Een man had twee zonen. Hij ging naar de oudste en zei: “Jongen, ga werken in mijn wijngaard.” En deze antwoordde: “Goed, vader, ik zal het doen.” Maar hij ging niet. Daarna ging de vader naar de jongste en vroeg hetzelfde. En deze zei: “Neen, ik ga niet.” Maar later kreeg hij er spijt van en ging toch. Wie van de twee heeft gedaan wat zijn vader vroeg? En ze antwoordden: de jongste … (Matteüs 21,28-32).
Twee zonen
Een man had twee zonen. Zo hoorden de mensen Jezus graag spreken. Ze kenden de verhalen over Kaïn en Abel, over Esaü en Jakob ... En tevoren had Jezus al eens verteld over een vader met twee zonen waarvan één zijn erfenis opeist. Het klonk vertrouwd, maar niet onschuldig. Want wie had Jezus daarmee op het oog?
De jongste , die revolteert...
Wat veralgemenend gezegd staan de twee zonen voor twee groepen in de Joodse samenleving, en bij uitbreiding ook wel in de onze. Er is de groep van pechvogels, van mensen die grimmig in het leven staan, omdat ze zich door allerlei tegenslagen getroffen weten. Mensen die sukkelen met ziekte en pijn, mensen die moeten leven uit de hand van anderen, die in tweederangsposities gehouden worden … Mensen verbitterd om wat hen niet gegund of ontnomen wordt, gekwetst in hun waardigheid, in hun toekomst. Is het niet te verwonderen dat deze mensen in opstand komen tegen het systeem, tegen alles wat de onrechtvaardigheid in stand houdt?
Als we de parabel vanuit dat standpunt lezen, begrijpen we dat de jongste zoon, die al deze mensen vertegenwoordigt, tegen de vader zegt: “Loop naar de pomp, ik wil uw wijngaard en uw geld niet.” Mensen die revolteren tegen het systeem dat hen klein houdt en die dat openlijk zeggen.
en de oudste, die paradeert
Dan wordt ook duidelijk wie bedoeld wordt met die eerste zoon: dat zijn al degenen die zich graag laten groeten op hoeken en straten, die brede gewaden en gebedsriemen dragen, die vooraan in de tempel stonden en durfden bidden: “Heer, ik ben blij dat ik niet ben zoals die tollenaar daar achter mij.” Het is de groep die beweerde de God van Israël aan te hangen, maar in de praktijk weigerde te luisteren naar zijn stem. Die ‘ja’ zeggen, maar ‘neen’ doen. De groep van veel geblaat maar weinig wol.
Ommekeer
Maar, zo gaat Jezus verder, toen kwam Johannes de Doper met zijn boodschap van ommekeer. Toen sprong die tweede groep van mensen op van vreugde. Want in wat Johannes zei herkenden zij de stem van de profeten, van hen die die het steeds echt voor de kleinen en de zwakken opgenomen hebben, die hun lijden en vernedering op zich namen en die op die manier de stem van God vertolkten die bij de Uittocht uit Egypte had gezegd: “Ik heb het geschrei van mijn volk gehoord en ik daal af om het te redden.” Zo was het toen en zo is het nu. Wie in de God van Jezus gaat geloven, van Johannes en de profeten, die zal niet lijdzaam toezien en zeker niet meedoen met een systeem dat mensen onderdrukt en kleineert. Die zal zich inzetten tot het doen van gerechtigheid en van Gods wil. En Gods wil is het dat mensen leven en toekomst hebben. Mogen we ons in die zin laten aanspreken door de parabel van Jezus èn ernaar handelen.