Françoise Marie Long is een "scharnierfiguur" geweest, die te midden van een complexe historische context het O.-L.-Vrouwehospitaal en de daaraan verbonden religieuze gemeenschap, voor de toekomst gered heeft.
Over haar afkomst is weinig bekend. Zij stamt uit een Engelse adellijke familie en loopt vermoedelijk school in Brussel. Zij treedt op 11 juni 1785 in bij de zusters in het O.-L.-Vrouwehospitaal te Oudenaarde. De gemeenschap telt op dat ogenblik acht zusters, onder wie de priorin de Roysin.
Françoise Marie Long maakt een tijd in volle kering mee. Het opkomend rationalisme van de Verlichting en het groeiend zelfbewustzijn van een kerk-kritische burgerij op zoek naar politieke macht, zorgt voor een vrij negatieve houding ten aanzien van de Kerk en van allen die er ambtshalve of omwille van hun evangelisch engagement deel van uitmaken.
De opeenvolgende stadsbesturen in Oudenaarde weerspiegelen de wisselende politieke gezindheden. Herhaaldelijk bemoeilijken zij het leven en het werk van de zusters in het hospitaal. Hun aantal wordt beperkt, hun economisch beheer bekritiseerd, hun voortbestaan onmogelijk gemaakt.
Een andere bedreiging ging uit van de staat en van de groeiende staatsinmenging. Eerst in de persoon van Jozef II die tal van kloosterorden opheft. Later door toedoen van de Franse revolutionairen die de kerkelijke goederen aanslaan en de caritatieve instellingen hun zelfstandigheid ontnemen.
In de wirwar van politieke, sociale en kerkelijke gebeurtenissen die de overgang van de 18de naar de 19de eeuw kenmerken, heeft Françoise Marie Long het voortbestaan van het O.-L.-Vrouwehospitaal bevochten, ook wanneer zij op 31-jarige leeftijd als enige religieuze in het O.-L.-Vrouwehospitaal overblijft. Zij maakt vier politieke regimes mee. Zij wordt tot driemaal toe verjaagd uit het hospitaal. Tot driemaal toe keert zij er terug, telkens met de vaste overtuiging haar roeping en de zo belangrijke ziekendienst verder te zetten.
Françoise Marie Long wordt niet alleen geconfronteerd met moeilijkheden van buitenaf, maar ook met spanningen in de communiteit. Het weggaan van een aantal religieuzen om onduidelijke redenen, kort na haar intrede, blijft jarenlang als een pijn over de enkele achtergebleven zusters hangen. Ook de moeizame strijd zowel met het stadsbestuur als met de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen en met de bisschop om nieuwe kandidaten te mogen aannemen, drukt zwaar op Françoise Marie Long en op het voortbestaan van de communiteit. Tenslotte hebben de herhaalde beschuldigingen van wanbeheer aan haar adres, er tweemaal toe geleid dat zij uit haar functie van econome van het hospitaal wordt ontslagen.
Ondanks dat alles laat mevrouw Long een indruk na van moed en vastberadenheid. Loyaal verdedigt zij het hospitaal en haar gemeenschap zoveel ze kan en zover ze kan, maar zij doet het met mildheid en vergevensgezindheid. Wanneer zij sterft op 15 juni 1819, is vanwege haar medezusters één van de kostbaarste herinneringen : "zij was een sterke vrouw, gerijpt aan de moeilijkheden van het leven, mild en goed". Of zoals mevrouw Torné, één van haar opvolgsters, later schrijft:"Zij stierf zoals ze leefde, als een stichtend voorbeeld: alle onrecht, alle lasteringen die over haar persoon en haar bestuur werden verspreid, vergaf ze."