In die tijd trok Jezus verder. Onderweg kwam hij langs een tolhuis en zag een man zitten, die Matteüs heette. Jezus zei tot hem: “Volg mij!” Matteüs stond op en volgde hem. (Matteüs 9,9-10)
Bruggen slaan of afstand scheppen
Het evangelie over de roeping van Matteüs, de tollenaar, toont ons twee verschillende manieren om naar de mensen en de dingen rondom ons te zien. Je kunt zien met de ogen van Jezus: Jezus ziét de man bij het tolhuis, hij roept hem en de man die zich aangesproken weet volgt hem. Je kunt ook zien met de ogen van de Farizeeën: zij zien Jezus aan tafel gaan met vele tollenaars en zondaars, en zij veroordelen dat. Twee manieren van zien: het zien van Jezus slaat bruggen; het zien van de Farizeeën schept afstand. Voor welke manier van zien zullen wij kiezen?
Geschenk van God
Als Jezus ziet, is het steeds vanuit een bewogenheid. Hij wil mensen gelukkig zien. Dat is niet vanzelfsprekend, want naar wie ziet hij hier? Naar een man die bij het tolhuis zit, een tollenaar dus, iemand die voor de Romeinse bezetter tol, belastingen int, en die daar voor zichzelf wellicht graag een schepje bijdoet. Van zo'n mensen hield je je beter weg. Niet zo Jezus. Bovendien blijkt deze man een naam te hebben: hij heet Matteüs. Die naam betekent: 'geschenk van God'. Voor Jezus is ook deze mens een geschenk van God, de moeite waard. Maar ook voor Matteüs is deze dag dat Jezus hem ziet een groot geschenk: hij mag weten dat God ook naar hem omziet, hij mag er zijn voor God. Dat maakt hem zo gelukkig, dat hij opstaat en Jezus volgt. M.a.w. heel zijn vroegere levensstijl laat hij achter zich, hij wil niet meer bedriegen en uitbuiten, maar voortaan mee getuige zijn van Jezus' levengevende boodschap.
Jezus achterna
Zo is Matteüs ook een geschenk dat aan ons allen wordt gegeven: zie eens, hoe God naar mensen omkijkt, zie eens wat deze mens voor Hem betekent, en dus ook jij en ik. Ieder van ons hebben wij een naam voor Hem, zijn wij gekend, bemind. Dat is Gods geschenk voor ons. Wie dat geschenk aanvaardt, die aanvaardt Jezus en gaat hem, zoals Mattheüs, achterna.
Dit zien van Jezus, dat mensen teruggeeft aan zichzelf, staat haaks op het zien van de Farizeeën. Zij achten zich de behoeders van de zuivere leer. En zij gedragen er zich ook naar. Het evangelie vermeldt hoe ze zich onder de mensen begeven: afstandelijk, hooghartig, veroordelend. Gods barmhartige liefde is hen vreemd geworden. Het Godsgeschenk dat ieder andere mens is, is dat niet meer voor hen, zeker als die ander in hun ogen een verwerpelijke zondaar is. Dat geschenk mag voor hen de goot in.
Hoe zien wij?
Met ogen die het waardevolle geschenk zien in ieder ander mens? Dat is vaak niet gemakkelijk, want ook wij delen mensen spontaan op in categorieën, in goeden en slechten. We zijn vaak, ongewild, in hetzelfde bedje ziek als de Farizeeën. En toch, als wij ons laten raken door het zien van Jezus, dan kunnen er wonderen gebeuren. Zoals we zingen in een lied van Oosterhuis …
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht,
En zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.