Op de bodem van de oude libellenvijver leefden veel larven bij elkaar. Regelmatig gebeurde het, soms zelfs heel onverwacht, dat één van hen langs een leliestengel omhoog kroop en het water verliet. Toch konden ze niet begrijpen waarom niemand uit hun groep ooit was teruggekomen nadat ze waren opgekropen langs de leliestengel. Daarom beloofden ze elkaar dat de volgende die aan de beurt kwam om naar boven te klimmen, terug zou komen om te vertellen wat er met haar gebeurd was. En kort daarna voelde één van hen de innerlijke drang om het water te verlaten. Zij kroop langs de stengel omhoog en zocht boven water een lelieblad om uit te rusten. En daar gebeurde er iets wonderlijks. Zonder er zelf iets voor te doen, kwam zij op het lelieblad los van de larve die zij geweest was en veranderde in een prachtige libel die glinsterde in de zon met schitterende vleugels. De libel dacht aan de belofte die ze gedaan had aan haar vrienden, maar hoe ze ook probeerde, het lukte haar niet om terug te keren. Terwijl ze heen en weer vloog over de vijver keek ze naar haar vrienden daar beneden. En toen begreep ze dat, zelfs als haar vrienden haar zouden kunnen zien, dat ze zo’n prachtig schepsel nooit zouden herkennen als één van de hunnen.