Op het beheer van kerkelijke goederen zijn talrijke juridische bepalingen van toepassing. Naast de voorschriften van het kerkelijk recht zijn er tal van dwingende en aanvullende bepalingen in het Belgisch recht (verenigingsrecht, economisch recht, burgerlijk
recht, arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht, fiscaal recht, strafrecht). Alle toepasselijke bepalingen van het Belgisch recht dienen opgenomen in het beheer van kerkelijke goederen.
Over de taken van de beheerders van kerkelijke goederen schrijft het Wetboek van Kerkelijk Recht onder meer het volgende voor:
Can. 1284 - § 1. Alle beheerders zijn gehouden hun taak met de
zorgvuldigheid van een goed huisvader te vervullen.
§ 2. Daarom moeten zij:
1. waken dat de aan hun zorg toevertrouwde goederen op geen enkele wijze verloren gaan of schade ondervinden, door tot dit doel voor zover nodig verzekeringscontracten af te sluiten;
2. ervoor zorgen dat de eigendom van kerkelijke goederen op burgerrechtelijk geldige wijzen veilig gesteld wordt;
3. de voorschriften onderhouden zowel van het canoniek recht als van het burgerlijk recht, of die door de stichter of schenker of door het wettig gezag opgelegd zijn, en vooral waken dat de Kerk geen schade lijdt door het niet onderhouden van de burgerlijke
wetten;
4. nauwgezet en op de juiste tijd de inkomsten en opbrengsten van de goederen innen, en ze, eenmaal geïnd, veilig bewaren en besteden naar de geest van de stichter of volgens wettige normen;
5. de te betalen rente vanwege ofwel een lening ofwel een hypotheek op de vastgestelde tijd voldoen, en ervoor zorgen dat het verschuldigde kapitaal te gepasten tijde terugbetaald wordt;
6. het geld dat na aftrek van de uitgaven overblijft en nuttig belegd kan worden, met toestemming van de Ordinaris voor de doeleinden van de rechtspersoon beleggen;
7. de boeken van inkomsten en uitgaven bijhouden;
8. aan het einde van elk jaar een verantwoording van het beheer opstellen;
9. documenten en stukken waarop de rechten van de Kerk of van een instituut ten aanzien van goederen steunen, goed ordenenen in een passend en geschikt archief bewaren; authentieke exemplaren ervan, waar het geschikt kan, in het archief van de curie
deponeren.
Naast burgerlijke en kerkelijke rechtsregels gelden bij het beheer van kerkelijke goederen ook algemene principes, om te verzekeren dat alle beslissingen het algemeen belang dienen. We zetten er enkele op een rij:
Gezamenlijke verantwoordelijkheid: zelfs wanneer het kerkelijk recht aan de plaatselijke verantwoordelijke een persoonlijke bevoegdheid verleent, worden beslissingen steeds gezamenlijk genomen, na voorafgaand overleg, in transparantieen met wederzijds respect. Hoewel altijd iemand de laatste verantwoordelijkheid draagt, zal hij/zij deze pas uitoefenen nadat alle stappen van informatie, overleg en besluitvorming zijn doorlopen. Zo kan men vermijden dat individuele handelingen het algemeen belang schaden.
Talenten: elk bestuursorgaan moet kunnen rekenen op een waaier van talenten en vaardigheden. Men kan de leiding en de bezieling van een bestuursorgaan best toevertrouwen aan iemand die bekwaam is om deze verscheidenheid van talenten te bundelen en verder te ontwikkelen.
Complementariteit: talenten moeten elkaar aanvullen. Niemand beschikt over alle vaardigheden en kennis, of steekt eenzaam boven de anderen uit. We staan samen in dienst van het Evangelie en van de kerkgemeenschap. Alleen uit de verbindingvan alle betrokken actoren - gewijde bedienaren en lekengelovigen, mannen en vrouwen, bezoldigde en vrijwillige medewerkers - kunnen goede beslissingen voortkomen.
Subsidiariteit: alle beslissingen moeten worden genomen op het niveau waarover men competentie ontvangen heeft. Elk niveau moet zijn verantwoordelijkheid opnemen voor een zorgvuldig beheer, erover waken dat uitgaven gedekt zijn door inkomsten en dat men de beschikbare middelen gebruikt voor het overeenkomstige doel.
Vernieuwing: dat medewerkers vastroesten in een bepaalde verantwoordelijkheid is voor niemand goed. Voor een gezond beleid is het beter om de samenstelling van bestuursorganen regelmatig te vernieuwen, om voor bestuursmandaten een beperking in de tijd te voorzien en eventueel een leeftijdsgrens te bepalen (bijvoorbeeld 65, 70 of 75 jaar, afhankelijk van de verantwoordelijkheid). Niemand is eigenaar van een functie of mandaat in het beheer van kerkelijke goederen.
Vierogenprincipe: om het algemeen welzijn te laten voorgaan op het persoonlijk belang is het aanbevolen om elke handeling waarmee een instelling zich bindt te laten bekrachtigen door de handtekening van minstens twee personen. Dit geldt o.a. voor bestelbonnen, de goedkeuring van facturen, betalingen, personeelsverbintenissen en financiële verrichtingen. Bestuursorganen moeten het toegelaten maximumbedrag bepalen waarmee de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid voor hun instelling mogen werken.
Nauwgezetheid: respect voor deadlines en afspraken bevordert een degelijk bestuur. Vertraging en nalatigheid zijn een bron van spanning en kunnen leiden tot juridische moeilijkheden. Dat moet men vermijden.
Toezicht: het is belangrijk dat allen die door het Wetboek van Kerkelijk Recht met een plicht van toezicht over het financieel en materieel beheer van kerkelijke goederen zijn belast (zoals bisschop, pastoor, overste en econoom van een religieuze congregatie, leden van een raad voor economische aangelegenheden) hun opdracht nauwgezet nakomen: dat zij de nodige informatie opvragen en nakijken, de vereiste toelatingen of goedkeuringen niet achteloos verlenen, waar vereist aanpassingen of correcties doorvoeren, en voor dat alles de nodige raad of bijstand vragen.
vorig volgend
Terug naar de inhoudstafel