De parabel van de goede herder (Johannes 10,11-18) die we zondag te horen krijgen, roept veel vragen op. Dat Jezus de ‘goede Herder’ is en wij de schapen zijn, zoveel is duidelijk. Maar wij willen geen makke kuddedieren zijn die hun herder zonder nadenken, blind of slaafs volgen. Wij willen onze eigen weg gaan … En wie zijn de ‘huurlingen’? En wie is de wolf die de schapen bedreigt? Wat bedoelt Jezus met ‘andere schapen buiten de schaapsstal? Hij wil één kudde maken. Is dat alle godsdiensten één maken? En wat betekent het dat de goede Herder zijn schapen kent’. Wat is ‘kennen’? Veel vragen dus.
Herder, verbondenheid en richting
Het beeld van de herder is duidelijk. Een herder zorgt voor zijn schapen; hij leeft voor hen; hij zorgt voor hen. Hij leidt ze naar grazige weiden, d.w.z. naar menswaardig en gelukkig samenleven. Hij kent ze allemaal en ieder afzonderlijk. Is er eentje ziek of verwond, hij verzorgt het. Wie verdwaald is, gaat hij zoeken; het zwakke neemt hij op zijn schouders. Met andere woorden, hij houdt van hen, van ieder individueel. Hen ‘kennen’ is: zich inzetten, zorg dragen, liefde betonen. Het wordt dan ook wederkerig. Door die liefdevolle zorg ontstaat er verbondenheid. De schapen voelen zich veilig in zijn gezelschap. Een bron van vertrouwen en vertrouwensvolle overgave. Huurlingen doen dat allemaal niet. Zij beloven wel grazige weiden maar zorgen er niet voor. Die gaan op de loop als het moeilijk wordt. Op hen kan je niet vertrouwen.
Eén kudde betekent niet dat allen hun eigenheid moeten opgeven. Ze voelen zich wel thuis bij de goede herder die voor hen zorg draagt en die hen de goede richting aanwijst. Ze voelen zich verbonden met de anderen maar mogen hun eigen weg gaan, als ze maar de goede richting uitgaan.
Geroepen worden
Zondag is het roepingenzondag. We worden geroepen om goede herders te zijn voor elkaar, maar ook voor hen die niet tot onze geloofsgemeenschap behoren. Een hele opgave, niet evident in een maatschappij die terughoudend is ten overstaan van wie ‘vreemd’ of anders is. We hebben ook nood aan religieuze roepingen, mensen die ons helpen de weg van Jezus te ontdekken en die te gaan. In ons priester-arm klimaat hebben we ook meer en meer nood aan toegewijde leken die zorg willen dragen voor een dienstbare geloofsgemeenschap. We hebben nood aan mensen die willen verbinden en bruggen kunnen slaan. Die mensen moeten we aanmoedigen. En wie weet welk talent is onszelf niet geschonken om daarin mee te stappen. Zo kan het worden: één kudde, één herder, mensen toegewijd aan mensen.
Jos Houthuys