Gods wijngaard
Het is dit jaar een goede druivenoogst geweest. Zelfs de bescheiden ranken in mijn tuin hangen zwaar beladen, ik hoor het ook van andere druivenbezitters. Een goede oogst is het ook geweest in Gods wijngaard, vertelt Jezus in zijn parabel over de arbeiders van het elfde uur. En dus moet er volk aangeworven worden om te plukken. In Gods wijngaard is er trouwens altijd werk. Het is de wijngaard waarin wij zelf leven en werken, deze wereld die wij voor elkaar willen opbouwen tot de droom die God voor ogen staat. Aan ons is het om er onze handen aan uit te steken. Elk uur van de dag is daar goed voor.
Arbeiders voor de wijngaard
Onvermoeibaar gaat de eigenaar van de wijngaard er op uit om op de markt van het leven mensen te werven die werk willen maken van de oogst. Het valt op hoe hij daarbij geen onderscheid maakt. Er wordt niet geselecteerd op kunde en kennis, er wordt niet gevraagd naar vaardigheden of diploma’s. Wie op zijn vraag wil ingaan, is welkom. “Ga ook jij naar mijn wijngaard, en ik zal je geven wat billijk is.” Zo luidt de arbeidsovereenkomst van die bijzondere werkgever met zijn arbeiders. Er zit een diepe sociale rijkdom in dit verhaal, die ons ook nu zeker een waarheid biedt.
Loon voor het werk
Bij de uitbetaling komt de kat op de koord. Iedereen krijgt evenveel, zowel de werkers van het eerste als van het laatste uur. Dat dit protest oproept, was te verwachten. Wij zijn nu eenmaal mensen die altijd graag vergelijken en die vlug vinden dat ze in het nadeel gesteld worden. Natuurlijk moet er sociale rechtvaardigheid zijn, dat is de basis van onze samenleving. Maar het is ook de oorzaak van veel na-ijver en drang naar meer. Ook dat zien we in onze samenleving. In de parabel geldt alvast: ieder krijgt genoeg om van te leven. In het loon van Gods goedheid delen we allen gelijk.
Iedereen heeft recht op de vruchten van de oogst
Maar het is Jezus in de parabel niet zomaar te doen om een of andere sociale leer avant la lettre. Wat hij vooral wil zeggen is dit: zie eens hoe gul en grootmoedig die eigenaar van de wijngaard is, God. Ieder is welkom in zijn liefde, wie en hoe hij of zij ook is, en daar mogen we blij om zijn. Wie die goedheid van God zelf al eens heeft mogen ondervinden, houdt op met vergelijken en zal vanzelf gaan leven vanuit een sobere, blije houding van genoeg. Die gunt ook een ander de plaats en de ruimte om te leven, zonder dat dit concurrentie, jaloezie of na-ijver moet opwekken. In de vreugde van Gods goede boodschap mogen wij allen gelijk delen. Dat de vruchten ervan ons goed mogen smaken.
(jh)