Herstel van relaties
Boete doen betekent je afkeren van een bestaan dat niet overeenkomt met Gods bedoelingen om je vervolgens terug toe te keren tot God. Je keert je van iets af om iets anders ‘in ere te herstellen’. Door de melaatse als mens te omarmen, herstelt Franciscus zijn relatie met hem, maar ook zijn relatie met God door zich terug op Zijn wil af te stemmen.
De zonde waarvoor je boete doet, gaat altijd om een breuk in een relatie.
Het menselijk bestaan is gebaseerd op drie vitale en nauw met elkaar verbonden relaties, schrijft paus Franciscus in de encycliek Fratelli tutti: de relatie met God, met de naaste en met de aarde (FT §66).
Door te weigeren onze beperkingen als schepsel te erkennen, nemen we Gods plaats in. Zo verstoren we de harmonie tussen de Schepper, de mensheid en de hele schepping die Franciscus zo krachtig bezingt in het Zonnelied.
Als Franciscus dus op markten en pleinen uitriep: “Doe boete, doe boete!”, roept hij ons eigenlijk op tot het herstellen van de drie vitale relaties en om als mens weer de juiste plek in te nemen. Hij nodigt ons uit ons opnieuw te gaan verhouden tot God, de naaste en de schepping.
Vasten om ruimte te maken
Het boetvaardig leven kreeg voor Franciscus en Clara heel concreet vorm in de levenswijze van de armoede. Het ging hen niet om armoede als sociaal onrecht, maar om de ‘heilige armoede’. De armoede van Christus zelf die niet als een rijke edelman of ridder van aanzien tot bij ons kwam, maar als een arme timmermanszoon die als een arme pelgrim van stad tot stad rondtrok. Die armoede wilden ze heel concreet navolgen.
Vasten hoorde daarbij. Al vastend gedenken Franciscus en de broeders de verwachting van de geboorte van Jezus, zijn vasten in de woestijn en Zijn lijden en kruisdood. Voor Clara was het vasten - zoals voor veel middeleeuwse vrouwen - een manier om lijflijk één te worden met de lijdende Christus.
Hoewel ze beiden te streng gevast hebben, ging het leven in armoede voor Franciscus en Clara er uiteindelijk niet om tegen de noden van het lichaam in te gaan. Wel nodigen ze ons uit te leven vanuit wat we écht nodig hebben en los te komen van alles wat overbodig is. Dat vraagt heel wat onderscheidingsvermogen, want wat heb je écht nodig? Maar de ‘armoede’ wordt zo een omvormende kracht die ons leven uitzuivert en ons ontvankelijk maakt voor wat wezenlijk is.
Ruimte voor de ander
“In het vasten schep ik een leegte voor het andere dan mezelf”, verwoordt p. Benoît Standaert het mooi in zijn boek ‘Spiritualiteit als levenskunst’. Vanaf het begin wordt onze menselijke gulzigheid begrensd: “Je mag van alles eten behalve van die ene boom”, kregen Adam en Eva te horen. Durven we ons vandaag nog te begrenzen?
Franciscus voelde die grenzen heel scherp aan. Alles wat je teveel neemt, neem je af van een arme, zei hij. Maar vooral kunnen we van hem leren tevreden te zijn en zelfs vreugde te ervaren als we gewoon ‘genoeg hebben’. In zijn testament schrijft hij dat nieuwe broeders die kwamen om de levenswijze van de armoede aan te nemen een habijt kregen dat van binnen en buiten opgelapt was, een koord en een onderbroek.
"En meer wilden wij niet hebben"
Kunnen we die voldoening vandaag nog voelen, de voldoening van het genoeg?
Ons nemen en ons laten, ons eten en ons vasten is ten diepste verbonden met onze omgang met de ander, met de schepping en met God. Hoewel vasten op het eerste zich vooral een oefening in zelfdiscipline lijkt, gaat er voor Franciscus en Clara een hele relationele dynamiek achter schuil. Hoeveel ruimte nemen we voor onszelf en hoeveel ruimte laten we aan de ander?
- Van 9 tot 13 juni trekt TAU zich terug op de berg la Verna waar Franciscus 800 jaar geleden al biddend en vastend zijn tijd doorbracht om er uiteindelijk de stigmata te ontvangen. Laat je mee onderdompelen in deze bijzondere ervaring van Franciscus! Voor meer info: https://www.franciscaansleven.be/la-verna-reis.html.