“Van vreugde juich ik om God mijn redder. Hij heeft met liefde op mijn klein leven neergezien. Ik ben niets dan zijn dienstmaagd. Vanaf deze dag zullen eeuw na eeuw de mensen spreken van mijn groot geluk. Want God heeft aan mij grote dingen gedaan: heilig is zijn naam.” (uit het Magnificat van Maria in Lucas 1)
Waarom spreekt Maria in deze tijd nog altijd mensen aan als ze bidden om troost, steun of nabijheid? Omdat ze in Maria iemand herkennen zoals wijzelf zijn, een mens, die deelt in onze vragen maar ook in onze hoop en ons verlangen. Zo komt zij naar voren uit de Bijbelse verhalen: niet met antwoorden op alle vragen, maar wel luisterend en vertrouwend in de weg van haar zoon Jezus.
Danklied
We bidden Maria om haar voorspraak omdat we ons voor haar niet groot en stoer hoeven voor te doen, maar mogen zijn zoals we zijn, vaak kleine zwakke mensen. We steunen daarbij op haar Magnificat, haar loflied dat we lezen in het evangelie van Lucas (Lucas 1,39-56). Zij, als eenvoudig meisje, werd uitverkoren om Gods belofte van heil vlees en bloed te geven in de geboorte van Jezus. Geen keizerin, geen vrouw van hoge adel, maar wel met de adel van de eenvoud diep in haar, zoals zovele andere mensen die adel in zich dragen. Zij deelde het lot van de vrouwen in de cultuur van toen: als vrouw volstrekt onderdanig zijn. Toch gaat zij haar weg, sterk en fier, en is zij de moeder van Jezus geworden. Haar danklied dat God het opneemt voor kleinen en armen, dat Hij barmhartig en is en ons niet vastpint op ons onvermogen, mag ook ons lied en onze leidraad ten leven zijn.
Nederig en klein
Om dat geloof blijft Maria ons aanspreken: haar geloof in Gods liefde die het in het bijzonder opneemt voor wie nederig is en klein. Dat is niet vanzelfsprekend in een wereld die juist het tegendeel laat zien. Een wereld vol wreedheid, oorlog en onderdrukking. Hoe dreigend die wereld is horen we in het Boek van de Openbaring waaruit op het feest van Maria-tenhemelopneming wordt gelezen. In haast mythische beelden over een draak die met zijn staart alles wegvaagt, verstaan we dat het hier gaat over het kwaad in de wereld. Het is een soort codetaal waarin Johannes schrijft, want de machtswellustelingen die hun volk in diepe ellende storten lezen mee. We hoeven maar te kijken naar de gruwel die zich afspeelt in landen waar oorlog heerst, zoals in het nabije Oekraïne, om te begrijpen waarover het gaat. De draak van het kwaad is alom tegenwoordig.
Vrede sterker dan kwaad
We kunnen alleen maar hopen dat het kind van Maria, Jezus, de prins van de vrede, sterker zal zijn dan al dat kwaad. Ook daarom bidden we tot Maria: dat de zachtheid en de dienstbaarheid die zij belichaamt toch de harten van de mensen zal veroveren. En dat wijzelf, leerlingen van haar Zoon, met de steun van zijn Moeder Maria, ieder op de plaats waar we gesteld zijn, mogen streven naar liefde en vrede.
(jh)