Laat je bij dit evangelie (Matteüs 15,21-28) even meenemen door tijd en ruimte naar het uiterste noorden van Israël in het begin van onze tijdrekening, zo rond het jaar of dertig. Je bent een Kananese vrouw, lid van een volk dat niet de sympathie genoot van het joodse volk. Maar je hebt van Jezus gehoord en van zijn kracht om te genezen. Je hebt ook een dochter die zichzelf niet meer is. Dat is je grote verdriet. Niemand kan haar helpen. In onze tijd zouden er psychiaters, dokters en wooninstellingen zijn met aangepaste opvang. Maar dat was er toen nog niet …
Rotsvast vertrouwen
Op een dag gebeurt er iets bijzonders. Jezus trekt door de streek. Van die kans maak je gebruik. Voor je kind doe je dat. Je stoort je niet aan de omgeving en roept, met alles wat er aan geloof en hoop in je is: “Heer, ontferm u over mijn dochter.” Maar wat nu? Hij loopt gewoon door, doet alsof hij niets gehoord heeft. De mannen bij hem vragen zelfs dat hij je weg zou sturen. …Wat zegt hij? Dat hij alleen tot de schapen van het huis van Israël gezonden is? Maar die dochter van je heeft dringend hulp nodig. En alleen Jezus kan die geven. Desnoods val je er hem er voor op de knieën. Wat telt je eigen fierheid als je kind lijdt? En als geloof zo klein als een mosterdzaadje bergen kan verzetten, dan moet één kruimeltje dat van de tafel valt toch voldoende zijn.
Recht doen en krijgen
Wat een sterke vrouw is dit. Zij is wat de eerste lezing van zondag zegt (Jesaja 56,1.6-7): een vreemdeling die zich bij de Heer heeft aangesloten, die geen kwaad in de zin heeft, maar iemand die recht wil doen en krijgen. Zij is een vrouw die weet wat liefhebben is betekent, want ze zorgt voor een kind waar je geen kant mee op kunt. Als dat geen echte liefde is, als dat geen respect verdient. Want ieder die zo’n kind heeft, weet hoe uitputtend, hoe opeisend dat is. De vrouw luistert heel goed naar Jezus, neemt zijn beeldspraak over. Moet ze zich met een scharrelende hond gelijkstellen? Dan toch maar, want kruimels zijn ook brood, en zowel de kinderen als de honden houden ervan.
Roeping herkennen
En Jezus? Hij is onder de indruk van de vasthoudendheid van die vrouw. Haar hart is op dat moment ruimer dan het zijne. Hij ziet in dat deze vrouw in wezen een leerlinge is van hem. De andere leerlingen kunnen er zelfs van leren, ja ook hij! Dus, heidense of niet, haar wil geschiede. Deze vrouw vertolkt wat God wil, nl. dat mensen rechtop kunnen gaan. Dat het kwaad geen vat op hen heeft. Dat ze gezond en heel mogen zijn. Hierin ligt ook de echte roeping en zending van het volk Israël. Jezus heeft het goed gehoord. En samen met hem mogen ook wij daarin onze roeping herkennen.
(jh)