geweeklaag, die weet dat de toekomst belangrijker is dan het verleden, dat je als mens niets wint met steeds het ver-leden op te rakelen als een akker die je wilt omspitten. En dat is nochtans een fout die we vaak maken, zien en horen maken: iemand heeft eindeloos gewacht op het bezoek van een kind, kleinkind of vriend en wanneer die dan eindelijk opduikt, begint men een tirade af te steken in de zin van: ‘Ben je echt niet beschaamd dat je zo lang op jou liet wachten?’ In plaats van te zeggen: ‘Wat ben ik blij dat ik jou terugzie, dat je er bent!’ Dat zal ook de verwachte gast veel blijer stemmen en gelukkiger maken en aansporen om in de toekomst niet zo lang te wachten om langs te komen. Met negatieve opmerkingen bereik je immers vaak ook totaal het tegen-overgestelde van wat je eigenlijk voor ogen hebt.
In het Bijbelboek Exodus hoorden we dat Mozes voor zijn volk bij God ten beste spreekt en Die uiteindelijk Zijn boosheid om de afgodsbeelden die ze hebben vervaardigd, laat varen… Laten wij ons eerlijk afvragen waar we God opzij zetten en eigenlijk onze kinderen, ons nage-slacht, onze sport of wat dan ook, verafgoden en er veel meer zorg en energie voor opbrengen dan voor God zelf. Laten we ons afvragen of wij voor anderen bij God ten beste spreken, goed wetend dat ons eigen geloof zeker niet vrij van liefdeloosheid en machtswellust is en wij God vaak gevangen zetten in het beeld dat wij ons van Hem maken. Hebben we God trouwens al ooit dank gebracht voor die mensen die bij Hem voor ons ten beste spreken, zonder dat wij ooit hun naam zullen kennen? Durven wij mensen liefdevol en teder uitnodigen en aansporen om opnieuw de weldaad van het geloofsleven te leren kennen?
Moest je de komende dagen een geldstuk missen en je vindt het na wat koortsachtig zoeken tot jouw grote vreugde toch terug, vraag je dan misschien ook meteen eens af of je er iemand in nood mee kan helpen…
Peter Kiekens
10 en 11 september 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 23ste zondag in het C-jaar anno 2022
Waarom spreken wij eigenlijk in onze kerk van ‘een pastoraal werkjaar’, om wat voor werk gaat het dan wel want wat de ene mens ‘werk’ noemt, is dat in de ogen van anderen nauwelijks of niet. Wordt er achter de rug van de pastoors niet gezegd dat ze niet gewoon zijn te werken? Meestal door mensen die werken gelijk stellen met fyieke arbeid, met huizen bouwen en graan binnenhalen. Er is inderdaad overwegend fysieke arbeid, sleuren met alles en nog wat, maar er bestaat ook zoiets als mentale ar-beid waarbij men op het einde van de dag nauwelijks kan aantonen wat men heeft gerealiseerd.
Wanneer we spreken van een pastoraal werkjaar betekent dat ergens toch ook dat er werk op de plank ligt, dat er van ons inzet wordt gevraagd, dat niets vanzelf komt, noch die nieuwe keuken in ons huis, noch een fijne geloofsgemeenchap waarin mensen samen zorg dragen voor de liturgie, hun kerkgebouw, hun onderlinge verbondenheid met elkaar, een open deur voor noodlijdenden, noem maar op…
Ja dit nieuwe pastorale werkjaar mag ons duidelijk maken dat we als Christen vanuit de genade van ons doopsel nog steed geroepen en gezonden zijn om de handen uit de mouwen te steken. Zonder daarbij onszelf voorbij te lopen want het is niet omdat men zich doodwerkt dat men zal verrijzen uit de dood… Daarvoor zal er gelovige liefde in het spel moeten zijn!
Op weg naar Jeruzalem merkt Jezus dat heelwat mensen – die trouwens niet bij name worden genoemd – zich spontaan bij Hem aansluiten. Het doet me denken aan het verhaal van de rattenvanger van Hamelen die fluitend door de stad loopt en de ratten in zijn kielzog achter zich aan krijgt. Mis-schien heeft Jezus bij dat alles wel Zijn bedenkingen gehad en vroeg Hij zich wel af of ze allemaal wel degelijk goed wisten waaraan ze begonnen.
‘Bezint eer ge begint’ is dan de raad die mijn geest te binnen schiet. Zoals een ouder tegen een kind dat een heel bord opschept kan zeggen: ‘Let op dat jouw ogen niet groter dan jouw buik zijn en je alles binnenkrijgt,’ en een boekhouder of bankier sommige klanten er moet op wij-zen dat ze hun budget in het oog moeten houden en dat niet mogen overschrijden, lijkt Jezus Zijn (achter-)volgers voor mogelijke overmoed te willen beschermen.
Welke plannen en ideeën we voor onze parochie ook mogen koesteren bij het optrekken van een parochiaal huis of bij het uitbouwen van een hedendaagse, inpirerende geloofsge-meenschap, voor dat alles zullen we aandacht moeten opbrengen voor het echte werk van het Christen-zijn: zich hechten, écht hechten aan de figuur van Jezus. Jezus volgen is dus met andere woorden zich aan Hem toevertrouwen. ‘Zich losmaken, zijn verwanten en geliefden haten,’ heet dat in een taal die ons ongetwijfeld tegen de borst stoot. Het lijkt erop alsof je pas Christen kan zijn als je jouw verwanten en geliefden de rug toekeert, als in een sekte. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Werk maken van ons geloof als Christen zal er op neer komen dat we ons kruis opnemen, namelijk steeds en overal voor de evangeliche, gelovige liefde kiezen, ook wanneer dat extra inspanningen vergt, meer dan ons spontaan lief is en we van nature voor een mens aan de dag zouden leggen. Mensen principieel liefhebben omdat ze mens zijn en omdat wij leerling van Jezus willen zijn, mens-en blijvend liefhebben: ik ben er zeker van dat dat niet van nature on-ze aard is. En toch is dàt het werk dat Jezus ons opdraagt te doen... Als we blijven vast-plakken aan onze hoogst persoonlijke ideeën en gevoeligheden zal het ons heel waarschijnlijk nooit lukken. We zullen du moeten loskomen van onze gevoeligheden of vooroordelen, onze negatieve gevoelens bij het contact met die welbe-paalde man of vrouw. We zullen er enkel in slagen als we in Jezus’ Geest en voetspoor trouw en met veel doorzettingsvermogen voor de liefde blijven kiezen.
Het werk dat ons dus bij de aanvang van dit pastorale werkjaar te wachten staat, is dus kiezen voor de liefde, actief een mens van liefde willen zijn, iemand die zich losmaakt van wat hij met de andere heeft meegemaakt of van wat hij weet van horen zeggen, om steeds weer die man of vrouw met gelovige inzet en liefde te omringen, te blijven respecteren omdat die nu eenmaal door God is geschapen.
Is het dat wat we willen doen, willen leren, beter willen doen in het nieuwe pastorale werk-jaar? Niet dobberen op onze gewoontes, op wat we gewoon zijn of onder onze tijdgenoten wordt algemeen wordt aanvaard en getolereerd? Jezus volgen is immers geen evidentie en to-taal iets anders dan een ‘goede, brave, lieve mens die geen vlieg kwaad doet’ trachten te zijn.
Dat viel me een tweetal weken terug nog eens op toen in de media werd bericht dat Michelle Martin officieel werd vrijgelaten en Paul Marchal, de vader van één van de slachtoffers, nog eens zijn ongenoegen uitte over het feit dat ze ooit door de kerk opvang genoot, waarmee hij verwees naar de slotzusters in Namen die haar onderdak hadden geboden. Wat in mijn ogen natuurlijk nooit kan hebben betekend dat deze zusters ook maar één jota van datgene waar-voor Martin werd veroordeeld en op-gesloten minimaliseerden of goed praatten. Barmhartig en teder zijn voor wie door haat dreigt te worden verscheurd en voor wie oprecht spijt heeft voor gedane fouten: het wordt door heel weinig mensen in onze samenleving, en zelfs door zogenaamde Chritenen – met een ongelukkig woord ‘kerkgangers’ genoemd – aanvaard, laten we eventjes heel eerlijk zijn. Volledigheidshalve wil ik eraan toevoegen dat ik zelf helemaal niet weet of Michelle Martin ooit om vergevng heeft gevraagd… In het licht van dit drama wil ik er ons gewoon op wijzen dat onze opdracht om mensen van liefde te zijn echt niet evi-dent is, ook al willen we Jezus volgen.
Als ik Jezus’ leerling wil zijn, als ik mij bij deze wondere Man wil aansluiten op Zijn weg naar Jeruzalem, ben ik dan bereid om al mijn haat en wraakgevoelens los te laten en te groei-en in de gelovige liefde? Geen klein bier maar een immense opdracht waarover we heel ons leven moeten nadenken en waaraan we als we vroeg of laat ‘ja’ zeggen of stamelen ook tot in het uur van onze dood zullen moeten werken. Ja, geloven gaat blijkbaar niet van zelf, heeft soms meer met ons verstand dan met ons hart en onze spontane gevoelens van doen. Mis-schien toch goed en deugddoend om daarbij op te merken dat we niet alleen zijn, dat die stoet van mensen die Jezus wilt volgen uiteraard verscheidene en verschillende mensen omvat van wie we met vallen en opstaan heel veel kunnen leren en op wier voorbeeld we ook telkens kunnen terugvallen.
Peter Kiekens
3 en 4 september 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 22ste zondag in het C-jaar anno 2022 tevens einde zomervakantie
‘Hoe is uw verlof geweest, mijnheer de paster?’ was de vraag die ik de voorbije dagen meer dan één keer kreeg geserveerd, ook tijdens onze geslaagde uitstap van vorige donderdag naar Tongerlo en Geel. Ja, wat antwoord je daarop als je zo spontaan en dus onvoorbereid die vraag krijgt voorgeschoteld? En dan moet je al gaan vertellen wat je hebt gedaan en hoe en waarom dat al dan niet aan jouw verwachtingen heeft beantwoord dat er in mijn ogen vaak geen beginnen aan is…
Maar ik durf hier en nu, deze laatste zondagmorgen van augustus 2022, die vraag aan ieder van ons hier aanwezig stellen: hoe hebben we de voorbije weken ervaren, wat waren naar ons aanvoelen de hoogtepunten van deze uitzonderlijk warme en droge zomer en waar zaten de pijnpunten? Welke ogenblikken zou je liever niet meer meemaken en beleven?
Ongetwijfeld zullen de antwoorden op die vraag heel divers en verscheiden zijn. Voor som-migen is vakantie ver weg kunnen gaan, musea en historische centra bezoeken, voor anderen is het vooral family-time, samen zijn met het gezin en misschien op dat vlak tijd inwinnen omdat ze in de loop van het jaar zo druk zijn benomen, voor anderen zal het tijd maken voor hun hobby betekenen of gewoon in hun tuin zitten en lekker niksen… Wat nog steeds niet ver-boden is...
En hoe verscheiden de concrete antwoorden op de vraag ‘Hoe was jouw verlof?’ ook kunnen zijn, allemaal zullen ze ergens cirkelen rond de vraag wat het leven voor een mens de moeite waard maakt. Het concrete geleefde leven waarbij we stilaan staan bij wie we zijn, bij onze dromen en verlangens en welke rol onze geliefden, partner, kinderen, kleinkinderen, ouders, vrienden daarin spelen.
Hoe dan ook, dierbare broers en zussen in het geloof, ik hoop dat je enkele deugddoende we-ken, vakantiedagen achter de rug hebt en een paar fijne momenten als het ware in een cock-tailglas kan stoppen om er de komende weken en maanden af en toe eens met plezier naar te kijken. Want een vakantie moet je niet enkel zo nauwgezet mogelijk voorbereiden wil je er echt iets aan hebben, je kan van een geslaagde vakantie ook echt nagenieten. En dat is toch ook van belang: dat er een glimlach op jouw gelaat verschijnt wanneer je ook maar aan de va-kantie van 2022 terugdenkt? Ik hoop vooral dat de voorbije zomerweken voor jou wat verras-singen in petto had, want wees eerlijk: verrassingen blijven ons mensen altijd gemakkelijker bij. En dat je de voorbije weken ook andere mensen hebt leren kennen en daarnaast ook heel vertrouwde mensen wat anders hebt leren kennen, precies omdat er geen tijdsdruk op de ketel zat.
De zomer, de vakantie van 2022, is dus haast voorbij en dan stel ik me tegelijkertijd ook een andere vraag: hoe, met welke gezindheid en mentaliteit, ja spiritualiteit zullen we het komen-de pastorale werkjaar aanpakken? Als de zomertijd zo deugddoend is geweest, zullen we dan ook wat wijsheid uit die tijd meenemen voor de komende maanden waarin we weer van her naar der dreigen te hollen?
Eigenlijk is elke zondag een vakantiedag in onze christelijke tijdsindeling en waar veel Chris-tenen zelfs niet bij stil staan of beseffen: het is de eerste dag van de week, de begindag die het startschot van een nieuwe week betekent. Onze zondag is bedoeld om stil te staan bij het won-der van Jezus’ opstanding uit de dood en die verrijzenis in ons hart ook zo dankbaar te be-groeten dat ze de komende zes dagen verder blijft nazinderen in ons hart, ten dienste van al-len die onze hulp en bijstand best kunnen gebruiken.
Vandaar mijn oproep bij de aanvang van dit pastorale werkjaar om dat wekelijkse stukje va-kantie, dat beetje rust en inspiratie voor lichaam en geest, iedere week mee te nemen. Zou het niet wenselijk zijn dat we de komende maanden ons niet dood werken, ons niet tegen de klok doodlopen maar elke zondag tot ons laten doordringen waarom God ons in wezen het leven heeft geschonken: om te genieten van Gods schepping en stil te staan bij het waarom van ons bestaan, verbonden te leven met elkaar, dankbaar om Christus, de Middelaar van het Nieuwe Verbond? En we zullen altijd een berg werk hebben, blijven hebben, hetzij een berg was, het-zij een berg administratie, maar één dag op de zeven aanwenden om biddend naar God te lui-steren en met God verbonden te leven, één dag om in de eucharistieviering met ons lief en leed gewoon bij God en bij elkaar te zijn: het zou ons mentaal welzijn of hoe je het dan ook noemt écht ten goede komen.
Laten we vanuit de weldaad van de voorbije vakantiedagen ervoor zorgen dat we de komende maanden ook heel regelmatig wat tijd inbouwen voor God en onszelf, voor gebed en geloofs-verdieping, geloofsbeleving, voor onze relaties met gezins- en familieleden, bekenden en ver-trouwelingen, ja zelfs onbekenden en vreemdelingen, kortom: God en onze medemensen.
Laten we samen hand in hand en onder Gods zegenende hand het nieuwe pastorale werkjaar inwandelen, dankbaar dat God voor ons een feest heeft bereid en zonder uit te zijn op de beste of bevoorrechte plaatsjes want het evangelie van deze slotzondag van de zomervakantie is toch één duidelijke les in nederigheid: we zullen ons de plaatsen door God laten aanwijzen en zeker niet met onze ellenbogen werken en medemensen naar het achterplan duwen. Want ook dat is een belangrijk aspect van vakantie nemen: nederig erkennen dat het in kerk en samenle-ving en zelfs in ons gezin, ook zonder ons wel eens verder gaat. Hoe onmisbaar en uniek onze inbreng ook mag zijn, het kan af en toe ook eens gerust zonder ons… Dat moeten we toch eer-lijk durven toegeven…
Laten we nederig onze levensdagen uit Gods handen ontvangen, op werkdagen doen wat in onze menselijke mogelijkheden ligt zonder met onze ellebogen te werken ten koste van an-deren.. Laat de zondag een inspiratie- en familiedag worden opdat we de daaropvolgende ze-ven dagen van de week het beste van onszelf aan gelovige liefde aan anderen kunnen geven...
Ik wens ons alvast niet enkel een terugblik op een mooie vakantietijd toe maar evenzeer ook de goesting om er nederig en gezwind tegen aan te gaan in de werktijd die ons wordt gegeven. Laten we alvast samen werk maken van ons geloof en misschien ook in de kerk eens een rijtje of twee dichter naar het altaar schuiven opdat ons samen bidden en vieren ons hart intenser zou raken en ons elke zondag opnieuw ook veel meer deugd zou doen…
Peter Kiekens
28 augustus 2022
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk
Herdersem
Homilie bij de 21ste zondag in het C-jaar anno 2022
Voor een gesloten deur staan: het overkomt ons allemaal. En niet in het minst tijdens de va-kantieperiode: thuis pakt u gezwind de autosleutels en de handtas, neemt de auto of loopt de stad in om dan plots te merken dat het licht in de winkeletalage is gedoofd en op het bekendje bordje ‘Closed’ – want wie spreekt er nu nog Nederlands? – te botsen. Dan zakt de moed toch wel in jouw schoenen en wedden dat de meesten van ons toch nog eens – als een ware wan-hoopsdaad – aan die deurklink zullen gaan voelen – om te zien of ze echt niet opengaat? Maar wat we dachten en vreesden, wordt dan nog eens extra tastbaar bevestigd. ‘Toe is toe en niet open…’ Daar sta ja dan en wat kan je aanvangen: onverrichterzake naar huis keren, je af-vragen waar ze datzelfde product ook verkopen en naar een andere winkel stappen of rijden, desnoods één, twee dorpen verder?
Al dient een deur om een huis binnen te gaan toch moet ze ook dicht en ja zelfs op slot kun-nen. ‘We zeggen of horen wel eens zeggen ‘Mijn deur staat altijd voor jou open…’ maar wie van ons durft binnengaan in een onbekend huis met een openstaande deur? En wie laat zijn deur ’s nachts zomaar open staan? En toch riskeer je op die wijze misschien wel minder diev-en over de vloer te krijgen dan wanneer er drie zware kettingen er eigenlijk woordeloos op wijzen dat je kostbare spullen hebt te verdedigen…
Hoe gastvrij Jezus ook is geweest en hoe vaak Hij voor mensen ook heel barmhartig nieuwe deuren heeft geopend, toch maakt Hij ons vandaag ook duidelijk dat Gods deur ooit wel eens definitief dicht gaat, dat we ons geloof, onze liefde voor God, ernstig moeten nemen. Laat het voor ons een open deur intrappen zijn als we zeggen dat ons Godvertrouwen zich moet mani-festeren in onze zorg voor hen die telkens opnieuw aan onze deuren staan te bedelen en die misschien wel eens hardweg op hun neus krijgen. Beweren gelovig te zijn moet deuren van hoop openen voor de mensen om ons heen en zeker voor hen die zwak en radeloos in het le-ven staan. Het volstaat niet om een act van geloof en liefde te kunnen aframmelen, als we geen acten, geen daden van Godsgeloof en naastenliefde stellen in ons dagelijkse leven, in ons samenleven met bekenden en onbekende medemensen. En er bestaat echt geen zekerheid op dat vlak: zeggen dat je God kent, diep in jouw hart draagt, volstaat op zich helemaal niet. Dat geloof moet immers aan het licht komen in heel concrete woorden en daden van eerbied voor God en onbaatzuchtige zorg voor mensen die je niet zelf hebt gekozen. En God zal bij dat al-les geen onderscheid maken naar afkomst of verleden werd duidelijk. Neen, uit alle windricht-ingen, hoorden we, zullen mensen aankomen om aan te zitten aan het Bruiloftsmaal in Zijn koninkrijk. En er zullen ook geen bonnetjes met volgnummers worden uitgereikt… Wie als eerste tot geloof kwam, zal ook onafgebroken een gelovige houding aan de dag moeten leg-gen. Zich beter, geloviger dan anderen wanen, is dus steevast uit den boze…
De maand augustus zit er nog niet op en de schoolvakantie evenmin. We hebben nog ruim tien dagen te gaan maar toch kunnen en mogen we ons nu reeds al afvragen of we bereid zijn om in het komende pastorale werkjaar deuren te openen. Deuren openen in onze families waarin broers en zussen misschien van elkaar dreigen te vervreemden... Deuren openen in on-ze verenigingen en bestuursorganen waarin er misschien mensen zijn die vinden dat ze zovele jaren dienst hebben dat ze ook het laatste woord mogen opeisen… Deuren openen waarin we gastvrij zijn voor wie onze kerken maar ook onze geloofsgemeenschap wil bezoeken en op-zoeken... Deuren opnieuw openen waar we ze ooit heel hard hebben dichtgeslagen en mis-schien zelfs dichtgetimmerd…
Durven we straks de deur van ons hart openen voor nieuwe mensen, mensen met onverwachte ideeën, met plannen die ons vreemd overkomen? Durven we de deur van ons hart wagenwijd openzetten voor God die aan de drempel van ons huis staat en zich afvraagt of Hij, heel con-creet, welkom is ook al zeggen we bij het vieren van de eucharistie nog steeds na de oproep om het mysterie van ons geloof te verkondigen ‘dat wij Jezus hoopvol verwachten’.
Deuren gaan niet altijd heel gemakkelijk open, ook al ken je de code en heb je de sleutel. Soms moet je eens wringen aan het slot, moet je zelfs tegen die slijpende deur gaan aanliggen om er beweging in te krijgen. De deur van het geloof openen en open houden kan best in-spanning vergen. ‘Span je in,’ hoorden we in het evangelie. Geloven in de God van Jezus van Nazareth die zich in het evangelie wel eens ‘de deur’ noemt, gaat dus echt niet vanzelf.
Laten we ons geloof au sérieux nemen want ook Gods deur van menslievendheid blijft blijk-baar niet eeuwig en wagenwijd open staan. Ons leven is de tijd die we krijgen om van Gods gastvrijheid en menslievendheid te proeven maar wie achteloos aan Gods deur voorbij loopt zou ook wel eens voor verrassingen kunnen komen te staan. En dan zal zich vlug naar een an-dere winkel begeven echt niet helpen want zoals Hij is er maar één... Laten we ons dus in-spannen, inspannen om God en mede-mensen lief te hebben. Enkel op die wijze zal Zijn toe-gangsdeur naar de hemel voor ons wagenwijd open gaan.
Nog deze tip: bekijk bij het thuiskomen eens jouw voordeur of de deuren in jouw huis en als je daarop enige versiering of een boodschap hebt aangebracht, tracht ze dan ook waar te ma-ken want ik weet wel waarom ik – na goed en wel overwegen! – nooit die sticker van Bond zonder Naam ‘Weer of geen weer: altijd welkom!’ aan mijn voordeur heb opgehangen…
Peter Kiekens
20 en 21 augustus 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Hoogfeest van Maria’s tenhemelopneming anno 2022
tevens dankviering n.a.v. 50 jaar Parochiaal Centrum te Herdersem
Ik herinner me nog goed, dierbaren, hoe ik ruim 25 jaar geleden als jonggewijde priester vreemd opkeek toen ik op de morgen van 15 augustus – met vakantie in het Zwarte Woud – dames in traditionele klederdracht met een kleurrijke bos bloemen in de hand naar de kerk zag trekken. ‘Wat stelt dat in hemelsnaam voor?’ vroeg ik me af.
Ik herinner me nog goed, dierbaren, hoe ik ruim 25 jaar geleden als jonggewijde priester vreemd opkeek toen ik op de morgen van 15 augustus – met vakantie in het Zwarte Woud – dames in traditionele klederdracht met een kleurrijke bos bloemen in de hand naar de kerk zag trekken. ‘Wat stelt dat in hemelsnaam voor?’ vroeg ik me af.
Blijkbaar kent men in het Zwarte Woud, maar ook in Beieren en Oostenrijk het gebruik om op het feest van Maria’s tenhemelopneming een bos verschillende kruiden en bloemen bij elkaar te zoeken en mee te nemen naar de kerk waar die dan tijdens de viering wordt gezegend. Eens terug thuis moet de ruiker voor bescherming van het huis zorgen. De samen gezochte bloemen worden dan in huis gezet of aan de voordeur opgehangen. Ja, ik hoor het u al denken: ‘Da’s een beetje zoals bij ons op Palmzondag…’ Inderdaad… maar de zelf samen gestelde bloemen met daarbij ook genezende en ziektewerende kruiden – zo’n ‘Blumentrauss’ zoals Duitstalig-en dat noemen – ziet er dan toch kleurrijker uit dan onze palmtakjes. Een kleurrijk geheel, een levende mozaïek bestaande uit nochtans verschillende bloemen en planten, verschillend van vorm, geur en kleur.
Terugblikken op 50 – eigenlijk 52 jaren – Parochiaal Centrum op ons dorp is eigenlijk zo’n bonte ruiker in handen krijgen, is die bonte verzameling van verschillende mensen, zo ver-schillend van geur en formaat in ogenschouw nemen, daar aandachtig, teder en liefdevol naar kijken zoals een zangeres of wielrenner op het podium even de tuil overschouwt die zij of hij net in handen gestopt heeft gekregen. Het is gebruikelijk dat renners die bloemen dan in het publiek gooien, maar dat gaan wij op dit feest van Maria’s tenhemelopneming niet doen…
Daarvoor is die ruiker van mensen die de voorbije halve eeuw het beste van zichzelf hebben gegeven gewoon te kostbaar en te uniek. Op het einde van de ‘golden sixties’ had men hier op de parochie blijkbaar nood aan een nieuwe zaal. In mijn geboortedorp Atom noemden ze dat tot voor kort ‘de paster zijn zaal’. En hier in Herdersem is net als in Atom heel concreet en letterlijk samen gewerkt, de handen uit de mouwen gestoken, om zo’n gemeenschappelijk huis, in elkaar te steken, uit de grond te stampen. Nu durft men bij een speciale gelegenheid als eens een glas drinken in een kerk, maar enkele decennia terug was dit ondenkbaar. Nu heeft elke stad die zichzelf respecteert een film- of toneelzaal, maar kort na de Tweede We-reldoorlog was dit helemaal nog niet het geval. En waar zou men een huwelijksfeest of een rouwmaaltijd houden wanneer het aantal deelnemers de omvang van het huis oversteeg? Er was dus nood aan een huis waarin mensen en ver-enigingen konden samenkomen, feesten, lachen en dansen, naar een film of crochetwedstrijd kijken, ja rouwen bij het nuttigen van een versgebakken pistolet nadat men een ouder, vriend of familielid naar zijn laatste rustplaats had gebracht.
Zo kwam er dankzij vele bereidwillige handen ook hier aan de Grote Baan zo’n verga-derlokaal dat meer is dan een verzameling stenen, een stenen gebouw. Het herbergt immers de inwoners van het dorp, de mensen en verenigingen die er tijdens de verschillende seizoenen van hun leven onderdak zoeken om met elkaar verbonden te leven, om van de mensen le-vende en levendige stenen te maken die elk hun taak en inbreng hebben. Zo bouwt men een gemeenschap op, investeert men in de onderlinge cohesie, houdt men ook de onderlinge sa-menhorigheid gemakkelijker in stand.
Onnodig om te zeggen dat die gemeenschap even divers is dan dat boeket veldbloemen of kruiden dat men op Halfoogst wil laten zegenen om bescherming af te roepen en onheil af te weren. Niet iedereen zal hetzelfde hebben gedacht, zal dezelfde weg voor ogen hebben gehad om het vooropgestelde doel te bereiken. Er zal dus wel eens grondig gediscussieerd zijn, de mortel zal wel niet altijd even goed hebben gepakt. Soms zal de ene de andere niet als een steunbeer maar veeleer als een struikelblok hebben ervaren. Zo gaat dat nu eenmaal onder mensen. Samen een project opzetten loopt immers niet altijd van een leien dakje…
We mogen vandaag onze dankbaarheid uiten om al die mensen die – op welke wijze dan ook – hun steentje hebben bijgedragen, op de stelling zijn gekropen, de betonmolen hebben doen draaien, voor verlichting en waterleiding hebben gezorgd, hebben gevloerd, weet ik veel. Maar ook voor hen die er later wanneer het huis schijnbaar af was – en wanneer is een huis écht af? – ook hun beste beentje hebben voorgezet in de logistieke uitbouw van dat Parochiaal Centrum. Dat ons Parochiaal Centrum, tenminste de café daarvan, tijdens het weekend op vrijwillige basis functioneert, is nog steeds een concept dat andere dorpen ons benijden en waarop we terecht fier mogen zijn. Bedankt aan allen die vandaag de dag, de voorbije jaren, maanden en weken ervoor hebben ge-zorgd dat de infrastructuur ook niet roerloos bleef staan, maar effectief werd gebruikt, tot vreugde en welzijn van vertrouwde dorpsgenoten én van zogezegde toevallige passanten.
Vandaag dankbaar jubileren is echter niet enkel hulde brengen aan de werkers van het eerste, het zesde en het negende uur, maar ook oproepen om die droom van een parochiaal centrum levend te houden in ons midden. Hopelijk mogen zij die vandaag de weldaad ervaren van zo’n huis waarin mensen elkaar ontmoeten en elkaars zorgen en dromen delen – en dat was toch Jezus’ droom? – vandaag reeds de fundamenten leggen voor de inzet van de komende gener-aties. In een wereld waarin de sociale media ons doen geloven dat we met velen verbonden leven, moeten we voor ogen houden dat het virtuele maar het virtuele is, dat niets boven een fysieke ontmoeting, een gesprek aan tafel of toog gaat, ook als mensen uit een verschillend vaatje tappen. Jeugd van Herdersem, blijf geloven in zo’n gemeenschapsproject als dat van ons Parochiaal Centrum, hou voor ogen dat dit kostbare kleinood binnen onze dorps- en ge-loofsgemeenschap pas zal kunnen blijven bestaan als velen hun kostbare steentje blijven bij-dragen, als mensen er voor zorgen dat het Parochiaal Centrum meer dan een infrastructuur is, maar op de allereerste plaats een dak boven wat hoofden biedt, een plek is om in thuis te ko-men, met elkaar in contact te blijven, waar men zijn eigen individualisme durft te overstijgen en loslaten om ook op die wijze een stukje kerk te zijn.
Want onze kerk, dierbaren, is meer dan een gebouw en zelfs meer dan een gemeenschap van mensen die hun geloof zichtbaar belijden. Onze kerk is ook plaats van ontmoeting, broe-derlijkheid, samenhorigheid, ja dienstbaarheid. Een Parochiaal Centrum blijft op die wijze een vorm van dienstbaarheid naar de ruimere dorpsgemeenschap toe. Ook dat mogen we niet ver-geten…
Een warme oproep dus om op die wijze een stukje ‘hemel’ op dit dorp aanwezig te brengen, mensen op elkaar gericht te houden. Dank aan allen die de voorbije jaren hun schouders onder dit project hebben gezet en veel moed en waardering voor hen die ook in de komende jaren ons Parochiaal Centrum verder willen uitbouwen tot ‘een huis van vertrouwen’ waarin iets van God droom oplicht. Zoals de man met de soepsteen het beste aan liefde in mensen tot leven kon roepen, zo mag Maria’s geloof en moederlijke liefde voor ieder van ons, ons sterk-en om als christen verbonden te leven met velen en op die wijze ook een hemelse vaart te ste-ken in ons eigen bestaan maar ook in het leven van anderen en in ons samen leven met el-kaar. Vragen we op dit hoogfeest van Maria’s tenhemelopneming dat Haar gelovige ver-trouwen ons ook de komende 50 jaar moge inspireren en oriënteren, bemoedigen en levendig houden.
Peter Kiekens, 15 augustus 2022
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart, Herdersem
Homilie bij de 14de zondag in het C-jaar anno 2022
In de nieuwsbrief van de Nederlandse Redemptoristengemeenschap van Wittem – net over de Nederlandse grens – las ik deze week dat ze binnenkort ‘een lottowandeling’ organiseren. ‘Was dat nu weer…? vroeg ik me af. Bij de ‘kruisjeswandeling’ waar ze het enkele lijnen la-ger over hadden, kon ik me meteen iets voorstellen: een wandeling langs verschillende be-kende en al dan niet verdoken kruisbeelden op de parochie. Maar de lottowandeling had blijk-baar niets te maken met het bekende kansspel dat in ons land op woensdag- of zaterdagavond wordt georganiseerd. Er werd veeleer mee bedoeld dat de deelnemers werden uitgeloot en dus niet zelf konden kiezen met wie ze een op pad gingen. Dat heeft een mooie kant en levert mis-schien ooit onverwachte kameraadschappen en vriendschappen op, op die wijze leer je name-lijk iemand beter kennen naar wie je anders misschien gewoon niet eens zou toegaan, maar het heeft uiteraard ook iets kunstmatig in zich. Je kan ook proberen om onderweg over koetjes en kalfjes te praten en te denken: ‘Het zal zijn tijd wel durven, ik praat de tijd wel vol, straks is het voorbij.’ Vrienschap en liefde kan je nu eenmaal niet forceren…
Jezus hield blijkbaar ook van koppeltjes: ‘Twee aan twee zond Hij hen uit…’ hoorden we zo net in het evangelie. Of ze elkaar zelf hadden uitgekozen zoals kindjes die op de eerste school-dag er alles aan doen om samen op dezelfde schoolbank te zitten, weten we niet. Zelfs niet of ze beiden hetzelfde geslacht hadden... We komen dan weer wel te weten wat ze wél moeten doen en wat ze zeker niet mogen meenemen…
Is één mens op zich dan te klein om dat Rijk Gods te verkondigen? Waarom moeten ze in Je-zus’ ogen zo nodig met twee zijn, daar waar doorgaans het getal drie moet verhinderen dat een koppeltje zich opsluit in zichzelf en het bij een dispuut het ene woord tegen het andere is? Je-zus biedt ons echter geen argumenten voor Zijn manier van werken. Hij voegt er enkel aan toe dat er geen overaanbod aan potentiële werknemers is. Het doet me denken aan wat een da-me me ook enkele dagen terug vroeg: ‘In de horeca en op zovele andere locaties zoekt men deze dagen volop naar werknemers en jobstudenten: waar zijn al die mensen dan wel naar-toe?’
Misschien doen we er beter aan ons af te vragen wat Lucas heeft bedoeld met de toevoeging dat de duo’s moesten gaan naar plaatsen waar Jezus van plan was om zelf te gaan. Ja, waar zou Jezus naartoe zijn gegaan, welke mensen zou Hij hebben opgezocht, beluisterd en beke-ken, geconfronteerd met wat Zijn eigen hart bezielde? Wie even nadenkt, er desnoods het e-vangelie op naslaat, kan best vermoeden naar wie Jezus zou zijn op weg gegaan? Naar hen die door niemand worden opgezocht, beluisterd of toegesproken natuurlijk… Diegenen die nie-mand in de valies van zijn of haar hart wilt stoppen, de mensen die overal de hoteldeur op hun neus krijgen en naar wie men de rug keert. Wie zijn ze hier in Oilst, in onze dagelijkse omge-ving, ja zelfs binnen onze geloofsgemeenschap? De mensen van wie we als gespecialiseerde pedicures liever de hielen dan de nagellak op hun tenen zien?
Of Jezus een strandjutter dan wel een museumbezoeker, een bergbeklimmer of natuurmens was, iemand die graag van de stilte en eenzaamheid genoot, of dan weer niets liever deed dan op drukke marktpleinen rondhangen… We hebben er het raden naar. We weten enkel dat we de vrede in onze reistas, ja in ons hart moeten stoppen, al zullen er hier en daar ook wel eens wolven van mensen de kop opsteken.
Meer en meer als Christen gaan leven, naar mensen toegaan, ons niet opsluiten in onze eigen comfortzone: misschien is het dat wel wat we moeten doen. Ons niet verstoppen achter een bagage waarachter onze eigen persoonlijkheid, onze liefde voor God en de medemensen niet langer zichtbaar is, maar onbevangen naar mensen toegaan, met een ongelooflijke dosis vrede in ons hart, in onze ogen en onze blik. Zou dat onze vakantieuitstap zijn, schouder aan schou-der met onze medegelovigen die we uiteindelijk ook niet zelf hebben uitgekozen maar die we ontmoeten in het reisplan van ons leven, ons aangeboden door Jezus, onze uitzendkracht in ons leven?
Misschien komt het ongeloof nu wel aan de deur van ons hart kloppen. Ik zou er niet verbaasd van opkijken. Maar weet dat we op deze derde julidag de apostel Thomas vieren, de man die moest voelen en pas dàn wou geloven, hij die eerst afwezig was en dan temidden van de an-dere leerlingen tot geloof in Jezus, zijn ‘Heer en God’ komt. De apostel die vooral in Indië heel sterk wordt vereerd omdat hij uiteindelijk daar de verrezen Heer verkondigde.
Ach, beste medegelovige, een beetje ongeloof in jouw reiskoffer kan er best bij. Als die twij-fel en kritische bedenkingen maar niet doorwegen en onze tred vertragen… Als we gaan waar Jezus van plan was naartoe te trekken en daar de vinger op de wonde durven leggen dan zal onze houding en inbreng het leven van mensen misschien wel veranderen, en wie weet, be-paalde wonden zelfs helen en doen verdwijnen. Ik wens het ons toe. Ik wens het elke eenza-me, gekwetste medemens toe voor deze vakantietijd.
Denk tenslotte nog eens na wie jou vergezelt op jouw levenspad als Christen. Heel waar-schijnlijk is dat iemand van wie je het nooit zelf had verwacht en die je bij nader toezien ei-genlijk ook niet zelf hebt gekozen, maar van wie je enkel kan besluiten dat de Heer hem of haar aan jou heeft geschonken en toevertrouwd.
Of de vakantie één lottowandeling wordt… ik weet het niet… maar laten we ons in deze bij-zondere, hopelijk meest ontspannende tijd van het jaar door Jezus uitgezonden weten om het Rijk Gods aan de man en de vrouw te brengen, gewoon door – thuis of ver weg – als Christen te handelen en te leven.
Peter Kiekens
3 juli 2022
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 13de zondag in het C-jaar anno 2022
In de afwikkeling van een verhaal heb je al dan niet wat men noemt ‘een open einde’: ofwel laat de auteur alles op zijn pootjes vallen en weet de lezer tot in de details hoe het verhaal zich ontrolt of wel blijf je met veel vragen zitten, vragen die je zelf kan trachten op te lossen… Maar meer ook niet…
Vandaag zorgt Lucas inderdaad voor een zogenaamd open einde. Ik bedoel: of de man die nog graag zijn vader begroef dat ook werkelijk heeft kunnen doen, of diegene die eerst nog van zijn huisgenoten afscheid wou nemen ook nog die gelegenheid heeft gehad: we hebben er echt het raden naar. Ook nu – zoals in zo vele andere evangelieverhalen – weten we niet om wie het precies gaat. Het blijven ‘onbekende soldaten’…
In elk geval werd bij de Joden de doden begraven als een belangrijke verplichting van de na-bestaanden beschouwd. Gezien de temperaturen in het Oosten gebeurde dat in onze ogen zeer snel na het ogenblik van het overlijden: je laat een mens nu eenmaal niet aan het bederf o-ver…
Toch klinkt de opdracht uit Jezus’ mond heel dwingend. ‘Volg Mij…’ Geen beleefd, vrijblij-vend verzoek in de zin van ‘moest je zin of interesse hebben om Mij te volgen…’ Neen: het is een imperatief, een opdracht, een bevel… Terwijl ons in onze opvoeding werd geleerd om mensen iets te vragen en hen niet boudweg te bevelen… En nog opvallend: de ene mens wordt door Jezus zelf aangesproken terwijl de andere zich dan weer zelf kandidaat stelt…
Centraal in dit evangelie staat wat centraal stond in Jezus’ boodschap aan Zijn tijdgenoten: het Rijk Gods, de rijkdom van Gods liefde voor ons mensen, vlees en bloed geworden in Jezus van Nazareth zelf. En die overgrote liefde van God voor ons mensen aan medemensen in daad en woord verkondigen, dàt maakt dat de doden dan maar hun doden moeten begraven en er geen tijd meer rest om van de huisgenoten afscheid te nemen, hoe liefdeloos en onbeleefd dat ook kan klinken. God en Diens droom primeert immers op alles en iedereen…
Het open einde van dit evangeliefragment mag in ons hart de vraag losweken of wij wel be-reid zijn om alles in te zetten op de verkondiging en beleving van dat Rijk Gods. We zullen mensen niet enkel moeten vertellen over Gods liefde, we zullen hen Gods liefde ook vooral moeten laten ervaren en aanvoelen in onze blijvende solidariteit met hen, in onze voortdu-rende barmhartigheid voor hen. Zijn we bereid om ons leven zo in te richten, ons zo tussen onze medemensen op te stellen, zo voor de zwaksten onder onze tijdgenoten te zorgen, dat we de goddelijke, hemelse liefde voorop, ja centraal stellen in ons bestaan, ook wanneer dat een stuk zelfverloochening met zich meebrengt? Denk maar aan het evangelie van vorige zondag…
Wat doen we op het einde van dit pastorale werkjaar met Jezus’ oproep om Hem te volgen nu straks in Vlaanderen de schoolpoorten sluiten, ook al wordt daar in deze passage geen enkele vergoeding, tegenprestatie of beloning tegenover geplaatst? Jezus zegt immers niet dat wie Zijn verzoek involgt in dat Rijk van God voor eeuwig aan Zijn linker- of rechterhand zal mo-gen plaatsnemen…
Wie een akker omploegt, richt zich blijkbaar op een punt in de verte, kwestie van rechte voren in de grond te trekken. Altijd achterom kijken zou zeker en vast niet het gewenste resultaat opleveren, ja zelfs scheve voren tevoorschijn toveren. Zo moeten ook wij vooruit blijven kij-ken, de toekomst voor ogen houden die in het Rijk Gods, in Gods aanwezigheid onder mens-en, verscholen ligt. Als we weten hoe dat ploegen moet gebeuren, dan rest nog enkel de vraag: ‘Waar is die ploeg, en doe ik het of niet?’
En als we de hand aan de ploeg slaan, zal dat betekenen dat we de grond, het leven van onze medemensen laten ademen en meer zuurstof verlenen, vruchtbaarder maken. En zullen we dan rechte voren trekken want als je in de lente de akkers bekijkt dan zijn dat vaak kunstwerkjes op zich? Boeren kunnen blijkbaar meer dan betogen en de Hollandse autowegen blokkeren...
En moest je de komende weken toch van nabij met een overlijden worden geconfronteerd, be-reid dan toch maar mee de uitvaart voor, neem je verantwoordelijkheid op zodat je bloedver-want, vriend of vriendin het afscheid krijgt dat hij of zij als mens verdient, maar besef dat ook in het uur van de dood het Rijk Gods onze toekomst is…
Peter Kiekens
25 en 26 juni 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Homilie bij de 12de zondag in het C-jaar anno 2022
In voorbereiding op de dag dat ze het vormselsacrament ontvangen, geven wij onze tieners een kruis-je als hét teken van ons geloof in Jezus van Nazareth. Dat moment staat in de jaarkalender van onze parochie ieder jaar opnieuw aangestipt als ‘de kruisoplegging’. En dat heeft uiteraard zijn belang en betekenis maar in wezen zouden we dat ook twaalf jaar eerder kunnen doen: bij het doopsel. En er-gens doen we dat ook wanneer bij het begin van de viering de dopeling een kruisje krijgt met die mooie woorden: ‘God zegene en beware u…’
Spreken we in de vormselcatechese van ‘de kruisoplegging’, dan spreekt Jezus in het evangelie van deze eerste groene zondag in vier maanden eigenlijk van ‘een kruisopname’. ‘Neem je kruis op. Wie Mijn volgeling wilt zijn, moet Mij volgen door zijn kruis op te nemen…’
Misschien klinken die woorden ons doorheen de jaren zo vertrouwd dat we er niet eens meer stil bij staan dat Jezus het niet bij een passief gebeuren laat maar er een actieve handeling van maakt. Het kruis is bijgevolg niet die ziekte of tegenslag die ons overvalt en waarna we proberen om overeind te krabbelen, waarbij we zelf lijdend voorwerp zijn, maar een daad die we zelf en vrijwillig stellen: je neemt jouw kruis op. Je kiest ervoor. Het mag deel uitmaken van jouw levensbagage zoals je de ko-mende zomerweken ondergoed, een tandenborstel en wat zonnecrème in jouw bagage stopt.
En dan vraag ik me af of we daar wel ooit stil bij staan. Regelmatig merk ik, stilstaande aan de ver-keerslichten, dat er in de auto van mijn buur-chauffeur een kruisje of zelfs een hele paternoster aan de achteruitkijkspiegel hangt. Maar weten we eigenlijk wel wat we daarmee bedoelen, wat we letterlijk over onze kop trekken wanneer we een kruisje om de hals dragen?
Jouw kruis opnemen betekent volgens mij dat je in het leven bewust voor de liefde kiest, dat je al jouw woorden en handelingen wil laten doordringen van liefdevolle bedoelingen, dat je positief bent ingesteld en God en het welzijn van jouw medemens principieel vooropstelt. Is dat niet zichzelf ver-loochenen, je niet ten koste van anderen of van God affirmeren of verrijken, God door jouw hande-lingen of woorden niet verduisteren, je zelf niet centraal in de belangstelling zetten ten koste van God en jouw medemensen?
Wie voor de zorgzame en beschermende liefde gaat, wie niets anders dan de onberekende liefde als leidraad en motief heeft, die zal zich in het oog van veel tijdgenoten te weinig assertief opstellen, te weinig opkomen voor zijn of haar eigen rechten, ja misschien zelfs het onderspit moeten delven, wie weet? Wie zich niet laat leiden door honger naar macht, door hunker naar geld, die zal zich bij het verdelen van de postjes en de erfenis schijnbaar in de hoek laten spelen, laten doen…
Maar Jezus ziet het anders, helemaal anders omdat Hij het leven vanuit God en Diens liefde bekijkt. Wie de andere – bekend of onbekend – liefheeft die wil het welzijn van die mens bevorderen, die slaat niet terug wanneer hij geweld krijgt te verduren, die neemt niet mee wat het niet te heet of te zwaar is omdat ‘hij of zij toch ook voor zijn moeder of suikertante zorg heeft gedragen’, die laat zich schijnbaar de kaas van tussen zijn boterham nemen… maar opent op die wijze wel Zijn leven voor de zon van Gods liefde. Wie liefheeft, zal er de pijn van de liefde moeten bij nemen. Liefhebben zonder pijn te doorstaan, zal trouwens nooit mogelijk zijn… Wie volhoudt in de liefde zal aan de horizon het kruis zien opduiken.
‘Neem jouw kruis op…’ klinkt het vandaag. Het kruis: een marteltuig. Het wordt dus helemaal geen ontspannende welnessbeurt. Neen: Christen-zijn vraagt inzet en doorzettingsvermogen. Niet jezelf op de voorgrond plaatsen, maar verbonden leven met en vanuit God, verbonden met en ten dienste van de mens naast jou, zowel de uitgeschudde man of vrouw langs jouw levensweg als de mens die jou nooit meer een wederdienst zal kunnen bewijzen.
Enkele dagen terug las ik op facebook dat iemand die zo geraakt was door de hulp van een vrouw tij-dens een ongeval op de E-40 te Erpe-Mere graag te weten was gekomen wie die persoon was om haar oprecht te kunnen bedanken. De vrouw die de hulp in nood had geboden, had blijkbaar niet haar vi-sitekaartje achtergelaten maar wel het tastbare verschil gemaakt, moest ook niet als een held worden geëerd zoals de twee politie-inspecteurs van onze stad die op TV-Oost deze week verklaarden dat ze toch gewoon hun werk hebben gedaan toen ze een bewusteloos geworden meisje van dertien hadden succesvol hadden gereanimeerd.
Merkwaardig dat Jezus deze oproep doet precies nadat Hij aan Zijn leerlingen heeft gevraagd wie Hij in hun ogen wél is. Door het kruis van de liefde op hun schouders te nemen, zullen zij zonder veel grote woorden maar ‘metterdaad’ hun antwoord geven.
Hoeveel eerste communicantjes zouden de voorbije paasweken ter gelegenheid van die stap in hun geloofsleven van hun ouders of doopouders een kruisje hebben gekregen? Niet veel vrees ik… Durven wij naar de gekruisigde Jezus opkijken – wetend dat liefhebben niet altijd de gemakkelijkste weg is – en bidden: ‘Heer, wil mij in het heetst van de strijd, wanneer het niet enkel om mij heen 30 graden is, maar het ook diep van binnen in mij kookt van onmacht en pijn, een hart geven dat niette-min voor de liefde kiest omdat ik op die wijze U achterna ga en uit de dood zal verrijzen.’
Christen-zijn is liefhebben en wie ondanks alles tot de pijn van de liefde bereid is en geen rechtsom-keer maakt op het ogenblik dat Jezus vraagt ‘Wie zegt Gij dat Ik ben…’ dié gelooft werkelijk in Je-zus Christus…
Het kruis opnemen… wie gedacht had dat hij van examens vanaf is omdat hij niet meer op de school-banken zit, heeft het dus lekker verkeerd voor. Elke dag – zomer en winter – is er één waarop we het examen van de gelovige liefde afleggen!
Peter Kiekens
18 en 19 juni 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Zondag van de Heilige Drie-eenheid
Elk jaar hoor ik tijdens de eindejaars- en nieuwjaarsdagen wel iemand – of zelfs verscheidene mensen – zeggen: ‘Dat die dagen maar vlug voorbij zijn... Ik heb niets liever dan het gewone van elke dag…’ Vanuit welke bewogenheid zij dit zeggen is mij niet altijd duidelijk en eigen-lijk hoor ik dit ook niet graag: de Kerst- en eindejaarsdagen, de jaarwisseling, Driekoningen met alles er op en er aan. Dat zijn toch stemmige dagen? Waarom er niet van genieten, ook al kan het inderdaad niet elke dag Kerstmis en Nieuwjaar zijn.
Op kerkelijk vlak zouden we deze zondag eventueel dezelfde toer kunnen op gaan. De uitge-breide paaskring, maar liefst drie maanden – negentig dagen om precies te zijn – lang hebben we voor dit kerkelijke jaar gehad. Veertig dagen om van ons geloof opnieuw werk te maken, om het waar nodig op te poetsen, veertig dagen om zich op Pasen voor te bereiden en dan weer vijftig dagen om dat christelijke geloof in alle toonaarden te vieren met Pinksteren vo-rige zondag als orgelpunt.
Misschien zegt u ook ‘Ach ik ben blij dat het voorbij is… Geef mij maar de gewone manier van doen, zonder die bijkomende franjes en fantasietjes. Geef mij maar een gewone manier van eucharistie vieren zonder de onregelmatigheden waarbij de pastoor de viering achteraan in de kerk begint en dan ziet dat ik te laat kom…
Volgende zondag is de liturgie opnieuw in de groene kleur, de kleur van de hoop, gehuld maar vandaag krijgen, op deze eerste zondag na Pinksteren, als het ware nog eens een samenvatting aangeboden. Leerkrachten weten dat wie een lezing of tekst kan samenvatten, achteraf kan zeggen wat er de uiteindelijke boodschap van was, dat die persoon ook heeft begrepen wat er in werd gezegd.
Halverwege deze juni- en rozenmaand, deze heilig Hart- en examenmaand worden we dus uit-genodigd om nog eens te beseffen hoe we God tijdens die voorbije paaskring, in de geschie-denis van de Bijbel en onze kerk hebben ervaren: als een samenspel tussen Zijn Onzichtbare en productieve, Zijn Mensgeworden, én Zijn creatieve, voelbare kant.
De onzichtbare dimensie omdat God natuurlijk ‘God’ blijft. ‘Niemand heeft ooit God ge-zien…’ en daarom is ons geloof in wezen ook hoop op Diegene die we vermoeden, in Wie we soms geloven tegen beter weten in… Niemand van ons heeft God op zak en ik las deze week nog dat het een act van gelovige eerbied is om dat ook blijvend voor ogen te houden. God is God met alle ongemakken en mogelijke verrassingen van dien. Hoe spijtig we dat soms ook kunnen vinden, maar het is zo. Tegelijk ervaren we Hem als Diegene die ons tot leven riep, de Vader van ons bestaan. Zonder dat er van een moeder sprake is…
Waar in het grootste gedeelte van onze Bijbel van ‘God’ sprake is en de Joden uit eerbied zelfs Zijn Naam niet uitspraken, zit het ‘eigen-aardige’ van Jezus’ kijk op God in Zijn grote aanhankelijkheid tegenover die Onzichtbare die Hij zo teder ‘Vader’ noemt. Daarom spreken we ook over de Zoon. Jezus van Nazareth heeft zo boeiend en nabij over die Onzichtbare God gesproken, leek er ook zo sterk op dat we Hem terecht ‘de Zoon’ noemen. Zeker sinds Zijn opstanding uit de dood die als de handtekening van de Vader onder het leven en de daden van Zijn Zoon mag worden beschouwd.
Maar bij die ene Jezus is het niet gebleven. Bij Jezus is het niet gebleven en mag het ook niet blijven… Ook in ons kan die kracht groeien om als Christen te leven, om in Jezus’ voetstap-pen te treden, om niet enkel vol bewondering naar Jezus te kijken, maar ook werkelijk in Zijn voetspoor te treden, twintig eeuwen later, gedragen en gesteund door tochtgenoten, onze kerk-gemeenschap. Die heilige Geest van Pinksteren, die voelbare, meeleefbare kant van God, stelt ons dan ook in staat om als Christen door het leven te gaan, ons niet blind te staren op tijde-lijke gebruiken en geplogenheden maar werkelijk mensen te worden die zoeken waar God is te vinden en hoe we die droom van Jezus vandaag de dag, in de concrete omstandigheden van het leven zoals het zich na de coronapandemie van 2020-2021 aandient, kunnen waarmaken.
De paaskring ligt nu achter ons. Aan ons om in het schijnbare gewone kerkelijke leven, nu de hoogdagen niet langer ons leefritme doorbreken, als Christenen te leven, gericht op de Vader, gedragen door het voorbeeld van Jezus, onze Broeder en Heer, biddend om de weldaad en de wijsheid, ja de kracht van de heilige Geest.
Laten we dat trachten, in verbondenheid met onze vaders die we vandaag in Vlaanderen vier-en, in gebed ook verbonden met hen die de komende dagen examens moeten afleggen, terwijl we ons hart gericht houden op Jezus die van harte van God hield en op een hartelijke wijze naar de mensen om Hem heen toeging.
Als wij vandaag het hoogfeest van de heilige Drie-eenheid vieren, belijden wij dat God ‘drie in één’ is, dat God een samenspel van Vader, Zoon en heilige Geest is, zoals we dat kern-achtig uitdrukken bij het maken van een kruisteken.
Laten we met grotere aandacht een kruisteken maken, beseffend dat dit gebaar ons geloof in de Drie-ene God samenvat en aanwezig brengt. Laat ons halverwege deze junimaand dank-baar zijn dat God zich als een Vader naar ons toewendt zoals Hij in Jezus van Nazareth doet en dat Hij ons Zijn Geest meedeelde die ons doet bidden ‘Abba, Vader’.
Zoals geen enkele mens eigenlijk helemaal op zichzelf staat, maar anderen in zich steeds mee-draagt, anderen die zijn of haar persoonlijkheid mee vorm geven, zo staan Vader, Zoon en heilige Geest niet op zichzelf, al is dat schijnbaar wél zo. Zoals je de vrouw soms hoort praten terwijl je met haar man in gesprek bent, en die man en vader, op datzelfde ogenblik ook zijn kinderen tegenwoordig stelt, ook al zit hij alleen naast jou op de bank of aan de vergadertafel, zo komen Vader, Zoon en heilige Geest, in een niet te ontrafelen samenspel in ons leven aan-wezig. Laten we trachten om er in ons bidden ook steeds rekening mee houden en dan zullen ook de schijnbaar doodgewone zondagse eucharistievieringen een heilige diepgang en hemel-se glans laten zien.
Peter Kiekens
11 en 12 juni 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
Pinksteren
In deze dagen schrijf ik ‘Deiremonne’ met een hoofdletter: wat ze vorige zondag lieten zien, mag toch wel ‘fantastisch’ worden genoemd! Ere wie ere toekomt. Je kan elkaar plagen zo-veel je maar kunt, maar als iets goed en ‘af’ is, moet je dat ook van harte kunnen zeggen en de betrokken partij daarvoor ook eerlijk en oprecht proficiat kunnen wensen.
En het mooie aan het hele gebeuren was toch dat de mensen op de tribune niet stokstijf – als wassen beeldjes in het museum van Madame Tussauds – zaten toe te kijken maar werkelijk meeleefden, op bepaald momenten ook rechtveerden en in de handen gingen klappen, dat ze mee zongen… Hoe dikwijls zou er daar vorige zondag niet gezongen zijn ‘dat die van Oilsjt zo kwaad zijn omdat in de stad van Dendermonde ‘t Ros Beiaard rondgaat…?’
Er was duidelijk maar één moeilijkheid: ’s avonds die pony opnieuw op stal krijgen. Dat heeft enige tijd gevergd en was eigenlijk een avondvullend programma op zich. Ze hadden dat beestje beter eens laten drinken. Nooit is alles in het leven goed en dus moest de wagen van tovenaar Malegijs eventjes blokkeren. Wat natuurlijk voor hilariteit op de tribunes zorgde maar met handgeklap en aanmoedigingen kon de tovenaar die ooit wel de vier heemskinderen kon bevrijden maar niet zichzelf, dan toch worden afgevoerd. Ook dat was een mooi tafereel, net als de hartelijkheid waarmee de pijnders door hun burgervader werden begroet en be-dankt.
‘Maar wat heeft Pinksteren met de tienjaarlijkse Ros Beiaardommegang te maken?’ hoor ik je al vragen. Wel… dat de sfeer, het enthousiasme van onderuit kwam, ook niet kan worden op-gelegd door welke religieuze, politieke of morele leider ook. Wie op die kleine markt van Deiremonne of in de straten rondom aanwezig was, moet meegesleurd zijn door die positieve vibe. Wij kunnen slechts dromen van een kerkgemeenschap die iets van die uitzinnige mens-enmassa van Deiremonne vorige zondag had. Al weten we dat iets wat we elke zondag in on-ze kerk meemaken niet het uitzonderlijke cachet van een tienjaarlijks gebeuren kàn hebben, toch is en blijft het zo dat zien vieren doet vieren, zien geloven doet geloven…
Op deze vijftigste dag van Pasen vieren we dat het vuur van Jezus’ Pasen is overgeslagen op de leerlingen. Vandaag geen spoor van de angst waarmee ze op Pasen wegliepen van het lege graf, geen terughoudendheid maar als het ware een volwassen en doorleefd geloof, een liefde voor God en Zijn verrezen Zoon waarvan men durft getuigen, onbevangen, zonder mensen daartoe te dwingen. Geloof praat je trouwens niemand aan en verkoop je niet als een potje Griekse yoghurt aan een stand in een grootwarenhuis. Geloof leef je voor zonder dat het zelfs jouw initiële bedoeling is dat anderen dat ook worden… Als iemand zijn of haar geliefde in het bijzijn van kinderen of vrienden een zoen of omhelzing geeft, is dat toch niet om te zeg-gen: ‘Kijk eens hoe graag ik die man of vrouw, mijn ouder of kind zie…?’ Neen, dan is dat enkel om die andere zijn genegenheid en appreciatie te laten aanvoelen en brengt dat de om-staanders eventueel tot eenzelfde liefde voor die persoon, des te beter…
Hoe dikwijls heb ik het op en rond het college van Ninove niet meegemaakt dat een pril kop-peltje angstig elkaars handje vasthield tot er een leraar of ouder passeerde, om dan meteen el-kaar los te laten en te doen alsof er niets aan de hand was? Je kon hen met niet meer ambe-teren dan af en toe in hun buurt op te duiken... Eigenlijk gedragen we ons als gelovigen nog te vaak als zo’n pubers omdat we de maturiteit om ongedwongen van ons geloof te getuigen in wezen missen. Wanneer komt dat geloof onder ons Christenen trouwens nog eens op een echt volwassen wijze ter sprake?
Chapeau voor elk echtpaar, ieder koppeltje dat – ook al zijn ze jaren bij elkaar en ondertussen getekend door rimpels – ongedwongen hand in hand door het leven durft gaan, zelfs als ze niet begrijpende, misschien zelfs vanuit jaloezie ontstane reacties moeten verwerken. Ook al heeft het leven hen geleerd dat ze niet met een heilige zijn gehuwd, toch leggen ze woorde-loos getuigenis af van hun wederzijdse nood aan elkaar, gewoon omdat ze elkaar liefheb-ben…
Ook wij hebben nood aan een volwassen geloof. Een geloof dat dreigt vast te lopen zoals de wagen van tovenaar Malegijs in de ommegang als we onze deuren steeds angstvallig gesloten houden. Reeds lang voor het uitbreken van de coronapandemie was het ons al duidelijk dat ventilatie belangrijk is. In een kerk mogen en moeten deuren open staan anders gaat de lucht uitgeput geraken en de sfeer verzieken. Ook voor onze kerk geldt de volkswijsheid ‘dat men van den trok moet leven…’
Hetzelfde geldt voor onze kerkgemeenschap waar we dreigen vast te lopen wanneer iedereen er vanuit gaat dat het volstaat om aan de liturgie deel te nemen, zonder vooraf of achteraf voor één of andere taak de handen uit de mouwen te steken. Onze kerkgemeenschap verzuurt waar het steeds dezelfde mensen zijn die alle taken op zich nemen en die soms ook krampachtig vasthouden, bang dat hun privileges in het gedrang zouden komen, misschien ervan overtuigd dat niemand hun taak wil overnemen en dat niemand het ook zo goed zal kunnen als zij…
Neen, in het Pinksterverhaal doorbreekt de verrezen Christus alle bestaande, opgetrokken mu-ren van binnen uit, breekt Hij die groep bange apostelen open, opdat ze op weg zouden gaan, de wijde wereld in. Het is zo mooi dat in onze regio van oudsher Pinksteren synoniem staat voor ‘op bedevaart naar Halle gaan…’, op weg gaan, niet thuis blijven zitten of hangen. Zoals de zwangere Maria op weg ging naar haar lotgenote en nicht Elisabeth, zoals Jezus op weg ging naar wie er toen niet bij hoorde. Het vuur van Pinksteren mag ons ‘cocondenken’ door-breken en ons de kracht en de durf verlenen om onbevangen, ruimdenkend maar ook ruim-hartig naar bekenden en onbekenden op weg te gaan, met enkel het vuur van Gods liefde in ons hart, de adem van Pinksteren, de heilige Geest in onze longen.
Pinksteren mag ons uit ons kot lokken, naar buiten doen komen, niet langer doen denken ‘wat zullen ze van mij denken?’ Als je iemand graag ziet, dan mag ‘t peirt van Deiremonne voor je staan en zelfs op zijn achterste of voorste poten steigeren, dan nog zal je van jouw liefde en betrokkenheid op die persoon getuigenis afleggen. Waarom zou het als Christen, als mens die gelooft dat de uit de dood opgestane Heer ook ons uit machteloosheid kan doen opstaan, an-ders zijn? Mocht Pinksteren, Gods vurige en hartverwarmende Geest ons een lange adem schenken, naar elkaar voeren en ons – zoals de toeschouwers vorig weekend in Deiremonne – tot enthousiaste mensen herscheppen…
Peter Kiekens
5 en 6 juni 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst
7de zondag van Pasen
Van alle gezelschapspelletjes die we kennen zal – naast het ganzenspel – het zogenaamde ‘paardjesspel’ – paardjes dan met een ‘d’ en niet met een ‘t’ gespeld, officieel ‘Mens erger je niet…’ genoemd – toch veruit het meest bekende zijn. In de vorm van een kruis moeten de paardjes zo snel mogelijk het parcours afleggen, maar het moeilijkste lijkt wel op het einde van de rit te komen wanneer ze in die slotstrook het juiste aantal ogen moeten gooien om als het ware op stal te geraken en het spel te winnen…
Morgennamiddag/deze zondagnamiddag spelen de mensen uit het dorpje hier wat verder stroomafwaarts ook hun tienjaarlijkse paardjesspel. Of alle paarden aan de wedstrijd zullen hebben deelgenomen weten we nog niet… Enkel dat er voor de ponykoers maar liefst 100.000 toeschouwers worden verwacht en er tot nu toe slechts één enkel Ros is ingeschreven. Er wordt voor gevreesd dat het dier vreemd zal opkijken als het bijvoorbeeld smartphones, elek-trische fietsen, steps én zelfs coronavirussen zal zien, want die had het toen het eind mei 2010 terug op stal moest, nog niet ontmoet. Voor deze eeuwenoude viervoeter die trouwens ver-dacht erg goed op ons ‘Ros Balatum’ gelijkt, zullen dat totaal nieuwe dingen zijn… Of het dorpje waar de Dender in de Schelde mondt er klaar voor is… voor zijn tienjaarlijkse feest? We hopen het. Die mensen mogen toch ook iets hebben… En ondertussen is het waar wat de Fransen ons in de oren fluisteren: ‘On se moque bien de ce qu’on aime…’
Vreemd bij nader toezien… maar het is alsof Oilsjt enkel dat éne dorpje stroomafwaarts kent, want de twee andere, stroomopwaarts gelegen, Ninove, de wortelstad en Geraardsbergen waar ze met Brussel dan weer twisten over het oudste Manneke Pis, daar horen wij in onze stad slechts zelden iets van…
Maar stroomafwaarts is het dus morgen/vandaag feest en de reclamecampagne draaide de voorbije maanden ontegensprekelijk op volle toeren. Aangezien de mensen op 27 februari niet naar onze fameuze carnavalstoet konden komen kijken, zullen ze waarschijnlijk al snel tevre-den zijn met die kleine carnavaleske bedoening in het dorpje dat over een schamele gevang-enis, een gerechtsgebouw én een gedempte Dender beschikt.
Ondanks onze haat-liefdeverhouding die teruggaat op het feit dat onze noorderburen op be-paalde momenten de Oilsjteneers het mes op de keel zetten met op de Dender tol te eisen van voorbijvarende schepen, hopen en bidden we dat de ponykoers goed en wel, zeker ook zonder incidenten en veilig kan verlopen. Ook al wordt er hier en daar een bui voorspelt, een bui van ajuinen misschien…
In het evangelie dat onze kerk ons op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren aanbiedt, horen we waarvoor Jezus bidt en wat Hem dus heel nauw aan het hart ligt: Zijn liefdevolle verbondenheid in gebed én in Gods liefde. Wat Hem zelf gelukkig maakt, wil Hij gul delen met wie in Hem gelooft. Hij verlangt niet enkel dat er een biddende en liefdevolle éénheid tus-sen de Meester en Zijn leerlingen ontstaat maar ook dat zij onderling één zijn, met elkaar van harte verbonden leven en werken, en zij precies aan hun liefde voor God, Jezus én de mensen, herkenbaar zijn. Mensen die gelovige liefde uitstralen, leggen immers zonder zelf grote woorden in de mond te nemen, getuigenis af van hun aanhankelijkheid tegenover de Vader in de hemel en Hij die aan Zijn rechterhand zetelt en voor Zijn leerlingen bij Hem onafgebroken ten beste spreekt.
Mensen steigeren heel terecht wanneer blijkt dat naam-Christenen met hun levenswijze mijlen ver blijven verwijderd van Jezus’ doel en boodschap. Natuurlijk mag men niemand over het paard tillen maar waar mensen woordelijk beweren te geloven, mag je toch verwachten dat dit ook in hun concrete daden aan het licht komt en zij ook oprecht vergiffenis vragen wanneer ze daarin niet slagen… Het beste paard struikelt wel eens en nog steeds is het zo dat niet altijd de beste paarden ook de beste haver krijgen, maar authenticiteit heb je als Jezusleerling, als Christen nooit teveel…
Op ons, Christenen, rust dus de taak om – hoe verscheiden wij ook mogen zijn – steeds weer te zoeken naar wat ons met elkaar verbindt: ons geloof in God, onze liefde voor Christus, onze nood aan de inwerking van Gods Geest, ons mens-zijn. Misschien is het dat laatste nog – dat mens-zijn – dat niet-gelovigen en zogenaamd ‘andersdenkenden’ op de eerste plaats in ons moeten kunnen herkennen: vaststellen dat we geen levensvreemde mannen en vrouwen zijn en best weten wat er in de wereld gaande is. Zonder dat dit betekent dat we met elke manier van werken altijd honderd procent akkoord moeten gaan. Waar we niet eens ‘goeiedag’ zeggen te-gen een onbekende in een winkel of straat, missen we al een ernstige basis. ‘Uw vriendelijk-heid moet bij iedereen bekend zijn,’ maant de apostel Paulus ons in het Nieuwe Testament aan. Waarom zouden we dan aarzelen om mensen positief, gastvrij en ontvankelijk tegemoet te treden?
In onze parochiewerking, in onze families, moet niet iedereen hetzelfde denken en dromen, maar de tegenstellingen of verschillen moeten tegenstellingen en verschillen in mening blij-ven, zonder dat ze onze zorg en eerbied voor elkaars rijkdom aan persoonlijkheid uit even-wicht of zelfs in gevaar brengen. Geen eenvoudige maar wel noodzakelijke opdracht voor wie werkelijk in het spoor en de geest van Jezus wil leven.
‘Alle paarden hebben aan de wedstrijd deelgenomen…’ was het bekende openingszinnetje toen Jaak Pijpen zovele jaren terug op de radio de uitslagen van de wedrennen aanvatte. Wil-len wij meedoen, willen wij de uitdaging aangaan om vanuit de kracht en inspiratie van ons gebed mensen van verbondenheid te worden en te blijven? Zonder die ononderbroken ge-richtheid op Jezus’ voorbeeld en Gods liefde zal het ons trouwens ook nooit lukken. Daarvan ben ik rotsvast overtuigd…
Ik wens u alvast een mooi einde van dit lange Hemelvaartsweekeinde toe en voor wie morgen/ deze namiddag naar de ponykoers in het dorpje hier wat verderop trekt, denk niet meteen: ‘Er staat een paard in gang…’ als u die pony met basketbalslesjen op hun vermeende markt ziet verschijnen en het er warempel op lijkt dat alle inwoners eenzelfde, geheime prik hebben ge-kregen en beginnen te wenen omdat ons Ros Balatum uiteindelijk zoveel mooier is…
E.H. Peter Kiekens
28 en 29 mei 2022
Sint-Paulus en Onze-Lieve-Vrouw ter Rozen Aalst
Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Herdersem
Onze-Lieve-Vrouw Bijstand Aalst