Van de plaats waar we ons het meest van al geborgen mochten weten, herinneren we ons niets meer. Het was de moederschoot. Daar werden we gevormd, voelden we ons warm en geborgen. Misschien wel al een soort ‘voorschot’ van die schoot die ooit de hemel zou kunnen zijn? Geborgen zijn in een schoot van eindeloze liefde die ons draagt en behoedt, tot zelfs na en over de dood?
Een veilige thuis
Zo zou het beeld kunnen zijn dat opgeroepen wordt door het evangelie van zondag (Lucas 16,19-31). Daarin wordt gesproken over de schoot van Abraham. De arme Lazarus mag er vinden wat hem tijdens zijn aardse leven ontzegd was: warmte en opvang, een veilige thuis waar hij zijn honger kan stillen. Spontaan gaan onze gedachten hierbij uit naar de vele mensen die dit in hun leven ontberen. De tegenstelling tussen arm en rijk is iets dat de Lucaanse Jezus - de Jezus zoals de evangelist Lucas ons hem tekent - heel erg ter harte gaat. Lucas is heel gevoelig voor de kloof van onrecht die bestaat tussen hen die teveel hebben en hen die tekort lijden. Een reden ook om ons blijvend tegen dit onrecht te verzetten en alles te doen om gelijkwaardigheid tussen mensen tot stand te brengen.
Vertroosting begint in dit leven
In de schoot van Abraham wordt rechtgezet wat tevoren verkeerd ging. Het kan ons de indruk geven dat het evangelie een soort vertroosting verkondigt in de zin van: “Wacht maar, stil maar, alles wordt goed; later, nadien ...” Dat zou een valse vertroosting zijn. Recht doen aan mensen is iets wat hier en nu dient te gebeuren, in dit bestaan, op deze plaats waar wij leven. En wel in de eerste plaats aan hen die – zoals het evangelie het uitdrukt – ‘aan onze poort liggen en hopen op de kruimels van onze rijke tafels’. Hier en nu klinkt het woord van de profeten dat een levenshouding hekelt van overdreven rijkdom en van uitbuiting der armen. Zoals bij Amos in de eerste lezing (Amos 6,1.4-7). “Wee u, de zorgelozen en zelfverzekerden die zich niet bekreunen om Jozefs ondergang.” De vertroosting van het evangelie is een opdracht die hoort in dit leven. De voltooiing door een God die alles nieuw maakt, is een hoop die we mogen koesteren. Maar het ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid nu.
Geborgenheid
Als gelovigen mogen wij ons geborgen weten bij een God die ons in dit bestaan heeft gewild en die ons blijft dragen. Het roept de vraag op waar wij de plaatsen scheppen waar mensen zich geborgen-als-in-een schoot mogen weten? Het kan, door zorg en aandacht te schenken voor elkaar … door net dat woord, dat gebaar dat verbindt …