Twee weken geleden vierden we Pasen. Maar hoe zijn de afgelopen weken voor jou geweest? Heb je ergens verrijzenis gezien en ervaren in je leven? Voel je je nu meer ‘levend’ dan voordien? Of moeten we toegeven dat alles toch veeleer bij het oude gebleven is? Dat we worstelen met dezelfde vragen, zorgen en noden als voorheen. En als dat zo is, moeten we dat erg vinden? Misschien verwachten we van Pasen zoiets groots of spectaculairs, dat het juist daarom zo moeilijk is om de verrijzenis in ons leven hier en nu te herkennen. De kracht van de verrijzenis gebeurt veeleer in de kleine details van het dagelijkse leven, in de routine waarin toch plots iets mag oplichten dat ons gevoelig maakt voor het ‘meer’ dat er rondom ons is.
Dat is het wat we zien in het evangelie van zondag (Johannes 21,1-19). De leerlingen zijn – na de dood van Jezus - naar huis teruggekeerd. Ze zijn weer gaan vissen, hun oude beroep. Van het lege graf zijn ze verhuisd naar hun boten, naar het meer van Tiberias. Dat is ook de plaats waar ze Jezus het eerst hebben ontmoet toen hij hen van hun boten wegriep. Zoals ook wij in de weken na Pasen allemaal zijn teruggekeerd naar de routine van ons leven. Maar dat is waar we kunnen verwachten dat Jezus zich ook aan ons zal tonen. Zoals hij zich ook toont aan zijn leerlingen. Al kost het hen moeite om hem te herkennen, en gebeurt dat in stapjes, in fasen. Uiteindelijk is het de leerling van wie Jezus veel hield die zegt: “Het is de Heer!” Verdriet sluit de ogen, maar liefde opent ze juist. Liefde is de kracht waaruit we weer geboren kunnen worden, die ons helpt te zien, ook te midden van de routines van het leven.
Soms moet het ons gevraagd worden: “Hou je wel van mij?” Tot driemaal toe. Liefde heeft steeds weer nood aan dezelfde vraag, waarop we het antwoord al denken te weten. Degene die je graag ziet, kan niet genoeg horen hoe graag je hem of haar ziet. Drie keer geeft Petrus hetzelfde antwoord: "Ja, Heer, je weet dat ik je liefheb." Jezus wist dat Petrus van hem hield, maar het was Petrus die moest weten dat hij van Jezus hield. Petrus moest begrijpen dat hij niet gebonden was aan zijn verleden, aan de fouten of vergissingen van tevoren. Zoals ook wij het nodig hebben steeds opnieuw te horen dat we bemind zijn door een liefde die altijd weer nieuw is, die het verleden wist en toekomst mogelijk wil maken. Aan ons om dat te begrijpen en alle kansen te grijpen om in de routine van ons leven nieuwe perspectieven te zien.
Jos Houthuys